watiswedergeboorte

Wat is Wedergeboorte

*Wat is Wedergeboorte? *

*en *

*Wie worden Wedergeboren? *

door Ad Klinkert

Ad Klinkert © 2003 – Alle rechten voorbehouden.

------------------------------------------------------------------------

*Nota*: Dit artikel werd ons spontaan aangeboden door Ad Klinkert en met

zijn toestemming gepubliceerd, waarvoor onze oprechte dank. Ad is lid

van een kleine bijbelgroep in Amsterdam.

_________________________________________________________________________________________

*“Indien iemand niet uit water en geest wordt geboren, kan hij het

koninkrijk Gods niet binnengaan. Wat uit het vlees is geboren, is vlees,

en wat uit de geest is geboren, is geest. Verwonder u niet omdat ik tot

u zei: Gijlieden moet wedergeboren worden.” *

*Johannes 3:5-7 *

------------------------------------------------------------------------

*1. Inleiding*

De directe aanleiding tot het maken van deze verhandeling is een artikel

in “/De Wachttoren/”[1] <#_ftn1> van 15 februari 1982. In het bewuste

artikel wordt gesteld, (ik citeer): “… dat een beperkt aantal mensen, op

basis van Jezus’ slachtoffer, wordt uitgekozen om als mederegeerders van

zijn Zoon in het hemelse Koninkrijk te regeren (Genesis 3:15, 2

Timoth??s 4:7, 8, 18). In het geval van al dezen is het beslist

noodzakelijk dat zij, evenals Christus Jezus eerst ‘wederom geboren’

worden (Johannes 3:3). Gods voorziening voor redding op basis van

Christus’ slachtoffer is echter niet beperkt tot degenen die een hemelse

hoop hebben.” Verder lees ik: “Als gevolg van Satans opstand en de

ongehoorzaamheid van Adam en Eva, trof Jehovah[2] <#_ftn2> er regelingen

voor dat een bevoorrechte groep, die hij zal gebruiken om zijn

oorspronkelijke voornemen te verwezenlijken, een hemelse beloning

ontvangt. Alleen dezen worden ‘wederom geboren’” (pag. 8 en 9 van

bovengenoemde /Wachttoren)./

Mijn bezwaar tegen dit onderdeel van de leer van het

Wachttorengenootschap [in dit geschrift verder kortweg het “Genootschap”

genoemd] richt zich op haar onderwijs dat de wedergeboorte niet nodig is

(anders dan voor een beperkt aantal gelovigen die worden uitgekozen om

als mederegeerders van Gods Zoon in het hemelse Koninkrijk te regeren).

Naar mijn mening geeft het Genootschap een verkeerde uitleg aan de

woorden van onze Heer, neergeschreven in Johannes 3:5-7. Daar zegt de

Heer dat wedergeboorte nodig is teneinde het Koninkrijk van God te

kunnen binnengaan. Dit drukt ons op het belang en de noodzaak van de

wedergeboorte. Teneinde dit belangrijke onderwerp ordelijk uit de doeken

te kunnen doen, zal ik eerst aandacht schenken aan:

*2. De zondeval en zijn gevolgen *

Op de ongehoorzaamheid van het eerste mensenpaar, waarvan in Genesis 3

verslag wordt gedaan, volgde het oordeel van Jehovah God. Dit hield o.a.

in dat Adam en Eva een moeitevol bestaan op een vervloekte aardbodem

zouden hebben, waaraan door de dood een einde zou komen. De gevolgen van

dit vonnis bleven niet beperkt tot hen alleen. Ook het nog ongeboren

mensengeslacht werd in deze straf betrokken: “Daarom, zoals door ??n

mens de zonde de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood, en

aldus de dood zich tot alle mensen heeft uitgebreid omdat zij allen

gezondigd hadden.” (Romeinen 5:12)* Adam en Eva waren na hun overtreding

niet in staat kinderen voort te brengen die vrij zouden zijn van de

gevolgen van de val (Job 14:4). Door overerving hebben wij allen een

zondige aard, een zondige natuur, een zondig hart en een sterfelijk

leven gekregen. Uit dit zondige hart komen de boze gedachten en daden

voort (Matth??s 15:18-20). Bijgevolg zijn wij allen zondaars, voor God

dood in zonden en misdaden, op wie de toorn van God rust. Niemand vormt

hierop een uitzondering.

Leest u a.u.b. Romeinen 3:9-18 en 23 en Efezi?rs 2:1-3. In deze

Schriftgedeelten komt duidelijk tot uitdrukking hoe verdorven de mens

door de zondeval is. De Bijbel leert ons echter nog meer: wij zijn niet

in staat onszelf te verbeteren en ons daardoor voor God aanvaardbaar te

maken. Hierover gaat het nu volgende stukje.

*3. De noodzaak van een Wedergeboorte *

In de Heilige Schrift wordt de zinnelijke, zondige, van God afgekeerde

levensrichting van de natuurlijke mens aangeduid met woorden als het

“vlees”, het “zondige lichaam”, de “oude persoonlijkheid” en de “fysieke

mens”. In Johannes 3:6 zegt de Heer: “Wat uit het vlees is geboren, is

vlees, en wat uit de geest is geboren, is geest.” Hiermee wil de Heer

zeggen /dat er een niet te overbruggen kloof bestaat tussen het vlees en

de geest/. In Johannes 6:63 lezen wij: “Het is de geest die levengevend

is; het vlees is volstrekt van geen nut. De woorden die ik tot u heb

gesproken, zijn geest en zijn leven.” Met andere woorden: /het vlees kan

niets doen om zichzelf voor God aanvaardbaar te maken en daardoor het

leven te verwerven,/ evenals een dode niets kan doen om weer levend te

worden (vgl. Galaten 2:21; 3:21).

Een voorbeeld uit de dierenwereld kan dit wellicht verduidelijken. Wij

kunnen door dressuur een kat leren bepaalde kunstjes te doen en dit kan

onder gunstige omstandigheden goed gaan. Laten wij evenwel een muisje

los in de omgeving van de kat, terwijl hij juist met zijn kunstje bezig

is, let dan op wat er gebeurt. De kat zal zeker zijn ware aard niet

verloochenen maar onmiddellijk achter het muisje aangaan. Zo is het ook

met ons. Door opvoeding en zelfdressuur kunnen wij heel wat bereiken.

Als echter op een kwade dag het vernisje loslaat en onze ware aard zich

in alle heftigheid openbaart, dan schrikken wij van onszelf. Op dat

ogenblik blijkt dat wij onze ware aard niet hebben kunnen veranderen.

Vandaar dat onze Heer zegt: “Wat uit het vlees is geboren, is vlees ...

Het is de geest die levengevend is; het vlees is volstrekt van geen nut.”

Andere uitspraken over dit onderwerp zijn: “Gij (waart) /slaven/ van de

zonde.” (Romeinen 6:17) Een slaaf is iemand die eigendom is van een

ander. Hij is aan die ander onderworpen en moet diens wil doen. Zo is

het ook met ons. Wij zijn gebonden aan de zonde en kunnen er niet van

loskomen. Onze onderworpenheid aan de zonde blijkt ook uit de volgende

woorden: “… ik ben vleselijk, /verkocht/ onder de zonde. Want wat ik

uitwerk, weet ik niet. Want wat ik wens, beoefen ik niet, maar wat ik

haat, dat doe ik. Indien ik echter doe wat ik niet wens, stem ik toe dat

de Wet voortreffelijk is. Maar nu bewerk ik het niet meer, doch de zonde

die in mij woont. /Want ik weet dat er in mij, dat wil zeggen in mijn

vlees, niets goeds woont/; want het vermogen om te wensen is wel bij mij

aanwezig, doch niet het vermogen om dat wat voortreffelijk is uit te

werken. Want het goede dat ik wens, doe ik niet, maar het slechte dat ik

niet wens, dat beoefen ik. … Naar de innerlijke mens schep ik werkelijk

behagen in de wet van God, maar in mijn leden zie ik een andere wet, die

strijd voert tegen de wet van mijn verstand en mij in gevangenschap

voert aan de wet der zonde, die in mijn leden is. Ellendig mens die ik

ben! Wie zal mij verlossen van het lichaam dat deze dood ondergaat? …”

(Romeinen 7:14-25)

De apostel Paulus is heel duidelijk in zijn uitspraken over het vlees,

over de natuurlijke, ongeestelijke, onwedergeboren mens. Leest u maar

eens wat hij verder zegt: “Want zij die in overeenstemming met het vlees

zijn, zetten hun zinnen op de dingen van het vlees, maar zij die in

overeenstemming met de geest zijn, op de dingen van de geest. /Want het

bedenken van het vlees betekent de dood, maar het bedenken van de geest

betekent leven en vrede; want het bedenken van het vlees betekent

vijandschap met God, omdat het niet onderworpen is aan de wet van God,

wat het trouwens ook niet kan zijn. Daarom kunnen zij die in

overeenstemming met het vlees zijn, God niet behagen./” (Romeinen 8:5-8) _ _

De apostel Johannes onderscheidt de mensheid als volgt: “Gij spruit uit

God voort, kindertjes, en gij hebt die [personen] overwonnen, omdat /hij

die in eendracht met u is/, groter is dan hij die in eendracht met de

wereld is. /Zij spruiten uit de wereld voort/; daarom spreken zij [dat

wat voortkomt] uit de wereld, en de wereld luistert naar hen. /Wij

spruiten uit God voort/. Wie de kennis van God verwerft, luistert naar

ons; wie niet uit God voortspruit, luistert niet naar ons. Op deze wijze

onderkennen wij de ge?nspireerde uiting van waarheid en de ge?nspireerde

uiting van dwaling.” (1 Johannes 4:4-6) “Wij weten dat een ieder die uit

God geboren is, geen zonde beoefent, maar Degene die uit God geboren is,

waakt over hem, en de goddeloze krijgt hem niet in zijn greep. /Wij

weten dat wij uit God voortspruiten, maar de gehele wereld ligt in de

[macht van de] goddeloze.”/ (1 Johannes 5:18, 19) Judas spreekt over

afscheidingen binnen de Gemeente, die veroorzaakt worden door

/“dierlijke [mensen], die geen geestelijke gezindheid hebben.”/ (Judas 19)

Met deze overvloed aan uitspraken Gods hebben wij inzicht gekregen in de

VERDORVENHEID en ONVERBETERLIJKHEID van de gevallen mens. /Dit feit

vormt de reden waarom een wedergeboorte noodzaak is/, m.a.w. waarom wij

opnieuw geboren moeten worden! Tevens is uit de aangehaalde teksten

gebleken dat wij ?f kinderen van God zijn, dus uit God zijn, anders

gezegd: naar de geest zijn, _?f_ dat wij natuurlijke (dierlijke),

wereldse mensen zijn, met andere woorden: naar het vlees zijn, en daarom

in het boze liggen. Er is geen tussenweg. * *

*4. Wat is Wedergeboorte? *

Wedergeboorte is een deel van de verlossing die Jehovah God schenkt aan

hen die zijn Zoon Christus Jezus als hun Heer en Heiland hebben

aanvaard. Deze verlossing moeten wij zien als een eenheid, als ??n

geschenk bestaande - om het zo eens uit te drukken - uit meerdere

pakjes, te weten: vergeving van zonden, rechtvaardiging, heiliging,

verzoening, vrede, redding, en wedergeboorte, kortom het heil, het

herstel in Christus. Over dit onderwerp staat de Schrift vol. Leest u

b.v. eens de volgende Schriftgedeelten: Romeinen 5:1-11; Efezi?rs

1:3-14; 2:1-10 en Hebree?n 10:8-10. De verlossing zou niet effectief

zijn indien de wedergeboorte hieraan zou ontbreken.

Op de vraag van Nikod?mus hoe de wedergeboorte kan geschieden,

antwoordde Jezus: “Zijt gij een leraar van Isra?l en weet toch deze

dingen niet?” (Johannes 3:9) Uit de woorden van de Heer valt op te maken

dat Nikod?mus op de hoogte zou moeten zijn hoe de wedergeboorte zal

plaatsvinden. In de Hebreeuwse geschriften staan namelijk profetie?n

over een nieuwe geest die in het binnenste van het volk Isra?l gelegd

zal worden en waardoor een grondige verandering van het hart, van de

gezindheid zal plaatsvinden. Naar deze profetie?n verwees de Heer om

duidelijk te maken wat onder wedergeboorte moet worden verstaan,

/namelijk de reiniging van onreinheden en het ontvangen van de geest van

God, waardoor het hart, de gezindheid van de mens veranderd wordt en de

betrokken mens tot het volk van God behoort. /

Ezechi?l profeteerde over deze levensvernieuwing: “En ik wil rein water

op u sprenkelen, en gij zult rein worden; van al uw onreinheden en van

al uw drekgoden zal ik u reinigen. En ik wil u een nieuw hart geven, en

een nieuwe geest zal ik in uw binnenste leggen, en ik wil het stenen

hart uit uw vlees wegnemen en u een hart van vlees geven. En mijn geest

zal ik in uw binnenste leggen, en ik wil dusdanig handelen dat gij in

m?jn voorschriften zult wandelen en m?jn rechterlijke beslissingen zult

onderhouden en werkelijk zult uitvoeren.”* *(Ezechi?l 36:25-27) En

Jeremia schreef: “Want dit is het verbond dat ik na die dagen met het

huis van Isra?l zal sluiten”, is de uitspraak van Jehovah. “Ik wil mijn

wet in hun binnenste leggen, en in hun hart zal ik ze schrijven. En ik

wil hun God worden en zij zullen mijn volk worden.” (Jeremia 31:33; vgl.

a.u.b. Hebree?n 8:8-13)* *

De profetie?n, die zeggen dat God zijn geest zal geven in het binnenste

van de mens, werden vervuld nadat Gods Zoon voor ons Zijn leven had

gegeven en dit offer door Zijn Vader was aanvaard. De eerste uitstorting

van de Heilige Geest vond plaats op Pinksteren.

God geeft zijn geest echter niet zomaar aan iedereen. Wij moeten

namelijk in Jezus van Nazareth geloven dat Hij Gods Zoon is, de beloofde

Messias, onze Verlosser en Heer. Dan moeten wij Hem ook als zodanig

aanvaarden en doen wat Hij zegt (Matth??s 7:21):

* in zijn Vader en in Hem [Christus Jezus] geloven

* berouw hebben over onze zondige levenswandel

* ons bekeren

* ons laten dopen

* Hem volgen

Dit is wat de apostel verstaat onder “Hem [Christus Jezus] aangenomen

hebben” en “geloven in Zijn naam.” (Johannes 1:12) Hierdoor worden wij

gereinigd, gerechtvaardigd en geheiligd en wordt de aanvankelijk

vijandige houding veranderd in een relatie van liefde. Aan zulke mensen

geeft God zijn geest, waardoor deze voorzegde levensverandering een feit

wordt en de mens “van Boven”, “uit God”, “opnieuw” of “wederom geboren”

en daardoor een kind of zoon van God wordt.

De Heer Jezus nodigt ons uit om tot Hem te komen en de Heilige Geest te

ontvangen. Wij lezen b.v.: “Indien iemand dorst heeft, hij kome tot mij

en drinke. Wie geloof in mij stelt, zoals de Schrift heeft gezegd: ‘Uit

zijn binnenste zullen stromen van levend water vloeien.’ Hij zei dit

echter betreffende de geest, /welke zij die geloof in hem stelden,

weldra zouden ontvangen, …”/ (Johannes 7:37-39) Deze geest zal niet

slechts tijdelijk in ons zijn, maar hij zal blijvend in ons zijn, bij

ons wonen. “Indien gij mij liefhebt, zult gij mijn geboden onderhouden;

en ik zal de Vader een verzoek doen en hij zal u een andere helper geven

/om voor altijd bij u te zijn/, de geest der waarheid, die de wereld

niet kan ontvangen, omdat ze hem niet ziet en niet kent. Gij kent hem,

want /hij blijft bij u en is in u/. Ik zal u niet beroofd achterlaten.

Ik kom tot u. … Indien iemand mij liefheeft, zal hij mijn woord

onderhouden, en mijn Vader zal hem liefhebben, /en wij zullen tot hem

komen en bij hem gaan wonen/.” (Johannes 14:15-18, 23) Vandaar dat hij

die de Heer Jezus liefheeft en zijn geboden onderhoudt een tempel of

woonplaats van de Heilige Geest wordt genoemd: “Weet gij niet dat

gijlieden Gods tempel zijt en dat de geest van God in u woont ... de

tempel van God is heilig, welke [tempel] gijlieden zijt.” (1 Korinthi?rs

3:16, 17; vgl. 1 Korinthi?rs 6:19, 20)

Gelet op hetgeen de Heer Jezus, de apostelen en profeten ons hebben

doorgegeven kan de betekenis van de wedergeboorte als volgt worden

weergegeven: /Wedergeboorte is de totale verandering van een vleselijk

mens tot een geestelijk mens, van een vijand van God tot een zoon van

God, teweeggebracht door het ontvangen van en de inwoning van de heilige

geest in de gelovige in Christus Jezus, met als gevolg vernieuwing van

hart (gezindheid) en verlichting van het verstand./ Meer hierover in het

nu volgende deel.

*5. De Doop: het Bad der Wedergeboorte *

De Heer Jezus heeft zijn volgelingen opdracht gegeven te dopen. Hier

volgen enige Schriftplaatsen die de betekenis van de doop m.b.t. de

wedergeboorte duidelijk maken. De apostel Paulus schrijft in Romeinen

6:1-11: “Wat zullen wij dan zeggen? Zullen wij voortgaan in zonde, opdat

de onverdiende goedheid overvloedig moge zijn? Moge dat nooit

geschieden! Hoe zullen wij, daar wij met betrekking tot de zonde zijn

gestorven, daarin nog langer blijven leven? Of weet gij niet dat wij

allen die in Christus Jezus werden gedoopt, in zijn dood werden gedoopt?

Daarom werden wij met hem /begraven door middel van onze doop in zijn

dood/, opdat ook wij, evenals Christus door middel van de heerlijkheid

van de Vader uit de doden werd opgewekt, evenzo /in een nieuwheid des

levens zouden wandelen/. Want indien wij ??n met hem zijn geworden in de

gelijkheid van zijn dood, zullen wij stellig ook [??n met hem] zijn [in

de gelijkheid] van zijn opstanding; want wij weten dat /onze oude

persoonlijkheid met [hem] aan de paal werd gehangen, opdat ons zondig

lichaam inactief gemaakt zou worden, zodat wij niet langer slaven van de

zonde zouden blijven/. Want wie gestorven is, is van [zijn] zonde

vrijgesproken. Indien wij bovendien met Christus zijn gestorven, geloven

wij dat wij ook met hem zullen leven. Want wij weten dat Christus, nu

hij uit de doden is opgewekt, niet meer sterft; de dood is geen meester

meer over hem. Want [de dood] die hij is gestorven, is hij met

betrekking tot de zonde eens voor altijd gestorven; maar [het leven] dat

hij leeft, leeft hij met betrekking tot God. Zo ook gijlieden: beschouwt

uzelf werkelijk als /dood met betrekking tot de zonde/, maar als /levend

met betrekking tot God door Christus Jezus/.”

De algemene gedachte in dit Schriftgedeelte is: de dood en begrafenis

van de oude persoonlijkheid en de opwekking van de dopeling met Christus

in een nieuw leven. Deze dood en begrafenis van de “oude

persoonlijkheid”, het “vlees” of het “lichaam der zonde” is de wijze

waarop God naar ons kijkt. Voor Gods kinderen geldt dat: “Een ieder die

uit God geboren is, geen zonde [beoefent], want Zijn

[wedervoortbrengend] zaad blijft in zo iemand, en hij kan geen zonde

beoefenen omdat hij uit God geboren is.” (1 Johannes 3:9, lees a.u.b.

ook 1 Johannes 5:18) Indien wij in volkomen afhankelijkheid leven van

God door Christus dan behoedt de inwonende geest ons voor de zonde. Wij

moeten waakzaam zijn omdat onze oude persoonlijkheid dood wordt gerekend

maar in werkelijkheid niet dood is. Struikelen wij toch, dan weten wij

dat wij een voorspraak bij de Vader hebben: “Mijn kindertjes, ik schrijf

u deze dingen opdat gij geen zonde begaat. Mocht iemand niettemin een

zonde begaan, dan hebben wij een helper bij de Vader, Jezus Christus, de

rechtvaardige. En hij is een zoenoffer voor onze zonden ...” (1 Johannes

2:1-2; vgl. Jacobus 3:2)

De feitelijke verlossing van ons lichaam vindt plaats bij de komst van

de Heer (1 Tessalonicenzen 4:13-18; 1 Korinthi?rs 15:50-57; Romeinen

8:23; 2 Korinthi?rs 5:2-5; Filippenzen 3:21).

Dezelfde gedachte over de dood en begrafenis van “het vlees” verklaart

de apostel ons in twee andere brieven. Uit beide brieven volgt nu een

citaat:

1.) Kolossenzen 2:11-13: “In gemeenschap met hem werdt ook gij besneden

met een besnijdenis die werd verricht zonder handen, /door het afleggen

van het vleselijk lichaam/, door de besnijdenis die tot de Christus

behoort, want gij werdt met /hem begraven in [zijn] doop/, en in

gemeenschap met hem werdt gij ook /mede opgewekt door middel van [uw]

geloof in de werking van God/, die hem uit de doden heeft opgewekt.

Bovendien heeft [God] u, ofschoon gij dood waart in uw overtredingen en

in de onbesneden staat van uw vlees, met hem /levend gemaakt/. Hij heeft

ons al onze overtredingen goedgunstig vergeven.” Dit Schriftgedeelte

verwijst naar de besnijdenis die het mannelijke deel van het

zinnebeeldige volk van God moest ondergaan, op straffe van uitroeiing

uit het volk (Genesis 17:10-14). Nu echter wordt het zinnebeeld vervuld

in de werkelijkheid: de besnijdenis zonder handen door de geest van God:

de dood en begrafenis van “het vlees” en de levendmaking door de geest

van God van een nieuwe schepping (vgl. 2 Korinthi?rs 5:17), de nieuwe

persoonlijkheid. Hierdoor wordt het hart van “steen” [de gezindheid van

het vlees] vervangen door een hart van “vlees” [d.i. de gezindheid van

de geest] (vgl. Ezechi?l 36:25-27).

2.) Titus 3:4-6: “Toen echter de goedheid en de liefde jegens de mens

van de zijde van onze Redder, God, openbaar werd gemaakt, heeft hij /ons

gered/, niet ten gevolge van werken die wij in rechtvaardigheid hadden

verricht, maar overeenkomstig zijn barmhartigheid door middel van /het

bad/ dat ons tot leven bracht en doordat wij nieuw werden gemaakt door

/heilige geest/.” In deze Schriftplaats vinden wij een variatie op

hetgeen de Heer in Johannes 3:5 stelt: “... Indien iemand niet uit

/water en geest/ wordt geboren, …” De apostel noemt de doop hier “het

bad dat ons tot leven bracht en doordat wij nieuw werden gemaakt door

heilige geest/,/”/ waardoor wij gered worden/. Water en geest zijn

onmisbare elementen van de doop.

Andere uitspraken over doop en wedergeboorte zijn: “Mannen, blijft uw

vrouw liefhebben, evenals ook de Christus de gemeente heeft liefgehad en

zich voor haar heeft overgeleverd /om haar te heiligen, haar reinigend

met het bad des waters door middel van het woord.”/ (Efezi?rs 5:25, 26)

De apostel Petrus zegt tegen mensen, die door middel van de Heer Jezus

gelovigen in God zijn geworden: “Want gij hebt een nieuwe geboorte

gekregen, niet door vergankelijk, maar door onvergankelijk

[wedervoortbrengend] zaad, door middel van het woord van de levende en

blijvende God ... wat u als goed nieuws is bekendgemaakt.” (1 Petrus

1:23) Ook schrijft hij over de doop in Christus als de tegenbeeldige ark

van Noach: “...Ook nu wordt gij /gered/ door dat wat hiermee

overeenkomt, namelijk de doop …” (1 Petrus 3:20, 21)

Laten wij er op letten dat de doop zowel in verband staat met heiliging

en reiniging als met redding en wedergeboorte. Toch is er slechts ??n

doop, die voor allen gelijk is: “E?n lichaam is er en ??n geest, zoals

gij ook werdt geroepen in de ?ne hoop, waartoe gij werdt geroepen: ??n

Heer, ??n geloof, ??n doop, ??n God en Vader van allen, die boven allen

en door allen en in allen is.” (Efezi?rs 4:4-6)

*6. Gevolgen van de wedergeboorte *

Naast hetgeen hierboven reeds is geschreven over heiliging, reiniging,

redding en wedergeboorte wil ik nog uw aandacht vragen voor enige andere

aspecten die bij de verlossing in Christus betrokken zijn.

*Van de duisternis tot het licht* Door aanvaarding van Jezus is veel ons

deel geworden. Van de autoriteit van Satan werden wij overgezet in het

Koninkrijk van onze Heer. De Heer Jezus zond Saulus uit om “hun [de

nati?n] de ogen te openen, om hen van de duisternis tot het licht en van

de autoriteit van Satan tot God te keren, opdat zij vergeving van zonden

ontvangen en een erfenis krijgen onder hen die door [hun] geloof in mij

geheiligd zijn” (Handelingen 26:18) en “Hij heeft ons bevrijd van de

autoriteit der duisternis en ons overgezet in het koninkrijk van de Zoon

van zijn liefde, door bemiddeling van wie wij onze verlossing door

losprijs hebben, de vergeving van onze zonden” (Kolossenzen 1:13-14) en

“Hij heeft ons mede opgewekt en ons mede een plaats doen innemen in de

hemelse gewesten in eendracht met Christus Jezus.” (Efezi?rs 2:6)

*Kinderen, zonen van God* Door geloof en doop in Christus zijn wij in

een geheel nieuwe relatie tot God gekomen. Van vijanden, dood in zonden

en misdaden zijn wij nu in liefde door God als zijn kinderen, als zijn

zonen aangenomen. “In werkelijkheid zijt gij allen zonen van God door

middel van uw geloof in Christus Jezus. Want gij allen die in Christus

werdt gedoopt, hebt Christus aangedaan. Er is noch jood noch Griek, er

is noch slaaf noch vrije, er is noch man noch vrouw, want gij zijt allen

??n [persoon] in eendracht met Christus Jezus. Bovendien, wanneer gij

Christus toebehoort, zijt gij werkelijk Abrahams zaad, erfgenamen met

betrekking tot een belofte.” (Galaten 3:26-29; zie Efezi?rs 1:5; 1

Johannes 3:1, 2) Deze bijzondere nauwe band die wij nu met de Almachtige

en Heilige God mogen hebben, brengt ons ertoe God aan te roepen als

‘Vader!’ “Omdat gij nu zonen zijt, heeft God de geest van zijn Zoon in

ons hart gezonden, die uitroept: ‘Abba, Vader!’” (Galaten 4:6) “Ziet

welk een liefde de Vader ons gegeven heeft, zodat wij kinderen van God

genoemd zouden worden; en dat zijn wij ook. Daarom kent de wereld ons

niet, omdat ze hem niet heeft leren kennen.” (1 Johannes 3:1)

*Zekerheid door de geest* “Want allen die door Gods geest worden geleid,

zijn Gods zonen ... Gij hebt een geest van aanneming als zonen

ontvangen, door welke geest wij uitroepen: ‘Abba, Vader!’ De geest zelf

legt getuigenis af met onze geest dat wij Gods kinderen zijn. Indien wij

dan kinderen zijn, zijn wij ook erfgenamen, ja, erfgenamen van God, maar

mede?rfgenamen met Christus, mits wij te zamen lijden, opdat wij ook te

zamen worden verheerlijkt.” (Romeinen 8:14-17) “Maar ook gij hebt op hem

gehoopt nadat gij het woord der waarheid, het goede nieuws over uw

redding, hadt gehoord. Door bemiddeling van hem werdt ook gij, nadat gij

hadt geloofd, /met de beloofde heilige geest verzegeld, die een van

tevoren gegeven onderpand van onze erfenis is/, met het oog op de

verlossing door losprijs van [Gods] eigen bezit, tot lof van zijn

heerlijkheid.” (Efezi?rs 1:13, 14) Elk kind van God heeft de geest van

God ontvangen en deze geest is de zekerheid, dat wij met Christus mogen

erven, dat wij deel mogen krijgen aan zijn Koninkrijk._ _

*Een verlicht verstand* Wedergeboorte of geboorte van Boven, uit God,

opent ons oog voor de werkelijkheid van de geestelijke, hemelse dingen

(vgl. Johannes 3:3). Zo schrijft de apostel: “Nu hebben wij niet de

geest van de wereld ontvangen, maar de geest die van God komt, opdat wij

de dingen zouden weten die ons door God goedgunstig zijn gegeven ... Een

fysiek mens aanvaardt niet de dingen die van de geest Gods zijn, want

zij zijn hem dwaasheid; hij kan [ze] niet te weten komen omdat ze

geestelijk worden onderzocht. De geestelijke mens echter onderzoekt wel

alle dingen, maar zelf wordt hij door geen mens onderzocht.” (1

Korinthi?rs 2:12, 14, 15) De apostel bad voor de gelovigen “opdat de God

van onze Heer Jezus Christus, de Vader der heerlijkheid, u een geest van

wijsheid en van openbaring in de nauwkeurige kennis van hem moge geven,

zodat gij, doordat de ogen van uw hart verlicht zijn, moogt weten wat de

hoop is waartoe hij u heeft geroepen, wat de glorierijke rijkdom is die

hij als een erfenis voor de heiligen bewaart.” (Efezi?rs 1:17, 18) Uit

deze teksten blijkt dat ook in de vroege gemeente de gelovigen nog geen

inzicht hadden in de glorierijke rijkdom, die God als een erfenis voor

de heiligen bewaart. Toch waren zij uit God geboren, hadden zij de geest

van God ontvangen. De geest van God, die ons geschonken is, wordt ook de

“zalving” genoemd: “En wat u betreft, de zalving die gij van hem hebt

ontvangen, blijft in u, en gij hebt niet nodig dat iemand u onderwijst

...” (1 Johannes 2:27; vgl. Johannes 14:15-18, 21-26;16:13 )

*Groei door de geest* Als wij pas tot Christus komen, zijn wij nog sterk

be?nvloed door wereldse, vleselijke gedachten. Naarmate wij ons echter

aan Christus onderwerpen zullen wij groeien, zodat Christus in ons

gevormd wordt. “En wij allen worden … van /heerlijkheid tot heerlijkheid

in hetzelfde beeld veranderd/, precies zoals het door Jehovah, [de]

Geest, wordt gedaan.” (2 Korinthi?rs 3:18; vgl. Galaten 4:19) De apostel

Petrus schrijft: “Ja, juist om deze reden moet gij, doordat gij als

weerklank van uw zijde ernstig elke krachtsinspanning bijdraagt, bij uw

geloof deugd voegen, bij [uw] deugd kennis, bij [uw] kennis

zelfbeheersing, bij [uw] zelfbeheersing volharding, bij [uw] volharding

godvruchtige toewijding, bij [uw] godvruchtige toewijding broederlijke

genegenheid, bij [uw] broederlijke genegenheid liefde. Want indien deze

dingen bij u bestaan en overvloedig zijn, zullen ze u beletten hetzij

inactief of onvruchtbaar te zijn met betrekking tot de nauwkeurige

kennis van onze Heer Jezus Christus.” (2 Petrus 1:5-8) De Heer Jezus

zegt: “Ik ben de wijnstok, gij zijt de ranken. Wie in eendracht met mij

blijft, en ik in eendracht met hem, die draagt veel vrucht; want

gescheiden van mij kunt gij in het geheel niets doen.” (Johannes 15:5;

vgl. Romeinen 7:4)

*7. Het geloof: een bijzonder vermogen *

Geloven dat Jezus de beloofde Verlosser is, de Christus, is een

bijzonder vermogen. Het is een gave van God: “Een mens kan geen enkel

ding ontvangen, tenzij het hem vanuit de hemel gegeven is.” (Johannes

3:27) Dit geloof is een openbaring van de Vader. Toen de Heer aan Petrus

vroeg: “Wie zegt gij echter dat ik ben?” antwoordde deze: “Gij zijt de

Christus, de Zoon van de levende God.” Vervolgens zei Jezus: “Gelukkig

zijt gij, Simon, zoon van Jona, want vlees en bloed hebben u dit niet

geopenbaard, maar mijn Vader die in de hemel is.” (Matth??s 16:16, 17)

Dit vermogen tot geloven is een vervulling van hetgeen geschreven is in

de profeten: “En zij zullen allen door Jehovah worden onderwezen. Een

ieder die het van de Vader gehoord en geleerd heeft, komt tot mij.”

(Johannes 6:45) Hebt u dit bijzondere geloof? Zo ja, dan heeft u dit

door openbaring van Godswege ontvangen. Dan gelden ook deze woorden voor

u: “Niemand kan tot mij komen, tenzij het hem door de Vader gegeven is”

en “Gij hebt mij niet uitgekozen, maar ik heb u uitgekozen” (Johannes

6:65; 15:16). U mag zich verheugen in uw roeping en verkiezing!

*8. Wie worden opnieuw geboren? *

Wie worden opnieuw of ‘van Boven’ geboren? Zeer zeker een belangrijke

vraag. Zoals de Schrift geen twijfel laat bestaan over de vraag waarom

een nieuwe geboorte nodig is (zie onder punt 3), is zij ook duidelijk in

haar antwoord op de vraag wie opnieuw geboren worden. Als u het geloof

in Jezus hebt ontvangen en wilt weten voor wie de wedergeboorte geldt,

dan kunt u de volle zekerheid hierover alleen maar putten uit de woorden

zoals die in de Schrift zijn opgetekend. Johannes schrijft: “/Doch aan

ALLEN die hem wel ontvingen, heeft hij de macht gegeven Gods kinderen te

worden/, omdat zij geloof oefenden in zijn naam; en zij zijn niet uit

bloed noch uit een vleselijke wil of uit de wil van een man geboren,

maar uit God” en “/Een IEDER die gelooft dat Jezus de Christus is, is

uit God geboren/, en een ieder die degene liefheeft die geboren deed

worden, heeft hem lief die uit diegene geboren is.” “In werkelijkheid

zijt gij /ALLEN zonen van God door middel van uw geloof in Christus

Jezus/. /Want gij ALLEN die in Christus werdt gedoopt, hebt Christus

aangedaan./” (Johannes 1:12,13; 1 Johannes 5:1; Galaten 3:26, 27)

Duidelijker dan hierboven uiteengezet kunnen de apostelen, die spreken

uit de geest van God, niet zijn. De woorden ALLEN en EEN IEDER sluiten

niemand uit die voldoet aan de voorwaarde dat hij of zij Jezus heeft

aangenomen, dus gelooft in Zijn naam. Zij allen zijn uit God geboren,

zij zijn allen kinderen, zonen van God.

Andere teksten in dit verband: “Indien gij in overeenstemming met het

vlees leeft, zult gij zeker sterven; maar indien gij door de geest de

praktijken van het lichaam ter dood brengt, zult gij leven. Want /ALLEN

die door Gods geest worden geleid, zijn Gods zonen/. Want gij hebt geen

geest van slavernij ontvangen, die wederom vrees veroorzaakt, maar gij

hebt /een geest van aanneming als zonen ontvangen/, door welke geest wij

uitroepen: /“Abba,/ Vader!” (Romeinen 8:13-15) Let op de tegenstelling:

We leven ?f in overeenstemming met het vlees, met als loon de dood, ?f

we laten ons leiden door de geest en zijn zonen van God. De Schrift

leert dat er maar ??n doop is: “E?n lichaam is er en ??n geest, zoals

gij ook werdt geroepen in de ?ne hoop, waartoe gij werdt geroepen: ??n

Heer, ??n geloof, ??n doop, ??n God en Vader van allen, die boven allen

en door allen en in allen is.” (Efezi?rs 4:4-6) Die ene doop wordt het

“bad der wedergeboorte” genoemd. Bent u in Christus gedoopt? [Let wel:

er is geen andere, geldige doop!] Dan bent u wedergeboren en een zoon

van God!

*9. De leer van het Genootschap *

Daar waar Gods woord de wedergeboorte of de geboorte uit God

onlosmakelijk verbindt aan het geloof in en de aanvaarding van Christus

Jezus, wordt door het Genootschap geleerd dat de wedergeboorte slechts

geldt voor letterlijk 144.000 gezalfden en niet voor de overgrote

meerderheid van Jehovah’s getuigen. Op pag. 11 en 12 van “/De

Wachttoren”/ van 15-2-1982 schrijft zij: “Leiden de stappen die iemand

doet door kennis te verwerven omtrent Jehovah God en Jezus Christus,

geloof te oefenen en berouw te hebben, zich te bekeren, zich op te

dragen en zich te laten dopen er automatisch toe dat hij “wederom

geboren” wordt? Beslist niet! ... Alles wat iemand die bovenge­noemde

stappen heeft gedaan, kan doen, is te zorgen, dat hij er voor in

aanmerking komt “wederom geboren” te worden indien dat Gods wil is.”

Tegenover het “beslist niet!” en het “indien het Gods wil is” staat

hetgeen geschreven is: “EEN IEDER die gelooft dat Jezus de Christus is,

IS uit God geboren” en “ALLEN die Hem aangenomen hebben, ... die in Zijn

naam geloven, ... (ZIJN) uit God geboren”. Het is vanzelfsprekend dat

deze Schriftwoorden het “beslist niet” van het Genootschap uitsluiten.

Ook is het duidelijk dat het Genootschap niet de bevoegdheid heeft de

aan de gelovigen in Christus gegeven beloften, zoals die uit de Schrift

tot ons komen, te beperken tot slechts 144.000 christenen. Of moeten wij

de duidelijke verklaring in het woord van God ondergeschikt maken aan de

feilbare uitleg van het Genootschap? Waarschuwt de Schrift ons niet voor

dergelijke praktijken? Vergelijkt u eens Matth??s 15:6: “Zo hebt gij dan

het woord van God krachteloos gemaakt ter wille van uw overlevering.” En

dit alleen omdat het Genootschap leert dat getallen in het boek

Openbaring letterlijk zijn en dat het aantal verzegelden uit de stammen

van het volk Isra?l, de honderd vierenveertig duizend, inmiddels

(praktisch) vol is (vgl. Openbaring 7:4 en 14:1).

Waar het /alleen/ op aan komt is of /wij/ in Jezus geloven en Hem

aangenomen hebben. Indien dit het geval is, dan is er volgens de Schrift

geen enkele reden meer tot twijfel of de Heer ons heeft aangenomen en

wij uit God geboren zijn. Vooral niet als wij beseffen dat God Zelf ons

dit bijzondere vermogen tot geloof in zijn Zoon gegeven heeft. Er staat

immers: “… Een ieder die het van de Vader gehoord en geleerd heeft, komt

tot mij …” en “Al wat de Vader mij geeft, zal tot mij komen, en wie tot

mij komt, zal ik geenszins verdrijven.” (Johannes 6:45, 37)

Gelooft u in de naam van Jezus Christus en hebt u Hem aangenomen als uw

Heer en Verlosser, als Degene die ook voor uw zonden is gestorven en u

daardoor verzoend heeft met de Almachtige en Hoogheilige God? Dan kan

dit alleen maar omdat dit Gods wil is (Johannes 15:16; Filippenzen

2:13). Begrijpelijk dat dan ook de geboorte uit Hem overeenkomstig Zijn

wil en het zekere gevolg van dit geloof is. Met andere woorden: dan bent

u wedergeboren! God is getrouw; wat Hij zegt, zal Hij doen. In Hem is

onze zekerheid!

Een ander punt in dit verband is het volgende: Het Genootschap leert dat

degenen die zij rekent te behoren tot de “grote schare”, vergeving van

zonden, reiniging en de Heilige Geest hebben ontvangen; ook worden zij

gedoopt en leert zij dat dezen behoren tot het volk van God. Waarom

wordt dit geen “wedergeboorte” of “geboorte van Boven” genoemd, er is

toch maar ??n doop? Omdat deze mensen (nog) geen verlangen hebben om bij

Jezus in de hemel te zijn en te delen in Zijn heerlijkheid? Dit is geen

reden om te leren dat deze gelovigen daarom niet wedergeboren zijn. Een

dergelijk verlangen in het geloof is namelijk het gevolg van een

groeiproces in Christus en kan alleen ontstaan als kennis hiervan wordt

doorgegeven (denk ook aan het gebed door oudsten) en als de mogelijkheid

om deel te krijgen aan deze heerlijkheid open is. Hierin schiet het

onderwijs van het Genootschap helaas tekort.

In de eerste gemeente werden de gelovigen ook gedoopt en wedergeboren

zonder kennis van de hemelse heerlijkheid, waartoe zij geroepen zijn.

Dit kunnen wij afleiden uit de inhoud van de boodschap, waarop men zich

liet dopen en ook uit het feit dat hier geen langdurige godsdienstige

vorming aan vooraf ging (vgl. Handelingen 2:41; 9:15-18; 10:43-48;

16:14, 15, 30-34). Bovendien behoort de doop tot het fundament, de basis

leer die bestaat uit eenvoudige, principi?le waarheden (vgl. Hebree?n

6:1-3). Van de apostel lezen wij dat hij bad voor de gelovigen in zijn

tijd om meer inzicht in de diepere dingen van God. Hij schreef: “Dit is

de reden waarom ook ik, aangezien ik heb gehoord van het geloof dat gij

in de Heer Jezus en jegens alle heiligen hebt, niet ophoud voor u te

danken. Ik blijf u in mijn gebeden gedenken, opdat de God van onze Heer

Jezus Christus, de Vader der heerlijkheid, u een geest van wijsheid en

van openbaring in de nauwkeurige kennis van Hem moge geven, zodat gij,

doordat de ogen van uw hart verlicht zijn, moogt weten wat de hoop is

waartoe hij u heeft geroepen, wat de glorierijke rijkdom is die hij als

een erfenis voor de heiligen bewaart.” (Efezi?rs 1:15-18) Een geweldig

voorbeeld heeft Paulus ons hier gegeven. Omdat het Genootschap leert dat

het aantal mensen dat in aanmerking komt voor de belofte, die door de

Heer Jezus is gedaan, (praktisch) voltallig is zal zij hetzelfde gebed

van de apostel niet richten tot God, opdat degenen die zich tot haar

richten om geestelijke leiding inzicht mogen krijgen in de hoop,

waarover de apostel Paulus hier spreekt. Wat zij ten onrechte wel doet

is het uitdragen van de leer dat het aantal gelovigen, dat in de

heerlijkheid van Jezus mag delen, praktisch vol is. De Heer Jezus heeft

echter geen beperking aangegeven aan het aantal mensen die in Zijn

heerlijkheid mogen delen. De enige voorwaarde die Hij stelt is dat wij

Hem moeten volgen, waar hij ook gaat. Indien wij dit doen, dan zullen

wij ook ontvangen wat Hij heeft beloofd (vgl. Matth??s 19:28; Johannes

12:26; Openbaring 14:4).

*10. Tenslotte *

Dit artikel is geschreven in het besef dat de inhoud hiervan een grote

uitwerking kan hebben op uw leven. Misschien heeft u reeds vele jaren

met een oprecht hart tot de Getuigen behoord. En nu ziet u wellicht dat

het Genootschap eigenmachtig veranderingen heeft aangebracht in de leer,

die /eens voor altijd/ aan de heiligen is overgeleverd (vgl. Judas 3).

Dit kan een grote teleurstelling voor u zijn. Hoe erg dit ook voor u is,

??n ding is zeker: Jehovah en Jezus houden van u en zorgen voor u.

Realiseert u zich ook dat - hoewel dit voor u misschien nog moeilijk

voor te stellen is - alle beloften van God, die in de Bijbel

opgeschreven zijn en die verbonden zijn aan de navolging van Christus,

ook werkelijk voor u zijn? U mag zich erover verwonderen, dat u mag

behoren tot Gods volk, tot Gods kinderen, tot Gods zonen, tot het

lichaam van Christus. U mag zich er in verblijden dat de geest van God

in u woont en dat u daardoor van Boven of opnieuw bent geboren. Verheugt

u zich er maar over en dankt u God voor deze genade. Laat u niet van de

rijkdom in Christus afhouden omdat het Genootschap een andere,

afwijkende uitleg geeft. Bid om leiding en lees uw Bijbel en pas op

uzelf toe wat er staat. Ook die gedeelten die volgens het Genootschap

betrekking hebben op de “kleine kudde”, de honderd vierenveertig

duizend. Stel uw vertrouwen op “degene nu die u voor struikelen kan

behoeden en u onbesmet, met grote vreugde, voor zijn heerlijkheid kan

doen staan. De enige God, onze Redder door bemiddeling van Jezus

Christus onze Heer, zij heerlijkheid, majesteit, macht en autoriteit in

alle voorbijgegane eeuwigheid en nu en tot in alle eeuwigheid. Amen.”

(Judas 24,25)

------------------------------------------------------------------------

[1] <#_ftnref1> Officieel tijdschrift, uitgegeven door het

Wachttorengenootschap van Jehovah’s Getuigen en gepubliceerd onder

leiding van het bestuur.

[2] <#_ftnref2> Jehovah, naar men aanneemt, de naam van God. Deze Naam

[JHWH] (Hebr.:???? ?Tetragram, aanduiding voor de uit vier letters

bestaande godsnaam die in joodse kringen uit eerbied voor de Goddelijke

naam nooit meer wordt uitgesproken, behalve door de hogepriester op Jom

Kippoer of Grote Verzoendag), wordt in christelijke kringen ook vaak als

Jahweh uitgesproken. In Nederland en Duitsland werd, tot in het begin

van de 20^ste eeuw, in literatuur de naam Jehova als godsnaam gebruikt.

Volgens de /Encarta Encyclopedia 2002/ is het niet zeker dat de

uitspraak Jahweh, die tegenwoordig in wetenschappelijke kringen in

plaats van het vroegere Jehova aanvaard wordt, de juiste is.

* Alle citaten in dit artikel zijn ontleend aan de /Nieuwe Wereldvertaling/.

------------------------------------------------------------------------

Voorkeur gevende aan het Woord van God in plaats van aan het woord van mensen en aan tradities.