zoonvangod3

Belgische Christadelphians

Zoon van God

Gods Zoon de eniggeborene.

Hij noemde God zijn eigen Vader, en Christus wordt aanschouwd als een persoon die niet liegen kon. Hij loog ook niet over zich zelf en bleef steeds nederig daar Hij wist dat Zijn plaats lager was dan die van Zijn Vader, welke de Allerhoogste was, de hoogste geplaatste, de grootste god.

Ook gaf Jezus toe dat Hij niets vermocht zonder de zegen of zonder de Kracht van God. Hij liet duidelijk uitschijnen dat in wezen het Hij niet was die de wonderen deed, maar dat het Zijn Vader, Jehovah onze God was.

Merk ook op dat de Joden ook durfden aanhalen dat Jezus de werken van God de Vader: “’Gij doet de werken van uw vader.’ Zij zeiden Hem: ‘Wij zijn niet uit ontucht geboren; een vader hebben wij en dat is God.’” (Joh 8:41 WV78) Nochtans is het vreemd dat een Jood God als de vader aanhaalde. De Joodse hiërarchie haalt hier echter wel duidelijk aan God als hun vader te hebben. Maar Jezus gaat verder door zichzelf rechtstreeks in verband te brengen met God als Zijn Zoon.

De Joden geloven dat Jezus zich gelijk wil stellen als God door dat Hij zegt gelijkaardig te zijn. Johannes echter denkt ook niet dat Jezus beweerde gelijk te zijn, maar wel gelijkaardigheden had.

Dat de Messias gekend zou zijn als dé Zoon van God vinden wij in Psalm 2:7 en Ps 89:26-27:

“Zo gewaag ik van ‘s Heren besluit; Hij sprak tot mij: ‘gij zijt mijn zoon, Ik riep heden u in het leven.” (Ps 2:7 WV78)

“(89:27) Gelijk hij mijn naam zegt: ‘Gij mijn Vader, mijn God, mijn rots en mijn heil’. (89:28) zo doe Ik hem mijn eersteling wezen: boven koningen der aarde troont hij.” (Ps 89:26-27 WV78)

In die aanspraken van Jezus, de Nazareeër zouden wij moeten herkennen wie Hij werkelijk was, mede door Zijn daden. Naderhand kwamen er de bijgevoegde geschriften, welke wij nu het Nieuwe Testament noemen, die de verdere generaties duidelijkheid zouden moeten geven over de persoon Jezus.

“maar deze hier zijn opgetekend, opdat gij moogt geloven, dat Jezus de Christus is, de Zoon van God, en opdat gij door te geloven leven moogt bezitten in zijn Naam.” (Joh 20:31 WV78)

Nergens vinden wij in de geschriften een plaats waar Jezus zich er op beroept God zelf te zijn. Nergens is er een aantekening waar Jezus echt zegt dat Hij zichzelf Gelijk of Dezelfde als God te zijn.“Hij die bestond in goddelijke majesteit heeft zich niet willen vastklampen aan de gelijkheid met God:” (Flp 2:6 WV78)

Dat de Joden Hem zo aan zagen komt uit het feit dat Joden hem aanzagen als de woordvoeder en vertegenwoordiger, waardoor Hij eigenschappen van die vertegenwoordigde naar ons bracht en ook die uitingen gaf volgens de vertolking van die God.

Zo kan men soms ook engelen vinden in wiens naam God vertegenwoordigd is (cfr. Ex 23:20,21)

Ook heb ik vroeger reeds gewezen dat god staat voor machtige, hoog geplaatste, en dat men zo goden vind in de allerhoogste God. zo zal ook niemand denken of verwarren met Mozes dat deze dé God zou zijn, nochtans werd deze voor het volk en voor de Farao gebracht als "god". “Spreek met hem, leg hem uw woorden in de mond. Ik zal u beiden bijstaan als ge moet spreken en u ingeven wat ge moet doen. Laat hem in uw plaats spreken tot het volk; hij zal uw mond zijn, gij zijn god.” (Ex 4:15-16 WV78)

“Maar Jahwe sprak tot Mozes: ‘U breng Ik voor Farao als de god, en uw broer Aaron zal uw profeet zijn.” (Ex 7:1 WV78)

Ook al werd Mozes daar god genoemd heeft nog niemand die verwarring naar voor gebracht, terwijl men dit wel met Jezus doet. Van waar die andere benadering?

Vader en Zoon zijn gelijkaardig van nature, omdat zij uit elkaar gevormd zijn. Ze zijn gelijk in uitvoering doordat de Vader niets doet zonder de Zoon en de Zoon doet niets zonder de Vader. In die mate zijn zij onafscheidelijk verbonden met elkaar. Met geest en ziel staan ze dicht bij één, maar zij blijven naast elkaar en de een ondergeschikt aan de ander, maar toch hoger dan al de rest. “Hij is de afstraling van Gods heerlijkheid en het evenbeeld van zijn wezen en Hij houdt alles in stand door zijn machtig woord. En na de reiniging der zonden te hebben voltrokken, heeft Hij zich neergezet ter rechterzijde van de majesteit in den hoge,” (Heb 1:3 WV78)

“Jezus dan antwoordde en zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: De Zoon kan niets van Zichzelven doen, tenzij Hij den Vader dat ziet doen; want zo wat Die doet, hetzelve doet ook de Zoon desgelijks.” (Joh 5:19 STV)“De Vader toch heeft de Zoon lief en laat Hem alles zien wat Hij doet. Nog grotere werken dan deze zal Hij Hem tonen, zodat gij verbaasd zult staan.” (Joh 5:20 WV78)

Wij kunnen geen rechtstreekse getuigen meer zijn, maar wij hebben de volledige Heilige Schrift om ons een beeld te vormen van de Waarheid. Om ze te leren kennen moeten wij de Bijbel lezen en leren begrijpen. Wij moeten dan leren inzien wat er werkelijk staat en daar naar reageren.

“En dit is het eeuwig leven, dat zij U kennen, de enige ware God en Hem die Gij hebt gezonden, Jezus Christus.” (Joh 17:3 WV78)

Veel trinitariërs willen hier het bewijs van hun gelijk halen, maar hier wordt er op gewezen dat wij juist de énige ware God zullen leren kennen en Hem zullen kunnen leren kennen die Hij gezonden heeft.

In de oorspronkelijke tekst staat: "Maar dit is het eindeloze leven - dat zij mogen voort gaan om U te leren kennen, de enige Ware God, én (= plus) de Ene die U hebt voortgezonden (uitgezonden), Jezus Christus."

" Dit betekent eeuwig leven, dat zij voortdurend kennis in zich opnemen van u, de enige ware God, en van hem die gij hebt uitgezonden, Jezus Christus." (NWV)

"37 Ook de Vader zelf, die mij heeft gezonden, heeft getuigenis over mij afgelegd. GIJ hebt noch zijn stem ooit gehoord, noch zijn gedaante gezien; 38 en zijn woord hebt GIJ niet blijvend in U, omdat GIJ juist degene die hij gezonden heeft, niet gelooft.39 GIJ onderzoekt de Schriften, omdat GIJ denkt dat GIJ door middel daarvan eeuwig leven zult hebben; en deze leggen juist getuigenis over mij af. 40 En toch wilt GIJ niet tot mij komen opdat GIJ leven moogt hebben. 41 Ik neem geen heerlijkheid van mensen aan, 42 maar ik weet heel goed dat GIJ de liefde van God niet in U hebt. 43 Ik ben in de naam van mijn Vader gekomen, maar GIJ aanvaardt mij niet; indien iemand anders in zijn eigen naam kwam, zoudt GIJ hem aanvaarden. (Jo 5:37-43 NWV)

"4 Wat nu het eten van voedsel betreft dat aan afgoden is geofferd, wij weten dat een afgod niets is in de wereld en dat er geen God is dan één. 5 Want ook al zijn er die „goden" worden genoemd, hetzij in de hemel of op aarde, zoals er vele „goden" en vele „heren" zijn, 6 in werkelijkheid is er voor ons maar één God, de Vader, uit wie alle dingen zijn en wij voor hem; en er is één Heer, Jezus Christus, door bemiddeling van wie alle dingen zijn en wij door bemiddeling van hem." (1Co 8:4-6 NWV)

"20 Wij weten echter dat de Zoon van God is gekomen, en hij heeft ons het verstandelijke vermogen gegeven om de kennis van de waarachtige te verwerven. En wij zijn in eendracht met de waarachtige, door bemiddeling van zijn Zoon Jezus Christus. Dit is de waarachtige God en het eeuwige leven. 21 Kindertjes, hoedt U voor de afgoden." (1Jo 5:20-21)

Zoon van God

De geschiedschrijver H. G. Wells heeft gezegd dat iemands grootheid beoordeeld kan worden naar ’wat hij ter ontwikkeling achterlaat en of hij anderen ertoe heeft aangezet een nieuwe denkwijze te volgen met een vitaliteit die zich na zijn dood voortzet’. Ofschoon Wells geen christen beweerde te zijn, erkende hij: „Wanneer wij dit criterium hanteren, staat Jezus aan de top.”

Alexander de Grote, Karel de Grote (die reeds bij zijn leven als „de Grote” werd aangeduid) en Napoleon Bonaparte waren machtige heersers. Door hun buitengewoon indrukwekkende tegenwoordigheid oefenden zij een grote invloed uit op degenen die onder hen stonden. Toch heeft Napoleon naar verluidt gezegd: „Jezus Christus heeft zonder Zijn zichtbare, lichamelijke tegenwoordigheid invloed op en gezag over Zijn onderdanen uitgeoefend.”

Door zijn dynamische leringen en door de wijze waarop hij er in overeenstemming mee leefde, heeft Jezus bijna tweeduizend jaar lang krachtig invloed uitgeoefend op het leven van mensen. Zoals één schrijver dit passend onder woorden bracht: „Alle legers die ooit zijn opgetrokken en alle vloten die ooit zijn gebouwd en alle parlementen die ooit in zitting zijn bijeengekomen en alle koningen die ooit hebben geregeerd — die alle bij elkaar genomen, hebben het leven van de mens op deze aarde niet zo krachtig beïnvloed.”

Wie was Jezus eigenlijk?

Jezus’ eerste-eeuwse metgezellen dachten over die vraag na. Toen zij zagen dat Jezus op wonderbare wijze een door de wind opgezweepte zee tot bedaren bracht door deze te bestraffen, vroegen zij zich vol verbazing af: „Wie is dat toch?” Bij een andere, latere gelegenheid vroeg Jezus aan zijn apostelen: „Wie zegt gij dat ik ben?” (Markus 4:41; Matthéüs 16:15)[1].

Als u die vraag werd gesteld, wat zou u dan antwoorden? Was Jezus in werkelijkheid God? Velen in deze tijd beweren dat. Toch hebben zijn metgezellen nooit geloofd dat hij God was. Het antwoord van de apostel Petrus op Jezus’ vraag was: „Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.” (Matthéüs 16:16)[2].

Jezus heeft nooit beweerd God te zijn, maar hij erkende dat hij de beloofde Messías of Christus was. Hij zei ook dat hij „Gods Zoon” was, niet God (Johannes 4:25, 26; 10:36)[3]. Zelfs het Kwaad in hem en de bekoorders, beproevers en anderen brachten de verleiding naar voor om hem als God te nemen of te benoemen. Maar de Duivel die hem vroeg of hij God was kreeg een negatief antwoord. “Nu trad de verleider op Hem toe en sprak: ‘Als Gij de Zoon van God zijt, beveel dan dat deze stenen hier in brood veranderen.’” (Mt 4:3 WV78)[4]

Toch zegt de bijbel niet dat Jezus een mens als ieder ander mens was. Hij wasniet alleen een groot profeet[5] en een zeer bijzondere persoon. God bracht het leven van zijn Zoon over naar de schoot van een vrouw en Jezus werd een menselijke zoon van God, die op een normale manier door een vrouw ter wereld werd gebracht (Galaten 4:4). Toen Jezus zich in de baarmoeder ontwikkelde en daarna als jongen opgroeide, was hij afhankelijk van degenen die God als zijn aardse ouders had uitgekozen. Ten slotte werd Jezus een volwassen man (Johannes 8:23; 17:5)[6].

Omdat Jezus zijn hemelse Vader nauwgezet imiteerde, was hij de grootste mens die ooit heeft geleefd. Als een getrouwe Zoon volgde Jezus zijn Vader zo nauwkeurig na dat hij tot zijn volgelingen kon zeggen: „Wie mij heeft gezien, heeft ook de Vader gezien” (Johannes 14:9, 10). In elke situatie hier op aarde deed hij precies wat zijn Vader, de Almachtige God, gedaan zou hebben. „Ik [doe] niets uit eigen beweging”, legde Jezus uit, „maar deze dingen spreek ik zoals de Vader mij heeft geleerd” (Johannes 8:28)[7]. Zelfs zijn eigen spreken droeg hij op aan zijn Vader. [8]Jezus zei: “Ik heb niet namens mezelf gesproken, maar de Vader die mij gezonden heeft, heeft me opgedragen wat ik moest zeggen en hoe ik moest spreken. Ik weet dat zijn opdracht eeuwig leven betekent. Alles wat ik zeg, zeg ik zoals de Vader het mij verteld heeft.’” (Joh 12:49-50 NBV)

Wanneer wij dus het leven van Jezus Christus bestuderen moeten wij in acht nemen dat wij Jezus moeten aannemen zoals hij zichzelf zag als zoon van zijn en onze Vader. Ook door Jezus in zijn ware gedaante te erkennen krijgen wij in werkelijkheid een duidelijk beeld van hoe God precies is.

Wie zijn de zonen?

Zonen en dochters kent deze aarde. Zo worden kinderen van een ouder genoemd. In het begin der tijden was er niets buiten God de Allerhoogste. Deze schiep hemel en aarde.[9] Na dat de door Hem gevormde eerste mensen hadden gezondigd en vervolgens uit het paradijs werden gedreven om daar verder de wereld te bevolken, kwamen er vele nakomelingen of verdere erfgenamen van de eerste Adam[10]. Als eerste menselijk wezen kon Adam zich kind van God noemen en was hij zoon van God, terwijl de eerste vrouw, Eva, zich dochter van God kon noemen. Bij de uitdrijving na de eerste zondeval voorzag God een oplossing voor de mensheid en beloofde Hij een nieuwe mens die de zonder der wereld zou kunnen wegnemen. Doordat Jehovah God die mens ook op een bijzondere manier ter wereld liet komen door Zijn Kracht, werd er terug een nieuwe of tweede Adam ter wereld geplaatst. Deze Nieuwe Adam kreeg de naam Yeshua of Jezus.

Zonen van God door Christus Jezus

Nog een ander aspect van Jezus’ zoonschap is zijn besef dat voortaan de relatie van een mens tot God bepaald zou zijn door zijn relatie met Hem. Het heil zou niet meer te ontvangen zijn door ingelijfd te worden in het verbondsvolk Israël maar door geloof in Hem. Dit was de fundamentele betekenis van het wonder van de

spijziging van vijfduizend en nog eens vierduizend. Daarbij gaf Jezus Zich te kennen als het brood des levens. “Gelijk de levende Vader Mij gezonden heeft en Ik leef door de Vader, zo zal ook hij die Mij eet, leven door Mij... wie dit brood eet, zal in eeuwigheid leven” (Joh. 6:57-58)[11].

Juist vanwege zijn unieke status als God Zoon en zijn unieke relatie met de Vader wist Jezus dat Hij de taak had de Vader aan zijn volk te openbaren:

“Alle dingen zijn Mij overgegeven door mijn Vader en niemand kent de Zoon dan de Vader, en niemand kent de Vader dan de Zoon en wie de Zoon het wil openbaren” (Matthéüs 11:27).[12]

Met zijn komst en ophanden zijnde offerdood, opstanding en verhoging zou er een nieuwe heilstijd aanbreken. Voortaan zou de relatie van mensen tot God bepaald worden door hun relatie met Jezus Christus. Hierin ligt de verklaring van de wijze waarop Hij gewoon was, in tegenstelling met vroegere profeten, van God te spreke: de Vader van zijn volgelingen. Een opvallend deel van Jezus’ openbaring was dat Hij zijn volgelingen leerde God als hun Vader te kennen. Dit kwam niet, zoals liberale theologen hebben ge1eerd, vanwege zijn bijzonder inzicht, dat God de Vader is van alle mensen, doch als gevolg van zijn komst, want door in Hem te geloven worden zijn volgelingen als Gods kinderen aangenomen.

“Doch allen, die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden, hun, die in zijn naam geloven” (Johannes 1:12)[13].

In Jezus’ leer zien wij wat Paulus later heeft geconstateerd:

“Want gij zijt allen zonen van God, door het geloof, in Christus Jezus” (Galaten 3:26)[14].

“In liefde heeft Hij ons tevoren ertoe bestemd als zonen door Hem te worden aangenomen door Jezus Christus” (Efeziërs 1:5)[15]

Daarom leerde Hij zijn discipelen God in hun gebeden aan te spreken op een wijze die in die tijd onbekend was: “Onze Vader, die Je hemelen zijt” (Matthéus 6:9)[16].

Hij leerde zijn discipelen vertrouwen op Gods zorg voor hen, zowel in dit leven als voor de gave van zijn Koninkrijk:

Want uw hemelse Vader weet, dat gij dit alles behoeft” (Matthéüs 6:32)[17]

Zo bestaat bij uw Vader, die in de hemelen is, de wil niet, dat één dezer kleinen verloren gaat” (Matthéüs. 18:14)[18].

“Wees niet bevreesd, gij klein kuddeke! Want het heeft uw Vader behaagd u het Koninkrijk te geven” (Lucas 12:32)[19].

Als hoogtepunt van zijn openbaring van de Vader sprak Jezus over zijn openbare kruisiging. De profeten in Israël hadden Gods voornemen voorzegd, de ongerechtigheden van anderen weg te nemen door het lijden van zijn Knecht. Jezus laat zich dat dit voornemen de allergrootste blijk is van Gods liefde voor de wereld:

“Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe. Want God heeft niet zijn Zoon in de wereld gezonden, opdat Hij de wereld veroordele, maar opdat de wereld door Hem behouden worde” (Johannes 3:16-7)[20].

Jezus van Nazareth.

Jezus Christus was een groot onderwijzer die bijna 2000 jaar geleden in Palestina woonde.

Doorheen de eeuwen is er heel wat geschreven rond de Nazareen Jezus uit de Stam van David, die op een wonderbaarlijke wijze ter wereld zou gekomen zijn, stierf op een onmenselijke wijze en op wonderbaarlijke wijze uit de dood opstond en verdween van deze aarde.

Het verslag in de Evangeliën is geen vaag verhaal van gebeurtenissen die zich op een niet nader omschreven tijdstip en een niet met name genoemde plaats hebben afgespeeld. Tijd en plaats worden heel nauwkeurig vermeld. Zie als voorbeeld Lukas 3:1, 2, 21-23.

De eerste-eeuwse joodse geschiedschrijver Josephus sprak over de steniging van „Jakobus, den broeder van Jezus, bijgenaamd den Christus” (De joodse geschiedenis, Boek XX, hfdst. IX, par. 2). Een rechtstreekse verwijzing naar Jezus in Boek XVIII, hoofdstuk III, paragraaf 3, waar in zeer gunstige zin over hem wordt gesproken, wordt in twijfel getrokken door sommigen die beweren dat ze door christenen later is toegevoegd of verfraaid; maar erkend wordt dat woordkeus en stijl in essentie die van Josephus zijn, en bovendien staat de passage in alle beschikbare handschriften.

Tacitus, een Romeins geschiedschrijver uit het laatste gedeelte van de eerste eeuw G.T., schreef: „Zij [de christenen] ontleenden hun naam aan Christus, die onder keizer Tiberius door een vonnis van den stadhouder Pontius Pilatus de doodstraf had ondergaan.” — Annales, Boek 15, par. 44 (vertaald door dr. F. Pijper).

Met betrekking tot vroege niet-christelijke historische verwijzingen naar Jezus zegt The New Encyclopædia Britannica: „Deze onafhankelijke verslagen bewijzen dat in de oudheid zelfs de tegenstanders van het christendom nooit hebben getwijfeld aan de historiciteit van Jezus, welke voor het eerst en op ontoereikende gronden werd betwist door verschillende schrijvers aan het einde van de 18de, gedurende de 19de en in het begin van de 20ste eeuw.” — (1976), Macropædia, Deel 10, blz. 145.

Wonderbaarlijk ter wereld gekomen.

Jehovah, de Almachtige God, Schepper van hemel en aarde, stuurde zijn engel Gabriël vanuit de hemel om met Maria te praten. Gabriël vertelde Maria dat zij een baby zou krijgen, een jongetje. De baby zou Jezus heten.

De engel zei dat Jehovah God de vader van de baby zou zijn. Daarom zou Jezus de Zoon van God genoemd worden.

Zij luisterde bereidwillig naar Gods engel. Het was alsof zij naar God luisterde! Maria wilde graag doen wat God van haar vroeg, voelde zich vereerd maar bleef nederig en tijdens de latere jaren hield zij zich ook op de achtergrond.

Jehovah is de machtigste Persoon die er bestaat. Hij kan dingen doen die niemand anders kan doen. Jehovah bracht het leven van zijn Zoon tot het lichaam van Maria. Jezus begon in Maria’s lichaam te groeien net zoals andere baby’s in het lichaam van hun moeder groeien. Daarna trouwde Maria met Jozef.

Toen kwam de tijd dat Jezus geboren zou worden. Hij werd in de stad Bethlehem geboren. Maria en haar man Jozef brachten een bezoek aan die stad. Maar Bethlehem was vol met mensen. In de nacht dat Jezus werd geboren, was er voor Maria en Jozef niet eens een kamer waar zij konden overnachten. Zij moesten de baby Jezus in een kribbe leggen. Een kribbe is een voederbak voor koeien en andere dieren.

Er gebeurden opwindende dingen in de nacht dat Jezus werd geboren. Vlak bij Bethlehem sprak een engel met een paar herders. Hij vertelde de herders dat Jezus een heel belangrijk persoon was. Hij zei tegen hen: ’Zie! Ik vertel jullie goed nieuws dat de mensen blij zal maken. Er is vandaag iemand geboren die de mensen zal redden.’ Jezus zou veel goede dingen doen voor de mensen die God liefhebben. (Lukas 2:10, 11)[21].

De Nieuwgeborene Jezus kan terecht als een schepsel van God aanzien worden, zoals wij ook allemaal schepsels van God zijn. Maar door de rechtstreekse plaatsing van Christus in de moederschoot van Maria heeft Hij het voorrecht zich te kunnen beroepen de derde rechtstreeks op aarde geplaatste mens te zijn en welbepaalde de tweede Adam te zijn. Jezus kan werkelijk als rechtstreekse schepping er zich op beroepen rechtstreeks kind te zijn van God en zich daarom ook Zoon van God noemen. Enkel Jezus kan zich er op beroepen geboren te zijn uit en afstammeling te zijn van een mens (de moeder Maria) en van God. Door geplaatst te zijn in een moederschoot kan Jezus er zich ook op beroepen de eerstgeborene van God te zijn. [22]

Geboren als menselijke zoon van God; geen Godmens.

Enkele eeuwen na koning David werd Jeruzalem bedreigd door twee vijanden, verenigd met één gemeenschappelijk doel, de koning der Joden of koning van het huis van David van de troon af te zetten. Dat zou tot gevolg hebben dat het Gods verbond met David teniet gedaan kon worden. Dit was dan een bijzonder geschikte gelegenheid om het teken bekend te maken dat Jehovah zou geven en waaruit zou blijken dat de troon van David tot in de eeuwigheid zou blijven.

God Zelf had dat teken vastgesteld dat er een maagd een kind zou krijgen en zij het kind Immanuël (dit betekent ‘God is met ons’) zou noemen. En dat kind zou als een Zoon ons gegeven worden en de heerschappij zal op Zijn schouders rusten.

Ook werd kenbaar gemaakt dat die zoon koninklijke titels zou krijgen als “Wonderbare Raadgever, Machtige God, Vader der eeuwen, Vorst van de vrede”. Noch meer werd er over hem gezegd dat aan Zijn groeiende en vredevolle bewind nooit een einde zal komen. Vanaf de troon van Zijn vader David zal Hij met volmaakte eerlijkheid en rechtvaardigheid regeren. Hij zal alle volken van de wereld echte rechtvaardigheid en vrede brengen. En dit alles zal gebeuren, omdat de brandende liefde van de Jehovah God van de hemelse legers zich heeft voorgenomen dit te doen! [23]

Doordat Jezus door de rechtstreekse Kracht van God verwekt is kan hij zich ook werkelijk Zoon van God noemen.

Hebr. 2:9, 14, 17 „Wij zien Jezus, die een weinig lager dan engelen gemaakt is, met heerlijkheid en eer gekroond omdat hij de dood heeft ondergaan. . . Omdat nu de ’jonge kinderen’ deel hebben aan bloed en vlees, heeft ook hij insgelijks daaraan deelgenomen. . . Vandaar dat hij in alle opzichten aan zijn ’broeders’ gelijk moest worden.”[24]

Gal. 4:4 „Toen de volledige tijdgrens was gekomen, zond God zijn Zoon uit, die uit een vrouw werd geboren.”

Luk. 1:30-35 „Daarom zei de engel tot haar: ’Vrees niet, Maria, want gij hebt gunst gevonden bij God; en zie! gij zult in uw schoot ontvangen en een zoon baren, die gij de naam Jezus moet geven. . . . Heilige geest zal over u komen en kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen. Daarom ook zal hetgeen wordt geboren, heilig, Gods Zoon, worden genoemd.’””Dit is mijn Zoon”.

Toen Jezus dertig jaar werd, begon hij zijn bediening „om getuigenis af te leggen van de waarheid”

In de tijd dat Johannes nog vrij was verliet Jezus Galilea, mengde Zich tussen de mensen om Zich ook door hem in de Jordaan te laten dopen. Maar Johannes wilde dat niet doen. “Ik moet door U worden gedoopt,” protesteerde hij, “in plaats van U door mij.” “Toch wil Ik dat je Mij doopt,” antwoordde Jezus. “Want we moeten precies doen wat God van ons verlangt.” Toen doopte Johannes Hem. Na gedoopt te zijn, klom Jezus meteen op de oever. Na Zijn doop, terwijl Hij in gebed was, ging de hemel open en streek de Heilige Geest als een duif op Hem neer. Een stem uit de hemel zei: “U bent Mijn Zoon, die Ik liefheb. Mijn hart verheugt zich in U.” “Dit is mijn geliefde Zoon; Hij verheugt mijn hart.”

Jezus begon in het openbaar op te treden toen Hij ongeveer dertig jaar oud was. Men dacht dat Jozef Zijn vader was.” (Matthéüs 3:13-17, Lukas 3:21-23)[25].

Voor Hij ter dood werd veroordeeld gaf Hij pas te kennen dat Hij een koning was omdat Pilatus dat woord gebruikt. naar wie men best luisterde. (Johannes 18:37)[26]

Zijn grote onderwijzingswerk behoorde bij het werk dat Jehovah God zijn Zoon op aarde wilde laten verrichten.

Ongeveer drie jaar later gingen Jezus en een paar van zijn volgelingen een hoge berg op. Wat gebeurde daar? Terwijl de anderen toekeken, begonnen Jezus’ kleren helder te schijnen. Toen werd Gods eigen stem gehoord. Jehovah zei over Jezus: „Dit is mijn Zoon, de geliefde.” God was blij met zijn Zoon. (Markus 9:2-8).

Jezus deed altijd wat juist was. Hij deed zich niet voor als iemand die hij in werkelijkheid niet was. Hij zei de mensen niet dat hij God was. De engel Gabriël had aan Maria gezegd dat Jezus de Zoon van God genoemd zou worden. Jezus zei zelf dat hij Gods Zoon was. En hij vertelde de mensen niet dat hij meer wist dan zijn Vader. Hij zei: „De Vader is groter dan ik.” (Johannes 14:28)[27].

Toen Jezus’ Vader hem werk te doen gaf, deed Jezus dit. Hij zei niet: ’Ja, ik zal het doen’, terwijl hij daarna iets anders deed. Hij hield van zijn Vader. Daarom luisterde hij naar zijn Vader.

Eén reden waarom Jezus zo’n groot onderwijzer was, is dat hij luisterde. Hij wist hoe belangrijk het is te luisteren. Maar naar wie luisterde Jezus? Wie onderwees hem? — Jezus’ Vader. En Jezus’ Vader is God. Jezus doet altijd wat zijn Vader graag wil. Daarom is zijn Vader blij met hem. En weet je wat Jezus’ Vader heeft gedaan? — Hij heeft zelfs vanuit de hemel gesproken om tot de mensen te zeggen: „Dit is mijn Zoon.”

God zelf zegt dat wij naar Jezus moeten luisteren. Op zekere dag, toen Jezus met drie van zijn vrienden op een hoge berg was, zei een stem uit de hemel: „Dit is mijn Zoon, de geliefde, die ik heb goedgekeurd; luistert naar hem.” God zei dat wij naar zijn Zoon moeten luisteren. (Matthéüs 17:1-5)[28].

Tijdens zijn bediening gaf Jezus zijn discipelen de sleutel voor het omgaan met verschillende problemen in hun leven.

Erfenis.

“De engel antwoordde haar: De Heilige Geest zal op u neerdalen, en de kracht van den Allerhoogste zal u overschaduwen; daarom ook zal wat uit u wordt geboren, heilig zijn, en de Zoon van God worden genoemd.” (Lu 1:35 CANIS)[29]

Het verklarende woord “daarom” geeft de grond en oorzaak van Jezus’ zoonschap; Hij zal Gods Zoon zijn omdat God hem door zijn heilige kracht zal verwekken in de menselijke vrouw Maria, waardoor Jezus evenzeer ook de zoon van Maria zal zijn.

Ieder kind dat ter wereld komt heeft een dubbele erfenis. Zo ook heeft Jezus in eerste instantie het menselijk overgeërfde van zijn moeder en zijn cultureel overgeërfde eigenschap, namelijk de overdracht van het Jood zijn via de vrouw Maria. Van haar heeft hij de zelfde menselijke natuur ontvangen als wij van onze beide ouders hebben gekregen, zodat er achteraf van Jezus wordt gezegd dat hij “in alle dingen op gelijke wijze als wij is verzocht geweest, doch zonder te zondigen” (Hebreeuwen 4:15) [30] Christus heeft tijdens zijn leven op aarde onder tranen en met luide stem gesmeekt en gebeden tot Hem die hem kon redden van de dood. Jezus bad tot de enige die ook ons kan redden. Jezus bad niet tot de Christus maar tot Jehovah en werd verhoord vanwege zijn diep ontzag voor God. Hoewel hij zijn Zoon was, heeft hij moeten lijden, en zo heeft hij gehoorzaamheid geleerd.” (Heb 5:7-8) [31]

Vandaar dat hij, ook na zijn opstanding en verhoging, gewoonlijk mens wordt genoemd.

“Want God is één, één is ook de middelaar tussen God en mensen: een mens, Christus Jezus,” (1Ti 2:5 NB)[32]

Die mensen zijn zonen en/of dochters van een ouder. En zij die God liefhebben en zijn geboden onderhouden zullen aanzien worden als kinderen of zonen en dochters van de levende God. “Welke Hij ook geroepen heeft, [namelijk] ons, niet alleen uit de Joden, maar ook uit de heidenen. Gelijk Hij ook in Hosea zegt: Ik zal hetgeen Mijn volk niet was, Mijn volk noemen, en die niet bemind was, [Mijn] beminde. En het zal zijn, in de plaats, waar tot hen gezegd was: Gijlieden zijt Mijn volk niet, aldaar zullen zij kinderen des levenden Gods genaamd worden.” (Ro 9:24-26 STV)[33] “het zal zijn in plaats van waar tot hen gezegd werd ‘mijn gemeente zijt gij niet’, daar zullen ze genoemd worden ‘zonen–en–dochters van een levende God’” (Ro 9:26 NB)

Maar Simon Petrus wist heel goed toen hij Jezus antwoordde: ‘Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.’ (Mt 16:16 WV78) wat hij bedoelde[34]. Hij was er bewust van dat de man naar wie hij opkeek niet enkel kind van Jozef en Maria was, maar de Verlosser die door God reeds lang geleden beloofd was en nu op wonderbaarlijke wijze op de aarde was geplaatst. Jehovah had Jezus verwekt in Maria waardoor Jezus ook Gods eigenschappen of DNA overerfde. Het waren ook die eigenschappen afkomstig van God die Jezus tijdens zijn aardse leven uniek maakten. Zijn edele gezindheid, zijn geduld, zijn mogelijkheid om makkelijk te spreken en iedereen te benaderen, zijn affiniteit met zijn Vader en zijn besef van een unieke relatie met hem. Reeds op twaalfjarige leeftijd wilde hij dat anderen dat ook zouden merken en vroeg hij ook aan anderen “Maar Hij antwoordde: ‘Wat hebt ge toch naar Mij gezocht? Wist ge dan niet, dat Ik in het huis van mijn Vader moest zijn?’” (Lu 2:49 WV78) Ook anderen moesten weten dat hij de dingen van zijn Vader moest doen.[35]

Gods Zoon de Gezalfde.

Vrijwillig begonnen er mensen zich rond Jezus te scharen en bevonden er tussen hen mannen zoals Andreas, de broer van Simon Petrus. Dezen voelden aan dat Jezus hen veel had te leren en wel die lang verwachte Redder kon zijn. Jezus volgelingen zagen in Hem de Verlosser, de Messias. Andreas ontmoette zijn broer Simon en zei tegen hem: “Wij hebben de Christus gevonden, de Gezalfde.” (Joh 1:40-41)[36]

Werd Messías, of Gezalfde, toen er na zijn doop in water heilige geest op hem kwam.

Lukas 3:21-23 „Toen nu al het volk werd gedoopt, werd ook Jezus gedoopt, en terwijl hij bad, werd de hemel geopend en daalde de heilige geest in lichamelijke gedaante gelijk een duif op hem neer, en er kwam een stem uit de hemel: ’Gij zijt mijn Zoon, de geliefde; ik heb u goedgekeurd.’ Deze Jezus was bovendien, toen hij met zijn werk begon, ongeveer dertig jaar.”

Johannes 1:40, 41 „Een van de twee die hadden gehoord wat Johannes had gezegd en Jezus waren gevolgd, was Andréas, de broer van Simon Petrus. Deze vond eerst zijn eigen broer, Simon, en hij zei tot hem: ’Wij hebben de Messias (hetgeen vertaald betekent: Christus) gevonden.’”

Johannes 4:25, 26 „De vrouw zei tot hem: ’Ik weet dat de Messias komt, die Christus wordt genoemd. Wanneer die gekomen zal zijn, zal hij ons alle dingen openlijk bekendmaken.’ Jezus zei tot haar: ’Dat ben ik, die met u spreek.’”

Handelingen der Apostelen 10:38 „Jezus, die van Nazareth was, hoe God hem met heilige geest en kracht heeft gezalfd, en hij ging het land door, wéldoend en gezond makend allen die door de Duivel onderdrukt waren.”

In Jezus vervulde profetieën getuigen dat hij Messías was.

Micha 5:2 „En gij, o Bethlehem Efratha, die te klein zijt om onder de duizenden van Juda gerekend te worden, uit u zal mij voortkomen degene die heerser in Israël zal worden, wiens oorsprong is uit oude tijden.” (Vergelijk Matth. 2:1-6; Luk. 2:4-11.)

Gen. 49:10 „De scepter zal van Juda niet wijken, noch de gebiedersstaf van tussen zijn voeten, totdat Silo komt; en aan hem zal de gehoorzaamheid der volken behoren.” (Vergelijk Matth. 1:2-16; Luk. 3:23-33; Hebr. 7:14.)

Jer. 23:5, 6 „’Zie! Er komen dagen’, is de uitspraak van Jehovah, ’en ik zal David stellig een rechtvaardige spruit verwekken. En een koning zal stellig regeren en met doorzicht handelen en gerechtigheid en rechtvaardigheid in het land oefenen. In zijn dagen zal Juda gered worden, en Israël zelf zal in zekerheid verblijf houden. En dit is zijn naam waarmee hij genoemd zal worden: Jehovah is onze rechtvaardigheid.’” (Vergelijk Matth. 1:1, 6-16; Luk. 1:32; 2:4; 3:23-31; Rom. 3:25, 26.)

Jes. 7:14 „Daarom zal Jehovah zelf u een teken geven: Ziet! Het meisje [LXX: parthenos („maagd”)] zelf zal werkelijk zwanger worden, en zij baart een zoon, en zij zal hem stellig de naam Immanuël geven.” (Vergelijk Matth. 1:18-25.)

Zach. 9:9 „Verblijd u zeer, o dochter van Sion. Juich in triomf, o dochter van Jeruzalem. Zie! Uw koning zelf komt tot u. Hij is rechtvaardig, ja, gered; nederig, en rijdend op een ezel.” (Vergelijk Matth. 21:1-9; Mark. 11:7-11; Luk. 19:28-38.)

Ps. 118:22 „De steen die de bouwlieden hebben verworpen, is het hoofd van de hoek geworden.” (Vergelijk Hand. 3:14; 4:11; 1 Petr. 2:7.)

Jes. 53:12 „Zelfs onder de overtreders werd [hij] geteld.” (Vergelijk Matth. 26:55, 56; 27:38; Mark. 14:48, 49; 15:27.)

Ps. 34:20 „Hij behoedt al zijn beenderen; niet één ervan is gebroken.” (Vergelijk Joh. 19:33, 36.)

Jes. 53:9 „Hij zal zijn grafstede zelfs bij de goddelozen stellen, en bij de rijke klasse in zijn dood, ondanks het feit dat hij geen geweld had gepleegd en er geen bedrog in zijn mond was.” (Vergelijk Matth. 27:38, 57-60.)

Ps. 16:10 „Want gij zult mijn ziel in Sjeool niet verlaten.” (Vergelijk Hand. 2:25-31; 13:34-37.)

Deut. 18:18, 19 „Een profeet zal ik voor hen verwekken uit het midden van hun broeders, aan u gelijk; en ik zal inderdaad mijn woorden in zijn mond leggen, en hij zal stellig tot hen spreken alles wat ik hem gebieden zal. En het moet geschieden dat de man die niet naar mijn woorden, die hij in mijn naam zal spreken, zal luisteren, van hem zal ikzelf rekenschap eisen.” (Vergelijk Matth. 21:11; Luk. 7:16; Hand. 3:19-24.)

Voor Jezus was het duidelijk aan wie al de eer toe kwam voor zijn aanwezigheid hier op aarde, de bijzondere daden die hij kon verrichten en voor de enorme kracht maar ook rust die hij kon uitstralen. Ook wist hij zeer goed wie hij daarvoor moest danken en tot wie zijn volgelingen en wij ons ook moesten richten indien wij werkelijk zijn leer en Gods leer wilden navolgen. Jezus begon het Modelgebed door God aan te spreken als „onze Vader”.

Jezus bleef op alle ogenblikken zeer bewust van zijn positie en onderging ook alle moeilijkheden die alle mensen moesten ondergaan. Opgroeien, omgaan met anderen, gevoelens van voldaanheid, blijdschap maar ook verdriet en pijn.

Verkondiger.

Sinds Abraham namen verscheidene mensen aan dat zij een aartsvader hadden. Vervolgens geloofden zij dat er meerdere mannen en vrouwen waren geweest die hen kwamen vertellen wat zij moesten doen om de belofte van God te zien realiseren. Meerdere Profeten kwamen tot de mensen om Gods Waarheid te verkondigen.

Met Jezus konden zij een wel zeer bijzondere profeet vinden. Christus had een zuivere geest en zijn hemelse Vader zorgde er voor dat hij enkel de waarheid kon vertellen. Door de goddelijke Bron van Leven was hij onbesmet geboren. En ook al kon hij zo als elke mens verleid worden bleef hij het kwaad afwenden. (Vergelijk zijn bekoring in de woestijn, zijn woede aanval in de tempel, zijn bevraging aan God na het Laatste Avondmaal.)

Verkondigde zonder te schipperen Gods waarheid.

Johannes 8:40, 44, 45 „Nu zoekt gij mij, een mens die u de waarheid heeft gezegd, welke ik van God heb gehoord, te doden. . . . Gij zijt uit uw vader de Duivel, en gij wenst de begeerten van uw vader te doen. Die was een doodslager toen hij begon, en hij stond niet vast in de waarheid, omdat er geen waarheid in hem is. Wanneer hij de leugen spreekt, spreekt hij overeenkomstig zijn eigen aard, want hij is een leugenaar en de vader van de leugen. Omdat ik daarentegen de waarheid zeg, gelooft gij mij niet.”

Matthéus 23:13, 16, 23 „Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars! omdat gij het koninkrijk der hemelen toesluit voor de mensen; want zelf gaat gij er niet binnen, en degenen die op weg zijn er binnen te gaan, staat gij dit niet toe. Wee u, blinde gidsen. . . Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars! want gij geeft tienden van de munt en de dille en de komijn, maar hebt de gewichtiger zaken der Wet, namelijk gerechtigheid en barmhartigheid en getrouwheid, veronachtzaamd. Deze dingen moest men doen, en toch de andere niet veronachtzamen.”

1 Timotheus 6:13 „Christus Jezus, die als een getuige voor Pontius Pilatus de voortreffelijke openbare bekendmaking heeft afgelegd.”

Johannes 18:37 „Hiertoe ben ik geboren en hiertoe ben ik in de wereld gekomen, om getuigenis af te leggen van de waarheid. Een ieder die aan de zijde van de waarheid staat, luistert naar mijn stem.”

Zie ook Matthéus 15:1-9: “Toen kwamen schriftgeleerden en farizeeën van Jeruzalem op Hem af, en zeiden: Waarom overtreden uw leerlingen de overlevering der ouden? Zij wassen hun handen niet eens, als ze brood eten. Hij gaf hun ten antwoord: Waarom overtreedt gijzelf Gods gebod ter wille van uw overlevering? Want God heeft gezegd: Eert uw vader en moeder; en: Wie vader of moeder vloekt, moet sterven. Maar gij verklaart: Wie tot vader of moeder zegt: “Alles, waarmee ik u van dienst zou kunnen zijn, is tot offergave bestemd,” behoeft vader of moeder niet te eren. En om uw overlevering ziet gij Gods gebod over het hoofd. Huichelaars, terecht heeft Isaias van u geprofeteerd: Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is verre van Mij. Ze eren Mij tevergeefs, daar ze leerstellingen voordragen, die menselijke geboden zijn.” (Mt 15:1-9 CANIS)

Wonderen getuigen dat hij Gods steun had.

Lukas 5:17-25 „Jehovah’s kracht was daar aanwezig, opdat hij gezond kon maken. En zie! enige mannen droegen op een bed een mens die verlamd was. . . hij [zei] tot de verlamde: ’Ik zeg u: Sta op en neem uw kleine bed op en ga naar huis.’ En ogenblikkelijk stond hij op, voor hun ogen, nam datgene waarop hij had gelegen, op en ging, God verheerlijkend, naar zijn huis.” (Zie ook Matth. 8:5-13.)

Lukas 6:6-10 „Er was een mens aanwezig met een verdorde rechterhand. . . . hij [zei] tot de man: ’Strek uw hand uit.’ Hij deed het en zijn hand werd hersteld.”

Lukas 8:43, 44 „Een vrouw die al twaalf jaar aan een bloedvloeiing leed en bij niemand genezing had kunnen vinden, naderde van achteren en raakte de franje van zijn bovenkleed aan, en ogenblikkelijk hield haar bloedvloeiing op.”

Lukas 13:11-13 „En zie! er was een vrouw die al achttien jaar een geest van zwakheid had, en zij was kromgebogen en kon zich in het geheel niet oprichten. Toen Jezus haar zag, sprak hij haar toe en zei tot haar: ’Vrouw, gij zijt van uw zwakheid verlost.’ En hij legde zijn handen op haar, en ogenblikkelijk richtte zij zich op en verheerlijkte God.”

Johannes 5:5-9 „Er was echter een zeker mens die al achtendertig jaar ziek was. Toen Jezus deze zag liggen, . . . zei [hij] tot hem: ’Sta op, neem uw veldbed op en loop.’ En onmiddellijk werd de mens gezond, en hij nam zijn veldbed op en liep.”

Matthéus 12:22 „Toen bracht men een door een demon bezetene tot hem die blind en stom was; en hij genas hem, zodat de stomme sprak en zag.” (Zie ook Luk. 18:35-43; Mark. 5:1-20; Joh. 9:1-33.)

Lukas 9:38-43 „Een man uit de schare riep en zei: ’Leraar, ik smeek u naar mijn zoon te komen kijken, want hij is mijn eniggeborene, en zie! een geest overweldigt hem, en hij schreeuwt het plotseling uit, en hij doet hem stuiptrekken tot het schuim hem op de mond staat, en ook nadat hij hem letsel heeft toegebracht, gaat hij nog maar nauwelijks van hem weg.’ . . . Jezus bestrafte de onreine geest en maakte de jongen gezond en gaf hem aan zijn vader terug. Zij nu stonden allen versteld over de majestueuze kracht van God.” (Zie ook Matth. 4:24.)

Lukas 17:12-14 „Toen hij een zeker dorp binnenging, kwamen hem tien melaatsen tegemoet. . . En toen hij hen gewaar werd, zei hij tot hen: ’Gaat u aan de priesters laten zien.’ Het geschiedde dan, terwijl zij heengingen, dat zij werden gereinigd.” (Zie ook Luk. 5:12-15.)

Joh. 11:39-44 „Jezus zei: ’Neemt de steen weg.’ Martha, de zuster van de overledene, zei tot hem: ’Heer, hij moet nu al rieken, want hij is reeds vier dagen dood.’ . . . hij [riep] met een luide stem: ’Lazarus, kom naar buiten!’ De man die dood was geweest, kwam naar buiten, zijn voeten en handen met zwachtels gebonden, en een doek om zijn gelaat gebonden. Jezus zei tot hen: ’Maakt hem los en laat hem gaan.’” (Zie ook Luk. 7:11-16.)

Markus 6:38-44 „Hij zei tot hen: ’Hoeveel broden hebt gij? Gaat eens zien!’ . . . zij [zeiden]: ’Vijf, plus nog twee vissen.’ . . . Hierop nam hij de vijf broden en de twee vissen, keek omhoog naar de hemel en sprak de zegen uit, en hij brak de broden en gaf ze aan de discipelen, opdat zij ze aan de mensen zouden voorzetten; en hij verdeelde de twee vissen voor allen. Zij aten dan allen en werden verzadigd; en afgezien van de vissen, haalden zij twaalf manden vol brokken op. Bovendien hadden vijfduizend mannen van de broden gegeten.” (Zie ook Mark. 8:1-9.)

Lukas 8:22-25 „Zij staken derhalve van wal. Maar terwijl zij voeren, viel hij in slaap. Nu barstte er een hevige storm op het meer los, en zij maakten water en raakten in gevaar. Tenslotte gingen zij naar hem toe en wekten hem en zeiden: ’Onderwijzer, Onderwijzer, wij vergaan haast!’ Hij stond op, bestrafte de wind en het woeden van het water, en ze bedaarden en er ontstond een kalmte. . . . zij [verwonderden] zich, terwijl zij tot elkaar zeiden: ’Wie is dat toch wel, want hij beveelt zelfs de winden en het water, en ze gehoorzamen hem?’”

Lukas 5:4-6 „Hij [zei] tot Simon: ’Steek af naar het diepe, en werpt uw netten uit voor een vangst.’ Maar Simon gaf ten antwoord: ’Onderwijzer, wij hebben de hele nacht gezwoegd en niets gevangen, maar op uw verzoek zal ik de netten neerlaten.’ Toen zij dit nu gedaan hadden, sloten zij een grote menigte vis in. Ja, hun netten dreigden te scheuren.”

Loskoop- of Zoenoffer.

Mens heeft losprijs nodig om van slavernij aan zonde en dood bevrijd te worden.

Romeinen 5:12 „Door bemiddeling van één mens [is] de zonde de wereld. . . binnengekomen en door middel van de zonde de dood, en aldus [heeft] de dood zich tot alle mensen. . . uitgebreid omdat zij allen gezondigd hadden.”

Romeinen 3:23 „Allen hebben gezondigd en bereiken niet de heerlijkheid Gods.”

Ps. 51:5 „Zie! Met dwaling werd ik met barensweeën voortgebracht, en in zonde heeft mijn moeder mij ontvangen.”

Psalm 49:7-9 „Niet één van hen kan zelfs ook maar een broeder op enigerlei wijze loskopen, noch God een losprijs voor hem geven, (en de loskoopprijs voor hun ziel is zo kostbaar dat die tot onbepaalde tijd heeft opgehouden) opdat hij nog voor eeuwig zou leven en de kuil niet zou zien.”

Zie voor meer uitleg: Zoenoffer.

Uiting van zijn liefde jegens mensheid

Johannes 3:16 „God heeft de wereld zozeer liefgehad dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben.”

1 Johannes 4:9 „Hierdoor werd de liefde Gods in ons geval openbaar gemaakt, dat God zijn eniggeboren Zoon naar de wereld heeft uitgezonden, opdat wij door bemiddeling van hem leven zouden verwerven.

Stierf als losprijs, waardoor hij weg tot eeuwig leven opende voor allen die zouden geloven.

In de voorbije eeuwen heeft de mensheid meerdere profeten zien komen en gaan. Deze voorsprekers van God brachten het Woord van God tot ons. Meermaals moesten zij hiervoor veel opofferen.

Jezus was een goed verteller en wel de machtigste profeet tot dusver. Hij is de meest voortreffelijke Herder die hier op aarde is gekomen om de mensheid terug in verzoening met God te brengen. Jezus kwam opdat wij leven en overvloed zouden hebben! Als de goede herder zette hij lijf–en–ziel in voor de schapen. (Johannes. 10:11)[37]

Matthéus 20:28 „Evenals de Zoon des mensen niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen en zijn ziel te geven als een losprijs in ruil voor velen.”

1 Timotheus 2:5, 6 „Er is één God en één middelaar tussen God en de mensen, een mens, Christus Jezus, die zichzelf gegeven heeft als een overeenkomstige losprijs voor allen.”

Efeziërs 1:7 „Door bemiddeling van hem hebben wij de verlossing door losprijs door middel van diens bloed, ja, de vergeving van onze overtredingen.”

Johannes 3:16 „God heeft de wereld zozeer liefgehad dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben.”

1 Johannes 4:9, 10 „Hierdoor werd de liefde Gods in ons geval openbaar gemaakt, dat God zijn eniggeboren Zoon naar de wereld heeft uitgezonden, opdat wij door bemiddeling van hem leven zouden verwerven. De liefde bestaat in dit opzicht niet hierin dat wij God hebben liefgehad, maar dat hij ons heeft liefgehad en zijn Zoon heeft uitgezonden als zoenoffer voor onze zonden.”

Johannes 3:36 „Hij die geloof oefent in de Zoon, heeft eeuwig leven; hij die de Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de gramschap Gods blijft op hem.”

1 Petrus 1:18, 19 „Gij weet dat gij niet met vergankelijke dingen, met zilver of goud, werd bevrijd van uw vruchteloze vorm van gedrag, die gij door overlevering van uw voorvaders hebt ontvangen. Maar het was met kostbaar bloed, gelijk dat van een onbesmet en onbevlekt lam, ja, van Christus.”

Openbaring 5:9 „Gij hebt met uw bloed uit elke stam en taal en elk volk en elke natie personen voor God gekocht.”

Galaten 1:4 „Hij heeft zichzelf voor onze zonden gegeven om ons te bevrijden van het tegenwoordige goddeloze samenstel van dingen, volgens de wil van onze God en Vader.”

Hebreeuwen 9:26-28 „Nu heeft hij zich in het besluit van de samenstelsels van dingen eens voor altijd gemanifesteerd om zonde weg te doen door middel van het slachtoffer van zichzelf. En zoals het voor de mensen weggelegd is eens voor altijd te sterven, maar daarna een oordeel, zo werd ook de Christus eens voor altijd geofferd om de zonden van velen te dragen, en de tweede maal dat hij verschijnt, zal het afgescheiden van zonde zijn en aan hen die vurig naar hem uitzien voor hun redding.”

Romeinen 14:9 „Hiertoe is Christus gestorven en wederom tot leven gekomen, opdat hij Heer over zowel de doden als de levenden zou zijn.”

Vergeving van zonden en redding tot eeuwig leven alleen mogelijk d.m.v. Christus.

Handelingen 4:12 „Bovendien is er in niemand anders redding, want er is onder de hemel geen andere naam die onder de mensen is gegeven, waardoor wij gered moeten worden.”

Johannes 1:29 „Hij [zag] Jezus naar zich toe komen, en hij zei: ’Zie, het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt!’”

Hand. 10:43 „Over hem leggen alle profeten getuigenis af dat een ieder die geloof in hem stelt, vergeving van zonden krijgt door middel van zijn naam.”

Openbaring 7:9, 10, 14-17 „Na deze dingen zag ik, en zie! een grote schare, die niemand tellen kon, uit alle natiën en stammen en volken en talen, staande voor de troon en voor het Lam, gehuld in lange witte gewaden, en er waren palmtakken in hun handen. En zij blijven met een luide stem roepen, zeggende: ’Redding hebben wij te danken aan onze God, die op de troon is gezeten, en aan het Lam.’ . . . hij zei tot mij: ’Dezen zijn het die uit de grote verdrukking komen, en zij hebben hun lange gewaden gewassen en hebben ze wit gemaakt in het bloed van het Lam. . . . het Lam, dat in het midden van de troon is, zal hen welden en hen naar bronnen van wateren des levens leiden.’”

Lager geplaatste dan God.

Als ondergeschikte aan God kwam hij hier op aarde als een dienaar van God, of als een Slaaf voor de mensheid, die steeds op Zijn Vader bleef vertrouwen buiten het twijfel moment in de tuin van Getsemané en op het einde van zijn leven toen hij zich afvroeg waarom God hem verlaten had.

Als mensen iets zeiden over hem bevestigde Jezus het of sprak het tegen of negeerde hij het. Eens zei een vrouw tegen Jezus. “U moet een profeet zijn! Op welke plaats moeten wij God eigenlijk aanbidden? Hier op de berg Gerizim zoals onze voorouders altijd deden of in Jeruzalem zoals de Joden zeggen?” Jezus antwoordde: “Geloof Mij, er komt een tijd dat de mensen de Vader niet zullen aanbidden op de Gerizim en ook niet in Jeruzalem. U aanbidt blindelings, want u kent God niet. Wij weten wie wij aanbidden. Wij kennen God. De Redder van de wereld komt uit het Joodse volk. Het gaat er niet om wáár wij de Vader aanbidden, maar hóe wij Hem aanbidden. Echte aanbidding is geestelijk en zuiver. De Vader zoekt mensen die Hem zo aanbidden. God is Geest en wij kunnen Hem alleen aanbidden als onze aanbidding geestelijk en oprecht is.” De vrouw zei: “Ik weet dat de Christus komt; Hij zal ons Gods boodschap precies vertellen.” Jezus antwoordde haar: “Ik ben de Christus.” (Johannes 4:19-26)[38]

Jezus Christus heeft het volk van Israël de heerlijke boodschap van vrede gebracht, onder het al ziend oog van zijn Vader, de Allerhoogste Heer van allen. Ten tijde van Jezus wisten de mensen dat hij de Christus werd genoemd door velen. En zij wisten wel zoals wij zouden moeten weten wat er in Israël was gebeurd.

Het gene dat begon in Galilea, niet lang nadat Johannes de Doper de mensen opriep zich te laten dopen ging rond als een lopend vuur. U hebt vast wel gehoord van Jezus van Nazareth, de Man aan wie God de Heilige Geest en grote kracht gaf. Hij trok het land door en deed heel veel goeds. Hij genas alle mensen die in de macht van de duivel leefden, want God was met Hem. De apostelen zeiden over hem: “Wij hebben met eigen ogen gezien wat Hij allemaal heeft gedaan, zowel in Jeruzalem als in heel Israël. Het volk heeft Hem gedood door Hem te kruisigen. Maar God heeft Hem op de derde dag na Zijn dood weer levend gemaakt en Hem aan enkele mensen laten zien, aan getuigen, die tevoren door God waren uitgekozen; niet aan het grote publiek, maar aan ons, die met Hem hebben gegeten en gedronken, nadat Hij uit de dood was opgestaan. Hij heeft ons opdracht gegeven dit nieuws bekend te maken en de mensen te verzekeren dat Jezus door God is aangesteld om recht te spreken over de levenden en de doden. Alle profeten hebben over Hem gesproken. Zij hebben verklaard dat ieder die in Hem gelooft, door Zijn naam vergeving van zonden krijgt.”” (Hnd 10:36-43 BOEK)[39]

Minder dan Jehovah

Johannes 14:28 „De Vader is groter dan ik.”

Fillipenzen 2:5-8 „Christus Jezus [heeft]. . ., alhoewel hij in Gods gedaante bestond, geen gewelddadige inbezitneming. . . overwogen, namelijk om aan God gelijk te zijn. Neen, maar hij heeft zichzelf ontledigd en de gedaante van een slaaf aangenomen en is aan de mensen gelijk geworden. Meer nog, toen hij zich in de hoedanigheid van een mens bevond, heeft hij zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, de dood aan een martelpaal.”

1 Korintiërs 11:3 „Ik wil echter dat gij weet dat het hoofd van iedere man de Christus is; de man is op zijn beurt het hoofd van de vrouw en God het hoofd van de Christus.”

1 Korintiërs 15:28 „Wanneer echter alle dingen aan hem onderworpen zullen zijn, zal ook de Zoon zelf zich onderwerpen aan Degene die alle dingen aan hem onderwierp, opdat God alles zij voor iedereen.”

Johannes 5:19 „Voorwaar, voorwaar, ik zeg u: De Zoon kan geen enkel ding uit zichzelf doen, maar alleen wat hij de Vader ziet doen.”

Wordt een Sterke God genoemd, maar niet de Almachtige God, Jehovah

Jesaja 9:6 „Een kind is ons geboren, een zoon is ons gegeven; en de vorstelijke heerschappij zal op zijn schouder komen. En zijn naam zal worden genoemd: Wonderbaar Raadgever, Sterke God.”

Exodus 6:3 „Aan Abraham, Isaäk en Jakob ben ik altijd verschenen als God de Almachtige, maar wat mijn naam Jehovah betreft, daarmee heb ik mij niet aan hen bekend gemaakt.”

Hij onderwees mensen niet hem te aanbidden, maar Jehovah, zijn Vader

Matthéus 4:10 „Toen zei Jezus tot hem: ’Ga weg, Satan! Want er staat geschreven: „Jehovah, uw God, moet gij aanbidden en voor hem alleen heilige dienst verrichten.”’” (Zie ook Lukas. 4:8.)

Johannes 20:17 „Ik stijg op naar mijn Vader en uw Vader en naar mijn God en uw God.”

Johannes 4:23, 24 „Het uur komt, en is nu, waarin de ware aanbidders de Vader met geest en waarheid zullen aanbidden, ja, want de Vader zoekt zulke mensen om hem te aanbidden. God is een Geest, en wie hem aanbidden, moeten hem met geest en waarheid aanbidden.”

Er is iemand die hoger is

De Grote Onderwijzer zei dat de Duivel een leugenaar is! Hij bewees dat er mensen zijn die Jehovah werkelijk liefhebben. Hij zei niet: ’Niemand kan mij zeggen wat ik moet doen.’ In plaats daarvan zei hij: „De Vader is groter dan ik.” Hij gehoorzaamde Jehovah. En hij deed dit niet alleen wanneer het gemakkelijk was. Hij deed het aldoor, zelfs wanneer andere mensen het hem moeilijk maakten. Hij bleef Jehovah trouw tot aan zijn dood. Daarom heeft God hem tot leven teruggebracht, om eeuwig te leven. (Johannes 14:28)[40].

Dat heeft de Grote Onderwijzer gedaan. Maar wat zullen wij doen? — Als wij Jehovah ongehoorzaam zijn, dan doen wij wat de Duivel wil. Maar als wij onze God werkelijk liefhebben, zullen wij zijn geboden gehoorzamen. Wij zullen dit elke dag doen. En wij zullen het doen omdat wij het werkelijk willen.

(Wie zullen wij dienen — Jehovah of de Duivel? Lees wat de bijbel hierover zegt in Job 1:8-12; 2:1-5; 27:5 en Spreuken 27:11.)

Johannes 14:28 „De Vader is groter dan ik.”

Fillipenzen 2:5-8 „Christus Jezus [heeft]. . ., alhoewel hij in Gods gedaante bestond, geen gewelddadige inbezitneming. . . overwogen, namelijk om aan God gelijk te zijn. Neen, maar hij heeft zichzelf ontledigd en de gedaante van een slaaf aangenomen en is aan de mensen gelijk geworden. Meer nog, toen hij zich in de hoedanigheid van een mens bevond, heeft hij zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, de dood aan een martelpaal.”

1 Korintiërs 11:3 „Ik wil echter dat gij weet dat het hoofd van iedere man de Christus is; de man is op zijn beurt het hoofd van de vrouw en God het hoofd van de Christus.”

1 Korintiërs. 15:28 „Wanneer echter alle dingen aan hem onderworpen zullen zijn, zal ook de Zoon zelf zich onderwerpen aan Degene die alle dingen aan hem onderwierp, opdat God alles zij voor iedereen.”

Johannes 5:19 „Voorwaar, voorwaar, ik zeg u: De Zoon kan geen enkel ding uit zichzelf doen, maar alleen wat hij de Vader ziet doen.”

Werd tot hemel verhoogd, kreeg positie boven al het geschapene.

In de Heilige Schrift kan men in het Nieuwe Testament op verscheidene plaatsen vinden wat Jezus heeft gedaan of gezegd. Zijn menselijke aspecten worden duidelijk uitgelijnd. Met de teksten uit het Oude of EersteTestament erbij te nemen kan men wel degelijk zien dat Jezus een mens was, die goddelijke eigenschappen vertoonde maar weldegelijk iemand anders was dan God de Allerhoogste. God kan niet sterven, terwijl Jezus Christus wel stierf. Alsook zal die Jezus naast God komen te zitten op het Einde der tijden.

1 Petrus 3:22 „Hij is aan Gods rechterhand, want hij is heengegaan naar de hemel, en engelen en autoriteiten en krachten werden aan hem onderworpen.”

Effeziërs 1:20-22 „Die hij werkzaam heeft doen zijn in het geval van de Christus, toen hij hem uit de doden opwekte en hem aan zijn rechterhand in de hemelse gewesten deed zitten, ver boven elke regering en autoriteit en kracht en heerschappij en elke naam die genoemd wordt, niet alleen in dit samenstel van dingen, maar ook in het toekomende. Ook heeft hij alle dingen onder zijn voeten onderworpen.”

Fillipenzen 2:9 „God [heeft] hem ook tot een superieure positie verhoogd en hem goedgunstig de naam gegeven die boven elke andere naam is.”

Johannes 5:22, 23 „De Vader oordeelt volstrekt niemand, maar heeft het gehele oordeel in handen van de Zoon gelegd, opdat allen de Zoon zouden eren evenals zij de Vader eren.”

Wordt een Sterke God genoemd, maar niet de Almachtige God, Jehovah

Jesaja 9:6 „Een kind is ons geboren, een zoon is ons gegeven; en de vorstelijke heerschappij zal op zijn schouder komen. En zijn naam zal worden genoemd: Wonderbaar Raadgever, Sterke God.”

Exodus 6:3 „Aan Abraham, Isaäk en Jakob ben ik altijd verschenen als God de Almachtige, maar wat mijn naam Jehovah betreft, daarmee heb ik mij niet aan hen bekend gemaakt.”

Hij onderwees mensen niet hem te aanbidden, maar Jehovah, zijn Vader

Matthéus 4:10 „Toen zei Jezus tot hem: ’Ga weg, Satan! Want er staat geschreven: „Jehovah, uw God, moet gij aanbidden en voor hem alleen heilige dienst verrichten.”’” (Zie ook Luk. 4:8.)

Johannes 20:17 „Ik stijg op naar mijn Vader en uw Vader en naar mijn God en uw God.”

Johannes 4:23, 24 „Het uur komt, en is nu, waarin de ware aanbidders de Vader met geest en waarheid zullen aanbidden, ja, want de Vader zoekt zulke mensen om hem te aanbidden. God is een Geest, en wie hem aanbidden, moeten hem met geest en waarheid aanbidden.”

Zoals de Vader werkt in de zoon.

Als wij Jezus aanvaarden als de Zoon van God kan deze ook in ons werken zo als God in Zijn Zoon Jezus Christus, de Gezalfde of Messias werkte. Want beiden zullen blijven werken. ([41]) Want Christus heeft eeuwigheid verworven en is ook voor ons de opening tot de nauwe poort en tot de Weg geworden. Jezus zal namelijk met de volle toewijding als eerbiedige zoon zijn eigen bijzondere bijdrage leveren aan de voltooiing van zijn Vaders heilplan, door in alles te gehoorzamen aan de Wil van zijn Vader, God Jehovah. Langs de weg van gehoorzaamheid aan zijn Vader is Christus Jezus verhoogd geworden in heerlijkheid en heeft de Zoon van god voor ons de weg voorbereid.

Voetnota's en opmerkingen :

Vraag nu onze pamfletten en boekjesover Jezus aan.

aan te raden zijn de boekjes:

Jezus: God de zoon of Zoon van God?

De nederigheid van Christus

Jezus Christus De zoon des mensen, de Zoon van God, De Knecht des Heren, de Parakleet.

[1]“Zij werden door een grote vrees bevangen en vroegen elkaar: ‘Wie is hij toch, dat zelfs wind en water Hem gehoorzamen?’” (Mr 4:41 WV78)

“’Maar gij’, sprak Hij tot hen, ‘wie zegt gij dat Ik ben?’” (Mt 16:15 WV78)

[2]“Simon Petrus antwoordde: ‘Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.’” (Mt 16:16 WV78)

“‘U bent de Messias, de Zoon van de levende God, ‘antwoordde Simon Petrus.” (Mt 16:16 NBV)

[3] “Zij zei tot Hem: ‘Ja, Heer ik geloof vast dat Gij de Messias zijt, de Zoon Gods, die in de wereld komt.’” (Joh 11:27 WV78)

“De vrouw zei Hem: ‘Ik weet dat de Messias (dat wil zeggen: de Gezalfde) komt, en wanneer Die komt zal Hij ons alles verkondigen.’ Jezus zei haar: ‘Dat ben Ik, die met u spreek.’” (Joh 4:25-26 WV78)

“Maar waarom dan beschuldigt ge Mij, die door de Vader geheiligd en in de wereld gezonden werd, van godslastering als Ik Mijzelf Gods Zoon noem?” (Joh 10:36 WV78)

[4]“Nu kwam de Verzoeker tot hem en zeide: Indien gij Gods Zoon zijt, beveel dan deze stenen broden te worden.” (Mt 4:3 LEI)

[5] “Een Profeet zal Ik hun verwekken uit het midden hunner broederen, als u; en Ik zal Mijn woorden in Zijn mond geven, en Hij zal tot hen spreken alles, wat Ik Hem gebieden zal.” (De 18:18 STV)

“Want Mozes heeft tot de vaderen gezegd: De Heere, uw God, zal u een Profeet verwekken, uit uw broederen, gelijk mij; Dien zult gij horen, in alles, wat Hij tot u spreken zal. En het zal geschieden, dat alle ziel, die dezen Profeet niet zal gehoord hebben, uitgeroeid zal worden uit den volke.” (Hnd 3:22-23 STV)

[6] “En hij zeide tot hen: Gij zijt van hier beneden, ik ben van daar boven; gij zijt uit deze wereld, ik ben niet uit deze wereld.” (Joh 8:23 LEI)

“En nu, verheerlijk Gij mij, Vader, bij u, met de heerlijkheid die ik bij U had voordat de wereld bestond.” (Joh 17:5 LEI)

[7]“Daarop zei Jezus: ‘Wanneer gij de Mensenzoon omhoog zult hebben geheven, dan zult gij inzien dat Ik ben en Ik uit Mijzelf niets doe, maar dit alles zeg zoals de Vader het Mij heeft geleerd.” (Joh 8:28 WV78) “Hierop nam Jezus opnieuw het woord en sprak: ‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: de Zoon kan niets uit zichzelf, maar alleen datgene wat Hij de Vader ziet doen. En alles wat Deze doet, doet de Zoon insgelijks.” (Joh 5:19 WV78)

[8]“Want Ik heb uit Mijzelven niet gesproken; maar de Vader, Die Mij gezonden heeft, Die heeft Mij een gebod gegeven, wat Ik zeggen zal, en wat Ik spreken zal. En Ik weet, dat Zijn gebod het eeuwige leven is. Hetgeen Ik dan spreek, dat spreek Ik alzo, gelijk Mij de Vader gezegd heeft.” (Joh 12:49-50 STV)

[9]Genesis, het eerste boek van het Oude Testament; “IN HET BEGIN schiep God de hemel en de aarde.” (Ge 1:1 WV78)

“(102:26) Gij hebt voormaals de aarde gegrondvest, de hemel is werk uwer handen;” (Ps 102:25 WV78)

“Geloof doet ons zien, dat het heelal tot stand is gekomen door Gods woord, zodat het zichtbare ontstaan is uit het onzichtbare.” (Heb 11:3 WV78)

[10] Adam = de eerste man, waartegenover Eva de eerste mannin of vrouw staat.

[11]“Zoals Ik door de Vader die leeft, gezonden ben en leef door de Vader, zo zal ook hij die Mij eet, leven door Mij. Dit is het brood, dat uit de hemel is neergedaald. Het is niet zoals bij de vaderen, die gegeten hebben en niettemin gestorven zijn: wie dit brood eet, zal in eeuwigheid leven.’” (Joh 6:57-58 WV78)

[12]“Alles is Mij door mijn Vader in handen gegeven. Niemand kent de Zoon tenzij de Vader, en niemand kent de Vader tenzij de Zoon en hij aan wie de Zoon het wil openbaren.” (Mt 11:27 WV78)

[13]“Aan allen echter die Hem wel aanvaardden, aan hen die in zijn Naam geloven, gaf Hij het vermogen om kinderen van God te worden;” (Joh 1:12 WV78)

[14]“Want gij zijt allen kinderen van God door het geloof in Christus Jezus.” (Ga 3:26 WV78)

“Allen die zich laten leiden door de Geest van God, zijn kinderen van God.” (Ro 8:14 WV78)

“opdat Hij hen die onder de wet stonden zou bevrijden, opdat wij de rang van zonen zouden verkrijgen.” (Ga 4:5 WV78)

[15] “In liefde heeft Hij ons voorbestemd zijn kinderen te worden door Jezus Christus, naar het welbehagen van zijn wil,” (Efe 1:5 WV78)

[16] “Gij moet daarom zo bidden: Onze Vader die in de hemel zijt, Uw Naam worde geheiligd;” (Mt 6:9 WV78)

[17] “Want dat alles jagen de heidenen na. Uw hemelse Vader weet wel dat gij al deze dingen nodig hebt.” (Mt 6:32 WV78)

[18] “Toen Jezus in het huis van Petrus gekomen was, vond Hij diens schoonmoeder met koorts te bed liggen.” (Mt 8:14 WV78)

[19] “Weest niet bevreesd, kleine kudde: het heeft Uw Vader behaagd u het Koninkrijk te schenken.” (Lu 12:32 WV78)

[20] “Zozeer immers heeft God de wereld liefgehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat alwie in Hem gelooft niet verloren zal gaan, maar eeuwig leven zal hebben. God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gezonden om de wereld te oordelen, maar opdat de wereld door Hem zou worden gered.” (Joh 3:16-17 WV78)

[21] “Maar de engel sprak tot hen: ‘Vreest niet, want zie, ik verkondig u een vreugdevolle boodschap die bestemd is voor het hele volk. Heden is u een Redder geboren, Christus de Heer, in de stad van David.” (Lu 2:10-11 WV78)

[22]“(89:28) zo doe Ik hem mijn eersteling wezen: boven koningen der aarde troont hij. (89:29) Ik verzeker hem eeuwig mijn gunst, mijn verbond met hem - het houdt stand,” (Ps 89:27-28 WV78)

“’heb Ik hem niet gezalfd tot mijn koning op de Sion, mijn heilige berg?’ Zo gewaag ik van ‘s Heren besluit; Hij sprak tot mij: ‘gij zijt mijn zoon, Ik riep heden u in het leven.” (Ps 2:6-7 WV78)

“Wij dan verkondigen u de blijde boodschap, dat God de belofte aan de vaderen gedaan, voor ons, hun kinderen, vervuld heeft door Jezus te doen verrijzen, zoals ook geschreven staat in de tweede psalm: Gij zijt mijn Zoon, Ik heb U heden verwekt.” (Hnd 13:32-33 WV78)

[23] “Daarom geeft de Heer zelf u een teken: Zie, de maagd zal ontvangen, en een zoon baren; zij zal hem noemen: "God-met-ons".” (Jes 7:14 CANIS)

“(9-4) Alle dreunend stampende laarzen En in bloed geverfde mantels Zullen worden verbrand, Door de vlammen verteerd. (9-5) Want een Kind is ons geboren, een Zoon ons geschonken; De heerschappij wordt op zijn schouders gelegd. En zijn naam wordt genoemd: Wonderbaar raadsman, Goddelijke held, Vader voor immer, Vorst van de vrede!” (Jes 9:5-6 CANIS)

[24] “Maar wel zien wij hoe Jezus, die voor een korte tijd beneden de engelen was gesteld, nu met luister en eer gekroond is, omdat Hij de dood heeft verduurd. Door Gods genade kwam zijn sterven aan allen ten goede.” (Heb 2:9 WV78)

“De kinderen van een familie hebben deel aan hetzelfde vlees en bloed; daarom heeft Hij ons bestaan willen delen, om door zijn dood de vorst van de dood, de duivel, te onttronen,” (Heb 2:14 WV78)

“Vandaar dat Hij in alles aan zijn broeders gelijk moest worden, om als een barmhartig en getrouw hogepriester hun belangen bij God te behartigen en de zonden van het volk uit te boeten.” (Heb 2:17 WV78)

[25]“In die tijd kwam Jezus uit Galilea naar de Jordaan tot Johannes om zich door hem te laten dopen. Maar Johannes wilde Hem tegenhouden met de woorden: ‘Ik heb uw doopsel nodig, en Gij komt tot mij?’ Jezus antwoordde hem: ‘Laat nu maar; want zo past het ons al wat is vastgesteld te volbrengen.’ Toen liet hij hem toe. Nadat Jezus gedoopt was, steeg hij terstond uit het water. En zie, daar ging de hemel open en Hij zag de Geest Gods neerdalen in de gedaante van een duif en over zich komen; en een stem uit de hemel sprak: ‘Dit is mijn Zoon, mijn veelgeliefde, in wie Ik welbehagen heb.’” (Mt 3:13-17 WV78)

“Terwijl al het volk zich liet dopen, en Jezus na zijn doop in gebed was, geschiedde het dat de hemel openging en de heilige Geest, in lichamelijke gedaante als een duif, over Hem neerdaalde, en een stem uit de hemel sprak: ‘Gij zijt mijn Zoon, de welbeminde, in U heb ik mijn behagen gesteld.’ Deze Jezus nu was bij zij optreden ongeveer dertig jaar. Hij was, in de opvatting der mensen, de zoon van Jozef, de zoon van Eli,” (Lu 3:21-23 WV78)

[26] “Pilatus hernam: ‘Gij zijt dus toch koning?’ Jezus antwoordde: ‘Ja, koning ben Ik. Hiertoe ben Ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen om getuigenis af te leggen van de waarheid. Al wie uit de waarheid is, luistert naar mijn stem.’” (Joh 18:37 WV78)

[27] “Gij heb Mij horen zeggen: Ik ga heen, maar Ik keer tot u terug. Als gij Mij zoudt liefhebben, zoudt gij er blij om zijn dat Ik naar de Vader ga, want de Vader is groter dan Ik.” (Joh 14:28 WV78)

[28] “Zes dagen later nam Jezus Petrus, Jakobus en diens broer Johannes met zich mee en bracht hen boven op een hoge berg, waar zij alleen waren. Hij werd voor hun ogen van gedaante veranderd: zijn gelaat begon te stralen als de zon en zijn kleed werd glanzend als het licht. Opeens verschenen hun Mozes en Elia, die zich met Hem onderhielden. Petrus nam het woord en zei tot Jezus: ‘Heer, het is goed dat wij hier zijn. Als Gij wilt zal ik hier drie tenten opslaan, een voor U, een voor Mozes en een voor Elia.’ Nog had hij niet uitgesproken of een lichtende wolk overschaduwde hen en uit die wolk klonk een stem: ‘Dit is mijn Zoon, de Welbeminde, in wie Ik mijn behagen heb gesteld; luistert naar Hem.’” (Mt 17:1-5 WV78)

[29] “Ten antwoord zegt de aankondig–engel tot haar: geestesadem van de Heilige zal over je komen, kracht van de Allerhoogste zal je overschaduwen; daarom zal wat voortgebracht wordt heilig genoemd worden, Zoon van God;” (Lu 1:35 NB)

[30] “Want we hebben geen Hogepriester, die onze zwakheden niet meevoelen kan, maar Eén, die bekoord werd geheel op dezelfde wijze als wij, behoudens de zonde.” (Heb 4:15 CANIS)

[31] “En ofschoon Hij in de dagen van zijn Vlees, onder luid geroep en tranen, gebeden en smekingen heeft opgestierd tot Hem, die Hem van de dood kon redden; ofschoon Hij verhoord werd terwille van zijn godvrezendheid; ofschoon Hij bovendien zelfs de Zoon was, heeft Hij toch door zijn lijden de gehoorzaamheid geleerd,” (Heb 5:7-8 CANIS)

[32] “Want er is een God, er is ook een Middelaar Gods en der mensen, de Mens Christus Jezus;” (1Ti 2:5 STV)

[33] “òns heeft geroepen niet slechts uit de Joden, maar ook uit de heidenen? Zo zegt Hij ook in Osee: "Wat mijn volk niet was, zal ik mijn volk noemen; En die de geliefde niet was, den geliefde. En op de plaats waar hun gezegd was: Mijn volk zijt gij niet, Daar zullen ze worden genoemd: Kinderen van den levenden God."” (Ro 9:24-26 CANIS) “En op dezelfde plaats waar hun was gezegd: Gij zijt mijn volk niet, zullen zij heten ‘zonen van de levende God’.” (Ro 9:26 WV78)

[34] “En Simon Petrus, antwoordende, zeide: Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods.” (Mt 16:16 STV)

[35] “En Hij zeide tot hen: Wat [is] [het], dat gij Mij gezocht hebt? Wist gij niet, dat Ik moet zijn in de dingen Mijns Vaders?” (Lu 2:49 STV)

[36] “Andreas, de broer van Simon Petrus, was een van die twee die het gezegde van Johannes hadden gehoord en Jezus achterna waren gegaan. De eerste die hij ontmoette was zijn broer Simon tot wie hij zei: ‘Wij hebben de Messias: - vertaald betekent dat: de Gezalfde - ‘gevonden,’” (Joh 1:40-41 WV78)

[37] “Ik ben de goede herder. De goede herder geeft zijn leven voor zijn schapen.” (Joh 10:11 WV78)

[38] “’Heer, zei de vrouw, ik zie dat Gij een profeet zijt. Onze vaderen aanbaden op die berg daar, en gij, Joden, zegt dat in Jeruzalem de plaats is waar men aanbidden moet.’ ’Geloof Mij, vrouw,’ zei Jezus haar, ‘er komt een uur dat gij noch op die berg noch in Jeruzalem de Vader zult aanbidden. Gij aanbidt wat gij niet kent; wij aanbidden wat wij kennen, omdat het heil uit de Joden komt. Maar er zal een uur komen, ja het is er al, dat de ware aanbidders de Vader zullen aanbidden in geest en waarheid. De Vader toch zoekt mensen die Hem zo aanbidden. God is geest, en wie Hem aanbidden moeten Hem in geest en waarheid aanbidden.’ De vrouw zei Hem: ‘Ik weet dat de Messias (dat wil zeggen: de Gezalfde) komt, en wanneer Die komt zal Hij ons alles verkondigen.’ Jezus zei haar: ‘Dat ben Ik, die met u spreek.’” (Joh 4:19-26 WV78)

[39] “Het woord heeft Hij tot de zonen van Israel gezonden, toen Hij door Jezus Christus de blijde boodschap van vrede verkondigde: Deze is de Heer van allen. Gij weet wat er overal in het joodse land gebeurd is; hoe Jezus van Nazaret zijn optreden begon in Galilea na het doopsel dat Johannes predikte, en hoe God Hem gezalfd heeft met de heilige Geest en met kracht. Hij ging weldoende rond en genas allen, die onder de dwingelandij van de duivel stonden, want God was met Hem. En wij zijn getuigen van alles wat Hij in het land van de Joden en in Jeruzalem gedaan heeft. Hem hebben ze aan het kruishout geslagen en vermoord. God heeft Hem echter op de derde dag doen opstaan en laten verschijnen, niet aan het hele volk, maar aan de getuigen die door God tevoren waren uitgekozen, aan ons, die met Hem gegeten en gedronken hebben nadat Hij uit de doden was opgestaan. Hij gaf ons de opdracht aan het volk te prediken, en te getuigen dat Hij de door God aangestelde rechter is over de levenden en de doden. Van Hem leggen alle profeten het getuigenis af, dat ieder die in Hem gelooft, door zijn Naam vergiffenis van zonden verkrijgt.’” (Hnd 10:36-43 WV78)

[40] “U hebt gehoord dat Ik tot u heb gezegd: Ik ga heen en kom tot u. Als u Mij liefhad, zou u zich verblijden dat Ik naar de Vader heenga; want de Vader is groter dan Ik.” (Joh 14:28 TELOSNT)

[41] “En Jezus antwoordde hun: Mijn Vader werkt tot nu toe, en Ik werk [ook].” (Joh 5:17 STV)

“Maar Jezus zei: ‘Mijn Vader werkt aan één stuk door, en daarom doe ik dat ook.’” (Joh 5:17 NBV)

Martin Rozenstraten stelde:

Reactie op ‘95 stellingen over de Drie-eenheid’

41. Je kunt de aanwezigheid van Christus in het Oude Testament proeven, omdat hij in het plan van God al aanwezig was vóór de schepping en profetisch al aanwezig was in de wet, de profeten en de psalmen.

42. De Anglicaanse wijze van psalmzingen, met aan het slot telkens een lofzang op de Drie-ene, leest dingen in de psalmen die er niet in staan.

43. Als Jezus had beweerd God te zijn, dan was hij een arrogante bedrieger.

44. De termen ‘Zoon van God’ en ‘Koning van Israël’ identificeren Jezus niet met God.

45. Jezus was niet God en Johannes de Doper heeft niet overdreven toen hij zei dat hij niet waard was hem zijn schoenen na te dragen (Matteüs 3:11).

46. Al vanaf het begin van zijn optreden heeft Jezus laten merken dat hij kwam om te lijden – hij vergeleek zichzelf met de slang die op een paal omhoog gehouden werd (Joh. 3:14).

47. Als Jezus vooral de grote Genezer was, had hij niet zo vaak verboden om over zijn wonderen te spreken – kennelijk wilde hij meer aandacht voor iets anders.

48. De fout van de Farizeeën was dat zij zich niet open stelden voor wat Jezus sprak en deed – zij hechtten geen geloof aan Jezus.

49. Jezus’ nederigheid om de enige waarachtige God te gehoorzamen, verdient navolging en is de eerste stap op weg naar waarachtige nederigheid.

50. De joden concludeerden ten onrechte dat Jezus zich gelijkstelde met God (Joh. 5:18). Het vreemde van trinitariërs is dat zij het daaropvolgende vers 19 niet opmerken waar Jezus die foute conclusie onmiddellijk heeft gecorrigeerd.

51. Jezus heeft nimmer van zichzelf beweerd de enige waarachtige God te zijn. Integendeel, hij maakt op ondubbelzinnige wijze duidelijk dat hij NIET God is (Joh. 17:3). De woorden van Thomas kunnen dus geen trinitarische strekking hebben (Joh. 20:28). Thomas zag in Jezus God, in de zin dat Jezus de afstraling van God was, de allergrootste vertegenwoordiger van God, in wie God zijn macht toonde door zijn zoon te hebben OPGEWEKT UIT DE DODEN. Want niet het misverstaan van de Drie-eenheid maar dát punt was het ongeloof van Thomas geweest!

52. Jezus had op gelijke wijze deel aan vlees en bloed als andere mensen (Hebr. 2:14). Dat sluit de goddelijkheid van Jezus ten enenmale uit.

***

“Om die reden waren de Joden er nog meer op uit om Hem te doden. Hij tastte immers niet slechts de sabbat aan, maar Hij noemde zelfs God zijn eigen Vader en maakte daardoor zichzelf aan God gelijk. Hierop nam Jezus opnieuw het woord en sprak: ‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: de Zoon kan niets uit zichzelf, maar alleen datgene wat Hij de Vader ziet doen. En alles wat Deze doet, doet de Zoon insgelijks.” (Joh 5:18-19 WV78)

Zoon van God versus God de Zoon

Op Christadelphianbeliefsdebate bracht Acomtha aan dat in de Heilige Schrift in onderstaande verzen staat "Son of God" en dat er niet één is die zegt God de Zoon:

Daniel 3v25

Matthew 4v3

Matthew 4v6

Matthew 8v29

Matthew 14v33

Matthew 26v63

Matthew 27v40

Matthew 27v43

Matthew 27v54

Mark 1v1

Mark 3v11

Mark 15v39

Luke 1v35

Luke 3v38

Luke 4v3

Luke 4v9

Luke 4v41

Luke 8v28

Luke 22v70

John 1v34

John 1v49

John 3v18

John 5v25

John 9v35

John 10v36

John 11v4

John 11v27

John 19v7

John 20v31

Acts 8v37

Acts 9v20

Romans 1v4

2 Corinthians 1v19

Galatians 2v20

Ephesians 4v13

Hebrews 4v14

Hebrews 6v6

Hebrews 7v3

Hebrews 10v29

1 John 3v8

1 John 4v15

1 John 5v5

1 John 5v10

1 John 5v12

1 John 5v13

1 John 5v20

Revelation 2v18

Zoon en Vader eren