watisgodsdoelmetdeaarde?

Wat is Gods doel met de aarde?

Wat is Gods doel met de aarde?

Is het niet merkwaardig dat zovelen die zich ‘christenen’ noemen niet weten wat er in de toekomst met de aarde zal gebeuren? Misschien is de vraag voor hen van weinig belang omdat zij uitzien naar een leven in de hemel.

Sommigen menen, naar aanleiding van 2 Petrus 3:10, dat de aardbol “brandende zal vergaan”. [1] Maar we hoeven alleen de Bijbel maar goed te lezen om te ontdekken dat God een wonderlijk plan voor de mensen op aarde in voorbereiding heeft.

De Allehoogste God, onze Vader, schiep de aarde als een planeet onder zijn voeten, als zijn figuurlijke voetbank. Bij monde van zijn profeet Jesaja voorzei God dat hij ’de plaats van zijn voeten heerlijk zou maken’ (Jesaja 60:13) [2]. Helemaal aan het begin van het menselijk bestaan heeft de Schepper de aarde als eeuwig tehuis aan de mens gegeven. Het was toen werkelijk een ’goede aarde’. Het bijbelse scheppingsverslag licht ons erover in dat de Schepper, nadat hij de aardse situatie voor de eerste man en vrouw in gereedheid had gebracht en hen op de aarde had geplaatst, ’alles zag wat hij gemaakt had en zie! het was zeer goed’ (Genesis 1:31) [3]. Als de toestanden op aarde de Schepper niet zeer goed hadden toegeschenen, zou hij zijn menselijke kinderen hier om te beginnen nooit hebben neergezet. Dezelfde schrijver van het scheppingsverslag zegt over God de Schepper: „De Rots, volmaakt is zijn activiteit, want al zijn wegen zijn gerechtigheid. Een God van getrouwheid, bij wie geen onrecht is” (Deuteronomium 32:4) [4]. Nergens kunnen wij lezen dat de Almachtige God zich met betrekking tot zijn werk of activiteiten tegenover wie maar ook zou moeten verontschuldigen. Als een goede Vader had hij de mensheid vanaf het eerste begin lief. Hij heeft de mensheid nog steeds lief. (Johannes 3:16).[5]

De eerste mens, Adam, werd als een volmaakte menselijke zoon van God geschapen (Lukas 3:38) [6]. Het was nooit de bedoeling van Jehovah God dat Adam zou sterven. Adam en zijn vrouw, Eva, hadden het vooruitzicht een zondeloze menselijke familie voort te brengen die eeuwig zou leven en een paradijsaarde zou vullen (Genesis 1:28) [7]. De dood maakte geen deel uit van Gods oorspronkelijke voornemen met betrekking tot de man en de vrouw.

Ze deed haar intrede op het menselijke toneel slechts als gevolg van opstand tegen de goddelijke wet. (Genesis 2:15-17; 3:17-19) [8].

Deze opstand wierp grote morele strijdpunten op, zoals de rechtmatigheid van Gods soevereiniteit en het vermogen van mensen om getrouw aan zijn wetten te blijven. Er zou tijd nodig zijn om deze strijdpunten op te lossen. Maar Jehovah’s voornemen met de mensheid veranderde niet, en hij kan niet falen in wat hij zich ten doel stelt. God Zijn plan was dat de wereld bevolkt zou worden door menselijke wezens in een omgeving van groen en omringd door dieren. Hij is vastbesloten de aarde te vullen met een volmaakte menselijke familie die zich zal verheugen in eeuwig leven in het Paradijs (Psalm 37:29; 104:5; Jesaja 45:18; Lukas 23:43) [9]. Wij moeten deze fundamentele waarheid in gedachte houden wanneer wij Jezus’ woorden in verband met wedergeboorte beschouwen.

Het goddelijke Opperwezen dat het bestaan van de mens een aanvang liet nemen in een paradijstuin, wil dat de mens zo gelukkig mogelijk is. In Het Woord van God, de Bijbel kunnen wij lezen: „God is liefde”! (1 Johannes 4:8, 16) [10]. Alsook kunnen wij in die Heilige Schrift vinden wat er al niet gebeurt is en hoe God voorzieningen heeft getroffen om zijn plan te kunnen volbrengen.

Toen God de eerste man en vrouw een doel voor ogen stelde dat Hem tot eer strekte, gaf hij hun de opdracht vruchtbaar te zijn en de aarde met volmaakte kinderen te vullen. Hun werd ook gelast de aarde te onderwerpen en in een wereldomvattend paradijs te veranderen en heerschappij uit te oefenen over alle schepselen op aarde die in rangorde lager waren dan de mens (Genesis 1:28). [11]

Er wordt in voorspeld dat er betere tijden zullen komen en er wordt een beeld geschetst van een wereld waarin volwassen mannen en vrouwen in vlekkeloze menselijke volmaaktheid als liefdevolle broeders en zusters bij elkaar wonen (Jesaja 9:6) [12]. Gemotiveerd door liefde zijn zij volmaakt onderworpen aan de glorierijke Schepper van hemel en aarde, Jehovah God.

Duizenden jaren geleden sprak God in een door hem geïnspireerde beschrijving van zijn rijk de volgende indrukwekkende woorden tot zijn uitverkoren volk: „De hemel is mijn troon en de aarde mijn voetbank” (Jesaja 66:1) [13]. De volkomen heerlijkheid van zijn „voetbank”, de Paradijsaarde, dient een passende weerspiegeling te zijn van de heerlijkheid van zijn troon in de onzichtbare hemelen.

Ten tijde van de schepping der aarde aanschouwden degenen die zich in het hemelse rijk om Gods troon bevonden, het aardse toneel dat zich beneden hen bevond. Wat moeten zij in vervoering zijn geraakt toen hun ogen de heerlijke luister ervan aanschouwden! Hoe konden zij zich ervan weerhouden spontaan in gezang los te barsten? (Vergelijk Zefanja 3:17; Psalm 100:2, GNB.)[14] De blijde en gelukkige Schepper bracht zijn aardse schrijver ertoe onder inspiratie de volgende nauwkeurige beschrijving te geven van wat er zich in de hemel afspeelde: ’De morgensterren hieven te zamen een vreugdegeroep aan, en alle zonen Gods betuigden voorts juichend hun instemming’ (Job 38:7) [15]. Hoeveel te meer zullen Gods engelenzonen een vreugdegeroep tot heerlijkheid van God aanheffen wanneer het paradijs hersteld is!

Het is inderdaad hartverwarmend dat wij er door de geïnspireerde Heilige Schrift opnieuw van verzekerd worden dat de grootse verwezenlijking van een paradijsaarde het doel was dat Jehovah God reeds vanaf het begin in gedachten had. Deze vreugde inboezemende, lofzang ontlokkende climax van Gods voornemen met betrekking tot deze aarde is nu precies datgene wat terecht verwacht kan worden van een God die met een nimmer falende tentoonspreiding van zijn uitnemendheid van heerlijkheid tot heerlijkheid voortschrijdt. Alle lof komt hem toe! (Psalm 150:1, 2; Jesaja 45:18; Openbaring 21:3-5) [16].

Wij mensen moeten ook naar de toekomst kijken. Maar wij kunnen nog verder kijken en bewust worden van de voortreffelijke vooruitzichten. Wat een verrukkelijk gezicht ontvouwt zich aan ons oog! De hele aarde straalt van een smetteloze schoonheid, voortgebracht door de grootste Hovenier in het gehele universum. Het paradijs zal over de hele aarde voor de mensheid hersteld zijn!

Gelukkig zal Gods schepping van de aarde en de mens die hij erop heeft geplaatst, geen nutteloze onderneming blijken te zijn. Droevig genoeg is het na meer dan 6000 jaar van menselijk bestaan en menselijke ervaring duidelijk geworden dat de mens in gebreke is gebleven datgene te doen wat hem werd opgedragen. En wat nog erger is: als gevolg van hun eigen afschuwelijke uitvindingen dreigen mensen nu zichzelf op een bijzonder gewelddadige wijze te verdelgen. Maar dat de mensheid er voor het merendeel blijk van heeft gegeven gefaald te hebben, wil nog niet zeggen dat God de Schepper gefaald heeft.

Het oorspronkelijke voornemen van God met betrekking tot onze aarde zal worden verwezenlijkt. Wij bezitten Gods verzekering dat dit zal gebeuren! (Jesaja 55:11) [17] In Prediker 1:4 zegt de bijbel: „Een geslacht gaat, en een geslacht komt; maar de aarde staat zelfs tot onbepaalde tijd.” [18] En in Jesaja 45:18 verwijst God de Schepper naar zichzelf als „de Formeerder van de aarde en de Maker ervan”, waaraan hij toevoegt: „Hij, Degene die haar stevig heeft bevestigd, die haar niet louter voor niets heeft geschapen, die haar ter bewoning geformeerd heeft: ’Ik ben Jehovah, en er is geen ander.’” [19] En op Gods bestemde tijd zal de aarde alsnog ’bewoond’ worden door een volmaakt mensengeslacht dat begunstigd is met de gave van eeuwig leven!

Bovenstaande geruststellende verklaring met betrekking tot Gods voornemen wordt niet gelogenstraft door de woorden van de apostel Petrus waarin hij ons waarschuwt dat de hemelen en de aarde van nu zullen voorbijgaan. Neen, want onmiddellijk nadat hij ons aan deze toekomstige, thans zo nabije gebeurtenis heeft herinnerd, vervolgt hij met de woorden: „Maar er zijn nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, die wij overeenkomstig zijn belofte verwachten, en daarin zal rechtvaardigheid wonen” (2 Petrus 3:10-13). Gods belofte met betrekking tot deze nieuwe hemelen en nieuwe aarde is in Jesaja 65:17 bewaard gebleven. Over de duur van deze hemelen en aarde wordt ons in Jesaja 66:22 gezegd: „’Want net zoals de nieuwe hemel en de nieuwe aarde die ik maak, voor mijn aangezicht bestaan’, is de uitspraak van Jehovah, ’zo zal het nageslacht van ulieden en de naam van ulieden blijven bestaan.’”

Ah, ja, de nieuwe hemelen en de nieuwe aarde zullen voor het aangezicht van Jehovah blijven bestaan; ze zullen onwrikbaar blijken te zijn, ze zullen duurzaam zijn, ze zullen bestendig zijn! De „nieuwe aarde” bestaat uit een rechtvaardig mensengeslacht dat de gereinigde aardbol zal bewonen, waarvan de Schepper had gezegd dat hij die „ter bewoning” had geformeerd (Jesaja 45:18). De „nieuwe hemelen”, waarmee nieuwe rechtvaardige hemelse machten worden bedoeld, zullen de leiding hebben over de gereinigde aarde en de rechtvaardige bewoners ervan. Jehovah God zal onze schitterende aardbol beslist niet „louter voor niets” hebben geschapen. Ze zal hem alsnog als Maker rechtvaardigen!

Miljoenen thans levenden zullen nooit door de dood van het aardse toneel verdwijn ***

In deze tijd verheugen miljoenen mensen die ’met God wandelen’ zich over het toekomstbeeld dat in Openbaring 20:11-14 staat, waar wij lezen: „En ik zag een grote witte troon en degene die daarop was gezeten. De aarde en de hemel vloden van voor zijn aangezicht weg, en er werd geen plaats voor ze gevonden. En ik zag de doden, de groten en de kleinen, staande voor de troon, en er werden boekrollen geopend. Maar er werd een andere boekrol geopend; het is de rol des levens. En de doden werden geoordeeld op grond van de dingen die in de boekrollen geschreven stonden, overeenkomstig hun daden. En de zee gaf de doden in haar op, en de dood en Hades gaven de doden in hen op, en zij werden ieder afzonderlijk geoordeeld overeenkomstig hun daden. En de dood en Hades werden in het meer van vuur geslingerd. Dit betekent de tweede dood: het meer van vuur.”

Degenen die uit de doden worden opgewekt, zullen volgens die bijbelse profetie niet op een ontvolkte aarde terugkomen.

Over de gehele wereld zijn er verscheidene Bijbelonderzoekers die aannemen dat die hoop die zij samen delen werkelijk zal worden.

Miljoenen mensen hebben Jezus Christus aangenomen als de Beloofde Verlosser, dé Gezalfde en hebben in Zijn opstanding een voorbeeld gezien van wat er met hen kan gebeuren.

Samen kunnen zij zich verbonden voelen in hetzelfde geloof en voelen zij zich als Broeders en Zusters in Christus bevoorrecht om met die hoop te mogen leven en uit te kijken naar het ten einde komen van de figuurlijke oude hemelen en aarde om te overleven en de uit de opstanding teruggekeerde doden te verwelkomen op een aarde die wordt bebouwd en in een wereldomvattend paradijs wordt veranderd (Lukas 23:43) [20]. Het nieuwe samenstel van dingen zal dan al in een vergevorderd stadium van ontwikkeling zijn. De overlevenden van het einde van deze oude wereld zullen op liefdevolle wijze ruimschoots voorzieningen hebben getroffen voor de terugkeer van de losgekochte menselijke doden.

Die miljoenen overlevenden zullen zich herinneren hoe Jezus onmiddellijk nadat hij zijn geliefde vriend Lazarus uit die graftombe daar in Bethanië — vlak bij Jeruzalem — had opgewekt, degenen die getuige waren geweest van dit wonder, de opdracht gaf Lazarus uit zijn grafwindsels los te maken. Ook toen Jezus het dochtertje van de joodse regeerder Jaïrus uit de doden opwekte, „beval [hij] dat men haar iets te eten zou geven” (Lukas 8:55; Johannes 11:44). Ongetwijfeld zullen de overlevenden vanuit de hemel instructies ontvangen om passende voorzieningen voor de terugkeer van de miljarden menselijke doden te treffen.

Wij kijken vol verwachting uit naar die beloofde betere tijden. Maar wij zijn ons er van bewust dat er nog een omvangrijk onderwijzingswerk zal verricht moeten worden. Dit is in overeenstemming met het goddelijke voornemen dat de doden die uit de opstanding terugkomen, volledig profijt zullen trekken van de voordelen van het loskoopoffer van Jezus Christus. Alleen wanneer zij dit doen, zullen zij het recht ontvangen om in menselijke volmaaktheid eeuwig op een Edense aarde te wonen. Wij kunnen slechts hopen deel te mogen uitmaken van die „grote schare” toekomstige overlevenden van de „grote verdrukking” en bereiden ons er reeds op voor een aandeel aan dat schitterende onderwijsprogramma te hebben.

Wij hebben persoonlijk profijt getrokken van de voordelen van de offerandelijke dood van „het Lam Gods”, Jezus Christus (Johannes 1:29) [21].

Over deze „grote schare” wordt in figuurlijke zin ook nog gezegd: „Zij verrichten dag en nacht heilige dienst voor hem in zijn tempel” (Openbaring 7:15) [22].

De apostel Johannes tekende zijn visioen op van „een nieuwe hemel en een nieuwe aarde”, waarin hij zag dat er vanuit de troon van God „een rivier van water des levens” stroomde. Aan weerskanten van deze rivier stonden bomen die vruchten voortbrachten, terwijl de bladeren tot genezing van de natiën dienden (Opb 21:1; 22:1, 2) [23]. Nadat dit onderdeel van het visioen beëindigd was, sprak Jezus tot Johannes over het doel waarvoor hij zijn engel met het visioen had gezonden. Vervolgens hoorde Johannes de bekendmaking: „En de geest en de bruid blijven zeggen: ’Kom!’ En laat een ieder die het hoort, zeggen: ’Kom!’ En een ieder die dorst heeft, kome; een ieder die wil, neme het water des levens om niet.” Kennelijk zou deze uitnodiging door Gods dienstknechten tot dorstige mensen worden gericht om hen ertoe te bewegen te gaan drinken van de voorzieningen die God heeft getroffen om door bemiddeling van het Lam Gods eeuwig leven te verwerven (Jo 1:29) [24]. Zij konden krijgen wat er thans van dit water des levens voorhanden is. De uitnodiging moet worden gericht tot iedereen die bereikt kan worden, niet om uit de verkoop van het water financieel gewin te halen, maar om het kosteloos uit te reiken aan allen die het wensen. (Opb 22:17) [25].

De apostel Paulus schreef over zijn hoop onsterfelijk leven in de hemel te verwerven: „Broeders, ik denk niet van mijzelf dat ik het al gegrepen heb, maar wel staat één ding vast: De dingen die achter mij liggen vergetend en mij uitstrekkend naar de dingen die vóór mij liggen, streef ik naar het doel om de prijs van de roeping naar boven, die God door bemiddeling van Christus Jezus doet toekomen. Laten wij dan, zovelen als er van ons rijp zijn, deze geestesgesteldheid hebben; en indien gij in enig opzicht geestelijk anders geneigd zijt, zal God de bovengenoemde geestesgesteldheid aan u openbaren.”(Filippenzen 3:13-15) .„Nog maar een korte tijd en de goddeloze zal er niet meer zijn . . . De zachtmoedigen daarentegen zullen de aarde bezitten, en zij zullen inderdaad hun heerlijke verrukking vinden in de overvloed van vrede” (Psalm 37:10, 11).

Nu heel binnenkort zal God de dingen herstellen tot de toestand die hij bedoeld had voordat zijn eerste menselijke scheppingen in opstand kwamen. De tijd die hij voor ’s mensen onafhankelijke heerschappij heeft vastgesteld, is bijna verstreken. Wij leven in de tijd waarin hij Jezus zal uitzenden, „die . . . in de hemel zelf moet verblijven tot de tijden van het herstel van alle dingen, waarover God bij monde van zijn heilige profeten van oudsher heeft gesproken”. (Handelingen 3:20, 21) [26].

Ja, alle christenen, of zij nu de hoop hebben onsterfelijkheid in de hemel of eeuwig leven in het Paradijs op aarde te ontvangen, moeten zich ’uitstrekken’ — als het ware met alle inspanning lopen — om het doel, leven, te bereiken!

Bijbelonderzoek zal u reeds nu kunnen helpen. Kennis van God zal niet alleen nu er voor zorgen dat u vreugdevol en gelukkig kan blijven, maar ook zal het u kunnen geruststellen een zekere plaats te verwerven in Gods nieuwe wereld, waar u onder de heerschappij van zijn hemelse koninkrijk eeuwig vorderingen zult kunnen maken!

1.God heeft de mens geschapen om over al wat Hij op aarde geschapen heeft te heersen.

“Laat ons mensen maken naar ons beeld, als onze gelijkenis, opdat zij heersen., over de gehele aarde.”[27]

Let op de uitleg die de Bijbel zelf geeft. Vooreerst in Psalm 8, waarin David in dankbare bewondering staat over Gods bevoorrechting van de mens. En vervolgens in Hebreeen 2:5-10,[28]waar de schrijver laat zien dat “de toekomende wereld” niet onder toezicht van engelen zal staan. Gods plan bij de schepping zal voltooid worden wanneer Christus en de vele zonen die Hij tot heerlijkheid leidt op aarde zullen regeren.

2.God heeft Abraham, de vader van het volk Israël, aangesteld als “een erfgenaam der wereld” en heeft aan hem beloften gedaan van eeuwig leven op aarde.

“Sla toch uw ogen op, en zie van de plaats waar gij zijt, naar het noorden, zuiden, Oosten en westen, want het gehele land, dat gij ziet, zal Ik u en uw nageslacht voor altoos geven.” “Ik zal aan u en uw nageslacht het land, waarin gij als vreemdeling vertoeft, het ganse land Kanaän, tot een altoosdurende bezitting geven.”[29]

3.Deze belofte is niet in vervulling gegaan, maar wacht op de opstandingsdag.

“Door het geloof heeft hij (Abraham) vertoefd in het land der belofte, als in een vreemd land... In dat geloof zijn deze allen gestorven, zonder de beloften verkregen te hebben... Ook deze allen... hebben het beloofde niet verkregen, daar God iets beters met ons voor had, zodat zij niet zonder ons tot de volmaaktheid konden komen.” [30]

4.God heeft de aarde aan de rechtvaardigen als erfenis beloofd.

““... wie de Here verwachten, zij zullen de aarde beërven: Immers nog een wijle, en de goddeloze is niet meer; maar de ootmoedigen beërven het land en verlustigen zich in grote vrede.”

(Het woord ‘land’ — erets — heeft ook de betekenis ‘van aarde’ en wordt vaak ook zo vertaald.)

“Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven. “Want niet door de wet had Abraham of zijn nageslacht de belofte, dat hij een erfgenaam der wereld zou zijn, maar door gerechtigheid des geloofs.” [31]

5.God heeft op de meest nadrukkelijke wijze voorzegd dat de aarde vol zal zijn van zijn heerlijkheid.

“Evenwel, zo waar Ik leef en de heerlijkheid des Heren de ganse aarde vervullen zal...”

“Men zal geen kwaad doen noch verderf stichten op gans mijn heilige berg, want de aarde zal vol zijn van kennis des Heren, zoals de wateren de bodem der zee bedekken.”

“Want de aarde zal vol worden van de kennis van des Heren heerlijkheid, gelijk de wateren de bodem der zee bedekken.” [32]

6.Gods wil zal geschieden op aarde als gevolg van de regering van Christus.

“En de Here zal Koning worden over de gehele aarde; te dien tijde zal de Here de enige zijn, en zijn naam de enige.”

“Uw Koninkrijk kome; uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde.”

“Het koningschap over de wereld is gekomen aan onze Here en aan zijn Gezalfde, en Hij zal als koning heersen tot in alle eeuwigheden’. “Want Hij [christus] moet als koning heersen, totdat Hij al zijn vijanden onder Zijn voeten gelegd heeft … opdat God zij alles in allen.” [33]

7.Gelovigen die waardig bevonden zijn zullen met Christus op aarde regeren.

“Dan zal het koningschap, de heerschappij en de luister van al de rijken onder de hemel gegeven worden aan het volk van de heiligen van de Allerhoogste. Zijn koningschap is een eeuwig koningschap en alle machten zullen hem dienen en gehoorzamen.’” (Da 7:27 WV78)

“En zij zongen een nieuw lied: Waardig zijt Gij het boek te nemen en zijn zegels te openen; want Gij zijt geslacht en Gij hebt hen gekocht voor God met uw bloed uit elke stam en taal en volk en natie. En Gij hebt hen voor onze God gemaakt tot een koninklijk geslacht van priesters, en zij zullen heersen op de aarde.’” (Opb 5:9-10 WV78)

“Zalig en heilig die deel hebben aan de eerste opstanding! Over hen heeft de tweede dood geen macht. Zij zullen priesters zijn van God en Christus, en met Hem als koningen heersen, duizend jaren lang.” (Opb 20:6 WV78)

[34]8.De zetel van deze rechtvaardige heerschappij over de aarde zal de stad Jeruzalem zijn.

“Ik heb immers mijn koning gesteld over Sion, mijn heilige berg.” “Te dien tijde zal men Jeruzalem noemen de troon des Heren, en alle volken zullen zich daarheen verzamelen om de naam des Heren te Jeruzalem.” [35]

9.De sterfelijke bewoners van de aarde zullen onder de leiding van Christus en zijn heiligen Gods wegen leren kennen en hun lof en dankbaarheid betuigen in Gods heiligdom te Jeruzalem.

“En alle volken zullen derwaarts heenstromen en vele natiën zullen optrekken en zeggen: Komt, laten wij opgaan naar de berg des Heren, naar het huis van de God Jakobs, opdat Hij ons lere aangaande zijn wegen en opdat wij zijn paden bewandelen.”

“Allen, die zijn overgebleven van al de volken, die tegen Jeruzalem zijn opgerukt, zullen van jaar tot jaar heentrekken om zich neer te buigen voor de Koning, de Here der heerscharen, en het Loofhuttenfeest te vieren.”

“En het zal geschieden van nieuwe maan tot nieuwe maan en van sabbat tot sabbat, dat al wat leeft zal komen om zich voor mijn aangezicht neer te buigen, zegt de Here.” [36]

*** Voor een meer uitgebreide behandeling van dit onderwerp schrijf aan onderstaand adres voor een gratis exemplaar van het boekje:

HET KOMENDE WERELDRIJK

DE BROEDERS IN CHRISTUS

Een wereldwijde broederschap

Postbus 520, Nl. 3800 AM Amersfoort, Nederland

[1] 2 Petrus 3:9-10: 9 Jehovah is niet traag ten aanzien van zijn belofte, zoals sommigen traagheid beschouwen, maar hij is geduldig met U, omdat hij niet wenst dat er iemand vernietigd wordt, maar wenst dat allen tot berouw geraken. 10 Toch zal Jehovah’s dag komen als een dief, waarop de hemelen met een sissend gedruis zullen voorbijgaan, maar de elementen, intens heet, zullen ontbonden worden, en de aarde en de werken daarop zullen ontdekt worden.

[2] Jesaja 60:13: 13 Tot u zal zelfs de heerlijkheid van de Libanon komen, de jeneverboom, de es en de cipres tegelijk, om de plaats van mijn heiligdom luister bij te zetten; en de plaats van mijn voeten zal ik heerlijk maken.

[3] Genesis 1:31: 31 Daarna zag God alles wat hij gemaakt had en zie! [het was] zeer goed. En het werd avond en het werd morgen: een zesde dag.

1 Timotheüs 4:4-5: 4 De reden hiervoor is dat elke schepping van God voortreffelijk is, en niets is verwerpelijk indien het met dankzegging wordt aanvaard, 5 want het wordt geheiligd door middel van Gods woord en gebed erover.

[4] Deuteronomium 32:4: “de Rots, wiens werk volkomen is, omdat al zijn wegen recht zijn; een God van trouw, zonder onrecht, rechtvaardig en waarachtig is Hij.” (NBG51)

2 Samuël 22:31: 31 Wat de [ware] God betreft, volmaakt is zijn weg; …

[5] Johannes 3:16: 16 Want God heeft de wereld zozeer liefgehad dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben.

1 Johannes 4:9-10:10 De liefde bestaat in dit opzicht niet hierin dat wij God hebben liefgehad, maar dat hij ons heeft liefgehad en zijn Zoon heeft uitgezonden als zoenoffer voor onze zonden.

1 Johannes 4:18-19:19 Wat ons betreft, wij hebben lief omdat hij ons eerst heeft liefgehad.

[6] Lukas 3:38: [zoon] van Enos, [zoon] van Seth, [zoon] van Adam, [zoon] van God

[7] Genesis 2:15: 15 Jehovah God nam nu de mens en plaatste hem in de tuin van Eden om die te bebouwen en er zorg voor te dragen.

Genesis 1:28: 28 Voorts zegende God hen en God zei tot hen: „Weest vruchtbaar en wordt tot velen en vult de aarde en onderwerpt haar, en hebt de vissen der zee en de vliegende schepselen van de hemel en elk levend schepsel dat zich op de aarde beweegt, in onderworpenheid.”

Jakobus 3:6-7:7 Want elke diersoort, zowel wilde beesten als vogels en kruipende dieren en zeedieren, kan door het menselijk geslacht getemd worden en is al getemd.

Genesis 9:1: 9 Vervolgens zegende God Noach en zijn zonen en zei tot hen: „Weest vruchtbaar en wordt tot velen en vult de aarde.

Leviticus 26:9: 9 En ik wil mij tot U wenden en U vruchtbaar maken en U vermenigvuldigen, en ik wil mijn verbond met U gestand doen.

[8] Genesis 2:15-17: 15 Jehovah God nam nu de mens en plaatste hem in de tuin van Eden om die te bebouwen en er zorg voor te dragen. 16 En Jehovah God legde de mens ook het volgende gebod op: „Van elke boom van de tuin moogt gij tot verzadiging eten. 17 Maar wat de boom der kennis van goed en kwaad betreft, gij moogt daarvan niet eten, want op de dag dat gij daarvan eet, zult gij beslist sterven.”

Genesis 3:1-5: De slang nu bleek het omzichtigste te zijn van al het wild gedierte van het veld dat Jehovah God gemaakt had. Ze zei dan tot de vrouw: „Is het werkelijk zo dat God heeft gezegd dat GIJ niet van elke boom van de tuin moogt eten?” 2 Hierop zei de vrouw tot de slang: „Van de vrucht der bomen van de tuin mogen wij eten. 3 Maar wat [het eten] van de vrucht van de boom die in het midden van de tuin staat betreft, God heeft gezegd: ’GIJ moogt daarvan niet eten, neen, GIJ moogt ze niet aanraken, opdat GIJ niet sterft.’” 4 Hierop zei de slang tot de vrouw: „GIJ zult volstrekt niet sterven. 5 Want God weet dat nog op de dag dat GIJ ervan eet, UW ogen stellig geopend zullen worden en GIJ stellig als God zult zijn, KENNEND goed en kwaad.”

Genesis 3:11-15: … Hebt gij soms van de boom gegeten waarvan ik u geboden heb niet te eten?” 12 Vervolgens zei de mens: „De vrouw die gij hebt gegeven om bij mij te zijn, zij heeft mij [van de vrucht] van de boom gegeven en dus heb ik gegeten.” 13 Daarop zei Jehovah God tot de vrouw: „Wat hebt gij nu gedaan?” Waarop de vrouw antwoordde: „De slang — die heeft mij bedrogen en dus heb ik gegeten.”

14 Nu zei Jehovah God tot de slang: „Omdat gij dit hebt gedaan, zijt gij de vervloekte onder alle huisdieren en onder al het wild gedierte van het veld. Op uw buik zult gij gaan en stof zult gij eten al de dagen van uw leven. 15 En ik zal vijandschap stellen tussen u en de vrouw en tussen uw zaad en haar zaad. Hij zal u in de kop vermorzelen en gij zult hem in de hiel vermorzelen.”

Genesis 3:17-19: 17 En tot Adam zei hij: „Omdat gij naar de stem van uw vrouw hebt geluisterd en van de boom zijt gaan eten waaromtrent ik u geboden had: ’Gij moogt daarvan niet eten’, is de aardbodem om uwentwil vervloekt. Met smart zult gij de opbrengst ervan eten al de dagen van uw leven. 18 En doornen en distels zal hij u voortbrengen, en gij moet de plantengroei van het veld eten. 19 In het zweet van uw aangezicht zult gij brood eten, totdat gij tot de aardbodem terugkeert, want daaruit werdt gij genomen. Want stof zijt gij en tot stof zult gij terugkeren.”

[9] Psalm 37:29: 29 De rechtvaardigen, díe zullen de aarde bezitten, En zij zullen er eeuwig op verblijven. 9 Want de boosdoeners zelf zullen afgesneden worden, Maar wie op Jehovah hopen, díe zullen de aarde bezitten.

Spreuken 2:20-21:21 Want de oprechten zijn het die op de aarde zullen verblijven, en de onberispelijken zijn het die erop zullen overblijven.

Deuteronomium 30:18-20:19 Waarlijk, ik neem heden de hemel en de aarde tegen U tot getuigen, dat ik u het leven en de dood heb voorgelegd, de zegen en de vervloeking; en gij moet het leven kiezen, opdat gij moogt blijven leven, gij en uw nageslacht, 20 door Jehovah, uw God, lief te hebben, door naar zijn stem te luisteren en door hem aan te hangen; want hij is uw leven en de lengte uwer dagen, opdat gij moogt wonen op de bodem die Jehovah uw voorvaders Abraham, Isaäk en Jakob onder ede beloofd heeft hun te geven.”

Psalm 104:4-5:5 Hij heeft de aarde op haar vaste plaatsen gegrondvest; Ze zal tot onbepaalde tijd, of voor eeuwig, niet aan het wankelen worden gebracht.

Jesaja 45:18: 18 Want dit heeft Jehovah gezegd, de Schepper van de hemelen, Hij, de [ware] God, de Formeerder van de aarde en de Maker ervan, Hij, die haar stevig heeft bevestigd, die haar niet louter voor niets heeft geschapen, die haar geformeerd heeft om ook bewoond te worden: „Ik ben Jehovah, en er is geen ander.

Lukas 23:42-43: 42 En hij (de moordenaar) zei verder: „Jezus, denk aan mij wanneer gij in uw koninkrijk gekomen zijt.” 43 En hij zei tot hem: „Voorwaar, ik zeg u heden: Gij zult met mij in het Paradijs zijn.”

[10] 1 Johannes 4:7-8:8 Wie niet liefheeft, heeft God niet leren kennen, want God is liefde.

Exodus 34:5-7:6 Nu ging Jehovah aan zijn aangezicht voorbij en riep: „Jehovah, Jehovah, een God barmhartig en goedgunstig, langzaam tot toorn en overvloedig in liefderijke goedheid en waarheid, 7 die liefderijke goedheid bewaart voor duizenden, die dwaling en overtreding en zonde vergeeft, maar hij zal geenszins vrijstelling van straf geven, daar hij straf voor de dwaling van vaders brengt over zonen en over kleinzonen, over het derde geslacht en over het vierde geslacht.”

Micha 7:18: 18 Wie is een God als gij, een die dwaling vergeeft en voorbijgaat aan de overtreding van het overblijfsel van zijn erfdeel?

1 Johannes 4:18-19:19 Wat ons betreft, wij hebben lief omdat hij ons eerst heeft liefgehad.

[11] Genesis 1:28 “En God zegende hen en God zeide tot hen: Weest vruchtbaar en wordt talrijk; vervult de aarde en onderwerpt haar, heerst over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt.” (NBG51)

[12] Jesaja 9:6-7: 6 Want een kind is ons geboren, een zoon is ons gegeven; en de vorstelijke heerschappij zal op zijn schouder komen. En zijn naam zal worden genoemd: Wonderbaar Raadgever, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst. 7 Aan de overvloed van de vorstelijke heerschappij en aan vrede zal geen einde zijn, op de troon van David en over zijn koninkrijk, om het stevig te bevestigen en om het te schragen door middel van gerechtigheid en door middel van rechtvaardigheid, van nu aan en tot onbepaalde tijd. Ja, de ijver van Jehovah der legerscharen zal dit doen.

[13] Jesaja 66:1: “Zo zegt de HERE: De hemel is mijn troon en de aarde de voetbank mijner voeten, waar zou dan het huis zijn, dat gij Mij zoudt bouwen, en waar de plaats mijner rust?” (NBG51)

[14] Zefanja 3:1: 17 Jehovah, uw God, is in uw midden. Als een Machtige zal hij redden. Hij zal met verheuging uitbundige vreugde over u hebben. Hij zal stilzwijgen in zijn liefde. Hij zal blij om u zijn met kreten van geluk.

/ “ Hij zal over u juichen met gejubel.” (NBG51) / “De Heer, je God, woont bij je, een held die redding brengt. Hij zal over je juichen van blijdschap, opnieuw zijn liefde aan je tonen en uitgelaten van vreugde zijn.’” (GNB)

Psalm 100:1-2: “Een psalm, tot eer van God. Bewoners van de aarde, juich de Heer toe! Ga naar zijn tempel, vereer hem met vreugde, zing voor hem!” (Ps 100:1-2 GNB) / 2 Dient Jehovah met verheuging. Komt voor zijn aangezicht met vreugdegeroep. / “dient de ÉNE met vréugde, ––komt voor zijn áanschijn mét gejúbel!” (NB) “dient de HERE met vreugde, komt voor zijn aangezicht met gejubel.” (NBG51)

[15] Job 38:5-7:6 Waarin zijn haar voetstukken met inzinking neergelaten, Of wie heeft haar hoeksteen gelegd,7 Toen de morgensterren te zamen een vreugdegeroep aanhieven, En alle zonen Gods voorts juichend hun instemming betuigden?

[16] Psalm 150:1-2: 150 Looft Jah! Looft God in zijn heilige plaats. Looft hem in het uitspansel zijner sterkte.2 Looft hem om zijn machtige werken. Looft hem overeenkomstig de volheid van zijn grootheid.

Jesaja 45:18-22: 18 Want dit heeft Jehovah gezegd, de Schepper van de hemelen, Hij, de [ware] God, de Formeerder van de aarde en de Maker ervan, Hij, die haar stevig heeft bevestigd, die haar niet louter voor niets heeft geschapen, die haar geformeerd heeft om ook bewoond te worden: „Ik ben Jehovah, en er is geen ander. 19 Niet in een schuilplaats heb ik gesproken, op een duistere plaats van de aarde; noch heb ik tot het zaad van Jakob gezegd: ’Zoekt mij louter voor niets.’ Ik ben Jehovah, die spreekt wat rechtvaardig is, die vertelt wat oprecht is.

20 Schaart U bijeen en komt. Treedt gezamenlijk nader, GIJ ontkomenen uit de natiën. Zij die het hout van hun gesneden beeld dragen, zijn niet tot enige kennis gekomen, evenmin zij die tot een god bidden die niet redden kan. 21 Brengt verslag uit en voert gronden aan. Ja, laten zij in eenheid te zamen beraadslagen. Wie heeft dit van oudsher doen horen? [Wie] heeft het van diezelfde tijd af meegedeeld? Ben ik het niet, Jehovah, buiten wie er geen andere God is; een rechtvaardige God en een Redder, terwijl er geen is behalve ik?

22 Wendt U tot mij en wordt gered, GIJ allen [aan de] einden der aarde; want ik ben God en er is geen ander.

Openbaring 19:6-7: 6 En ik hoorde iets dat was als een stem van een grote schare en als een geluid van vele wateren en als een geluid van zware donderslagen. Zij zeiden: „Looft Jah, want Jehovah, onze God, de Almachtige, is als koning gaan regeren. 7 Laten wij ons verheugen en verrukt zijn, en laten wij hem de heerlijkheid geven, want de bruiloft van het Lam is aangebroken en zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt.

Openbaring 21:3-6: 3 Toen hoorde ik een luide stem, afkomstig van de troon, zeggen: „Zie! De tent van God is bij de mensen, en hij zal bij hen verblijven, en zij zullen zijn volken zijn. En God zelf zal bij hen zijn. 4 En hij zal elke traan uit hun ogen wegwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn zal er meer zijn. De vroegere dingen zijn voorbijgegaan.”

5 En Degene die op de troon was gezeten, zei: „Zie! Ik maak alle dingen nieuw.” Ook zegt hij: „Schrijf, want deze woorden zijn getrouw en waarachtig.” 6 En hij zei tot mij: „Ze zijn geschied! Ik ben de Alfa en de Ómega, het begin en het einde. Aan een ieder die dorst heeft, zal ik uit de bron van het water des levens geven om niet.

[17] Jesaja 55:9-11:10 Want net zoals de stromende regen, alsook de sneeuw, van de hemel neerdaalt en naar die plaats niet terugkeert, tenzij hij de aarde werkelijk drenkt en haar doet voortbrengen en uitspruiten, en er werkelijk zaad aan de zaaier en brood aan de eter wordt gegeven, 11 zo zal mijn woord dat uit mijn mond uitgaat, blijken te zijn. Het zal niet zonder resultaten tot mij terugkeren, maar het zal stellig datgene doen waarin ik behagen heb geschept, en het zal stellig succes hebben in dat waarvoor ik het heb gezonden.

Jesaja 46:9-11: 9 Gedenkt de eerste dingen van lange tijd geleden, dat ik de Goddelijke ben, en er is geen andere God, noch iemand gelijk mij; 10 die van het begin af de afloop vertelt, en van oudsher de dingen die niet gedaan zijn; die zegt: ’Míjn raad zal tot stand komen en al mijn welbehagen zal ik doen’; 11 die van de opgang [der zon] een roofvogel roept, uit een ver land de man die mijn raad volvoert. Ja, ik heb [het] gesproken, ik zal het ook doen komen. Ik heb [het] geformeerd, ik zal het ook doen.

[18] Prediker 1:4: “Generaties gaan, generaties komen, maar de aarde blijft altijd bestaan.” (NBV)

[19] Jesaja 45:18: “Dit zegt de HEER, die de hemel geschapen heeft–hij is God! –, die de aarde gemaakt en gevormd heeft en die haar heeft gegrondvest– niet als chaos schiep hij de aarde, maar om te bewonen heeft hij haar gevormd: Ik ben de HEER, er is geen ander.” (NBV) “Aldus sprak Jehovah die de aarde en de hemelen schiep, die het verwezenlijkte, het grondveste, het tot stand bracht en oprichte en het niet schiep tot een overtolligheid ‘Ik ben Jehovah en daar is nieamand anders zoals ik”.” (MA) “For thus saith Jehovah that created the heavens, the God that formed the earth and made it, that established it and created it not a waste, that formed it to be inhabited: I am Jehovah; and there is none else.” (ASV)

[20] Lukas 23:43: 43 Jezus zei hem (de moordenaar): „Voorwaar, vandaag zeg ik je: Jij zal met mij in het Paradijs zijn.” (AM)

[21] Johannes 1:29-34: 29 De volgende dag zag hij Jezus naar zich toe komen, en hij zei: „Zie, het Lam Gods dat de zonde der wereld wegneemt! 30 Deze is het van wie ik zei: Na mij komt een man die mij voorafgegaan is, want hij bestond vóór mij. 31 Ook ik kende hem niet, maar de reden waarom ik in water kwam dopen, was dat hij aan Israël openbaar gemaakt zou worden.” 32 Johannes legde eveneens getuigenis af door te zeggen: „Ik zag de geest gelijk een duif uit de hemel neerdalen, en hij bleef op hem. 33 Ook ik kende hem niet, maar Degene die mij heeft gezonden om in water te dopen, die heeft tot mij gezegd: ’Degene op wie gij de geest ziet neerdalen en blijven, die is het die in heilige geest doopt.’ 34 En ik heb [het] gezien, en ik heb getuigenis afgelegd dat deze de Zoon van God is.”

[22] Openbaring 7:14-15: 15 Daarom zijn zij voor de troon van God; en zij verrichten dag en nacht heilige dienst voor hem in zijn tempel; en Degene die op de troon is gezeten, zal zijn tent over hen uitspreiden.

[23] Openbaring 21:1: “En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; de eerste hemel en de eerste aarde waren verdwenen en de zee bestond niet meer.” (WV78)

Openbaring 22:1-2: “Toen toonde mij de engel de rivier met het water des levens, helder als kristal, die ontwelde aan de troon van God en van het Lam. Zij liep midden door de straat van de stad, en op haar oevers, aan weerszijden, stond het geboomte des levens, dat twaalfmaal vrucht draagt, elke maand eens; en zijn loof brengt de volken genezing.” (WV78)

[24] Johannes 1:29: “De volgende dag zag hij Jezus naar zich toekomen en zei: ‘Zie, het Lam Gods, dat de zonden van de wereld wegneemt.” (WV78)

[25] Openbaring 22:17: 17 En de geest en de bruid blijven zeggen: „Kom!” En laat een ieder die het hoort, zeggen: „Kom!” En een ieder die dorst heeft, kome; een ieder die wil, neme het water des levens om niet.

Mattheüs 11:28: 28 Komt tot mij, allen die zwoegt en zwaar beladen zijt, en ik zal U verkwikken.

Johannes 4:13-14: 14 Al wie van het water drinkt dat ik hem zal geven, zal nimmermeer dorst krijgen, maar het water dat ik hem zal geven, zal in hem een bron van water worden dat opborrelt om eeuwig leven te schenken.”

Jesaja 55:1: 55 Hé daar, al GIJ dorstigen! Komt tot het water. En zij die geen geld hebben! Komt, koopt en eet. Ja, komt, koopt wijn en melk zelfs zonder geld en zonder prijs.

Openbaring 7:15-17: 16 Zij zullen geen honger of dorst meer lijden, ook zal de zon hen niet fel beschijnen noch enige verschroeiende hitte [hen treffen], 17 want het Lam, dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en hen naar bronnen van wateren des levens leiden. En God zal elke traan uit hun ogen wegwissen.”

[26] Handelingen 3:19-26: 19 Hebt daarom berouw en keert U om, opdat UW zonden worden uitgewist, opdat er tijden van verkwikking mogen komen van de persoon van Jehovah 20 en hij de voor U bestemde Christus moge uitzenden, Jezus, 21 die weliswaar in de hemel zelf moet verblijven tot de tijden van het herstel van alle dingen, waarover God bij monde van zijn heilige profeten van oudsher heeft gesproken. 22 In feite heeft Mozes gezegd: ’Jehovah God zal uit het midden van UW broeders een profeet voor U verwekken gelijk mij. Naar hem moet GIJ luisteren overeenkomstig alles wat hij tot U spreekt. 23 Ja, elke ziel die niet naar die Profeet luistert, zal volledig worden verdelgd uit het midden van het volk.’ 24 En alle profeten trouwens, van Samuël af en die daarna zijn gevolgd, zovelen als er hebben gesproken, hebben deze dagen ook duidelijk bekendgemaakt. 25 GIJ zijt de zonen van de profeten en van het verbond dat God met UW voorvaders is aangegaan, toen hij tot Abraham zei: ’En in uw zaad zullen alle families van de aarde gezegend worden.’ 26 God heeft zijn Knecht, na hem verwekt te hebben, het eerst tot U gezonden om U te zegenen door een ieder van U van UW goddeloze daden af te keren.”

[27] Genesis 1:26: 26 Verder zei God: „Laten wij de mens maken naar ons beeld, overeenkomstig onze gelijkenis, en laten zij de vissen der zee en de vliegende schepselen van de hemel en de huisdieren en de gehele aarde en al het zich bewegende gedierte dat zich op de aarde beweegt, in onderworpenheid hebben.”

[28] Hebreeën 2:5-12: 5 Want niet aan engelen heeft hij de toekomende bewoonde aarde, waarover wij spreken, onderworpen. 6 Maar een zekere getuige heeft ergens betuigd en gezegd: „Wat is de mens dat gij aan hem denkt, of [de] zoon des mensen dat gij voor hem zorgt? 7 Gij hebt hem een weinig lager dan engelen gemaakt; met heerlijkheid en eer hebt gij hem gekroond en hem gesteld over het werk van uw handen. 8 Alle dingen hebt gij onder zijn voeten onderworpen.” Want door alle dingen aan hem te onderwerpen, heeft [God] niets overgelaten wat niet aan hem onderworpen is. Thans zien wij echter nog niet dat alle dingen aan hem onderworpen zijn; 9 maar wij zien Jezus, die een weinig lager dan engelen gemaakt was, met heerlijkheid en eer gekroond omdat hij de dood heeft ondergaan, opdat hij door Gods onverdiende goedheid voor iedereen de dood zou smaken.

10 Want het was passend dat degene ter wille van wie alle dingen zijn en door wie alle dingen zijn, bij het tot heerlijkheid brengen van vele zonen de Voornaamste Bewerker van hun redding door middel van lijden tot volmaaktheid zou brengen. 11 Want zowel hij die heiligt als zij die geheiligd worden, [stammen] allen uit één, en om die reden schaamt hij zich dan ook niet hen „broeders” te noemen, 12 wanneer hij zegt: „Ik wil uw naam aan mijn broeders bekendmaken; in het midden van [de] gemeente wil ik u loven met een lied.”

[29] Genesis 13:14,15; 17:8.

Genesis 13:14-15: 14 En Jehovah zei tot Abram, nadat Lot zich van hem had afgescheiden: „Sla alstublieft uw ogen op en kijk van de plaats waar gij zijt naar het noorden en naar het zuiden en naar het oosten en naar het westen, 15 want het gehele land waarnaar gij kijkt, zal ik aan u en aan uw zaad geven, tot onbepaalde tijd.

Genesis 17:8: 8 En ik wil aan u en aan uw zaad na u het land van uw inwonende vreemdelingschap geven, ja, het gehele land Kanaän, als een bezit tot onbepaalde tijd; en ik zal mij stellig aan hen als God doen kennen.”

[30] Hebreeën 11:9, 13, 39.

Hebreeën 11:9: 9 Door geloof vertoefde hij als vreemdeling in het land der belofte als in een vreemd land en woonde in tenten met Isaäk en Jakob, die met hem erfgenamen waren van precies dezelfde belofte.

Hebreeën 13:13-14: 13 Laten wij dan tot hem gaan buiten de legerplaats en de smaad dragen die hij heeft gedragen, 14 want wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken ernstig de toekomstige.

Hebreeën 11:39-40: 39 En toch hebben al dezen, ofschoon er door hun geloof getuigenis ten aanzien van hen werd afgelegd, de [vervulling van de] belofte niet verkregen, 40 daar God iets beters voor ons voorzag, opdat zij zonder ons niet tot volmaaktheid gebracht zouden worden.

[31] Psalm 37: 9-11 22, 29, 34; Mattheus 5:5; Romeinen 4:13.

Psalm 37:8-11: 9 Want de boosdoeners zelf zullen afgesneden worden, Maar wie op Jehovah hopen, díe zullen de aarde bezitten. & [Waw]

10 En nog maar een korte tijd en de goddeloze zal er niet meer zijn; En gij zult stellig acht geven op zijn plaats, en hij zal er niet zijn. 11 De zachtmoedigen daarentegen zullen de aarde bezitten, En zij zullen inderdaad hun heerlijke verrukking vinden in de overvloed van vrede. ' [Za'jin]

… 22 Want de door hem gezegenden, díe zullen de aarde bezitten, ·Maar degenen over wie door hem kwaad wordt afgeroepen, zullen worden afgesneden.

… 29 De rechtvaardigen, díe zullen de aarde bezitten, En zij zullen er eeuwig op verblijven.

… 34 Hoop op Jehovah en houd zijn weg, En hij zal u verhogen om de aarde in bezit te nemen. Wanneer de goddelozen worden afgesneden, zult gij [het] zien.

Mattheüs 5:5: 5 Gelukkig zijn de zachtaardigen, want zij zullen de aarde beërven.

Romeinen 4:13-15: 13 Want niet door middel van de wet had Abraham of zijn zaad de belofte dat hij erfgenaam van een wereld zou zijn, maar door middel van de rechtvaardigheid door geloof. 14 Want indien zij die aan de wet vasthouden, erfgenamen zijn, is het geloof nutteloos gemaakt en de belofte tenietgedaan. 15 In werkelijkheid brengt de Wet gramschap teweeg, maar waar geen wet is, is ook geen overtreding.

[32] Numeri 14:21; Jesaja 11:9; Habakuk 2:14; Psalm 72:19.

Numeri 14:2: 21 En daarentegen zal, zo waar ik leef, de gehele aarde met de heerlijkheid van Jehovah vervuld worden.

Jesaja 11:8-9: 9 Men zal generlei kwaad doen noch enig verderf stichten op heel mijn heilige berg; want de aarde zal stellig vervuld zijn van de kennis van Jehovah, zoals de wateren ook de zee bedekken.

Habakuk 2:13-14: 14 Want de aarde zal vervuld zijn van het kennen van Jehovah’s heerlijkheid, ja, zoals de wateren [de] zee bedekken.

Psalm 72:19: 19 En gezegend zij zijn glorierijke naam tot onbepaalde tijd, En zijn heerlijkheid vervulle de gehele aarde.

[33] Zacharia 14:9; Mattheus 6:10; Openbaring 11: 15; 1 Corinthiërs 15: 25-28.

Zacharia 14:9: 9 En Jehovah moet koning worden over de gehele aarde. Op die dag zal Jehovah één blijken te zijn, en zijn naam één.

Mattheüs 6:9-10: 10 Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, zo ook op aarde.

Handelingen 24:15: 15 en op God heb ik mijn hoop gesteld, welke hoop ook deze [mannen] zelf koesteren, dat er een opstanding zal zijn van zowel de rechtvaardigen als de onrechtvaardigen.

Openbaring 11:15: 15 En de zevende engel blies op zijn trompet. En er weerklonken luide stemmen in de hemel, die zeiden: „Het koninkrijk der wereld is het koninkrijk van onze Heer en van zijn Christus geworden, en hij zal als koning regeren tot in alle eeuwigheid.”

1 Kronieken 29:11-12: 11 Van u, o Jehovah, is de grootheid en de macht en de luister en de voortreffelijkheid en de waardigheid; want alles in de hemel en op de aarde is [van u]. Van u is het koninkrijk, o Jehovah, gij die u ook als hoofd over alles verheft. 12 De rijkdom en de heerlijkheid zijn vanwege u, en gij heerst over alles; en in uw hand is kracht en macht, en in uw hand is [het vermogen] om groot te maken en sterkte te verlenen aan allen.

Psalm 22:28: 28 Want het koningschap behoort Jehovah toe, En hij heerst over de natiën.

1 Korinthiërs 15:24-28: 25 Want hij moet als koning regeren totdat [God] alle vijanden onder zijn voeten heeft gelegd. 26 Als laatste vijand wordt de dood tenietgedaan. 27 Want [God] „heeft alle dingen onder zijn voeten onderworpen”. Maar wanneer hij zegt dat ’alle dingen onderworpen zijn’, is het duidelijk dat dit met uitzondering is van degene die alle dingen aan hem onderwierp. 28 Wanneer echter alle dingen aan hem onderworpen zullen zijn, dan zal ook de Zoon zelf zich onderwerpen aan Degene die alle dingen aan hem onderwierp, opdat God alles zij voor iedereen.

Psalm 8:6: 6 Gij doet hem heersen over de werken van uw handen; Alles hebt gij onder zijn voeten gelegd

Efeziërs 1:22-23: 22 Ook heeft hij alle dingen onder zijn voeten onderworpen en heeft hem hoofd over alle dingen gemaakt met betrekking tot de gemeente, 23 welke zijn lichaam is, de volheid van hem die alles in allen vervult.

1 Petrus 3:22: 22 Hij is aan Gods rechterhand, want hij is heengegaan naar de hemel, en engelen en autoriteiten en krachten werden aan hem onderworpen.

Filippenzen 3:20-21: 21 die ons vernederde lichaam zal veranderen om het gelijkvormig te maken aan zijn glorierijke lichaam, overeenkomstig de werking van de kracht die hij bezit, ja, om alle dingen aan zich te onderwerpen.

Johannes 14:28: 28 GIJ hebt gehoord dat ik tot U heb gezegd: Ik ga heen en ik kom tot U [terug]. Indien GIJ mij liefhad, zoudt GIJ U verheugen dat ik heenga naar de Vader, want de Vader is groter dan ik.

1 Korinthiërs 3:23: 23 GIJ op UW beurt behoort Christus toe; Christus op zijn beurt behoort God toe.

[34] Daniël 7:27; Openbaring 5: 9, 10; 20: 6.

Daniël 7:27: 27 En het koninkrijk en de heerschappij en de grootheid van de koninkrijken onder de ganse hemel werden aan het volk der heiligen van het Opperwezen gegeven. Hun koninkrijk is een koninkrijk van onbepaalde duur, en alle heerschappijen zullen hèn dienen en gehoorzamen.’

Jesaja 60:12: 12 Want elke natie en elk koninkrijk die u niet zullen dienen, zullen vergaan; en de natiën zelf zullen zonder mankeren tot verwoesting komen.

Openbaring 5:8-10: 9 En zij zingen een nieuw lied en zeggen: „Gij zijt waardig de boekrol te nemen en haar zegels te openen, want gij werdt geslacht en gij hebt met uw bloed uit elke stam en taal en elk volk en elke natie personen voor God gekocht, 10 en gij hebt hen gemaakt tot een koninkrijk en tot priesters voor onze God, en zij zullen als koningen over de aarde regeren.”

Lukas 12:32: 32 Vreest niet, kleine kudde, want het heeft UW Vader goedgedacht U het koninkrijk te geven.

Lukas 22:28-30: 28 Doch GIJ zijt degenen die in mijn beproevingen steeds bij mij zijt gebleven; 29 en ik sluit een verbond met U, evenals mijn Vader een verbond met mij heeft gesloten, voor een koninkrijk, 30 opdat GIJ in mijn koninkrijk aan mijn tafel moogt eten en drinken, en op tronen moogt zitten om de twaalf stammen van Israël te oordelen.

Hebreeën 12:27-28: 28 Laten wij daarom, aangezien wij een koninkrijk zullen ontvangen dat niet geschokt kan worden, onverdiende goedheid blijven hebben, waardoor wij heilige dienst voor God kunnen verrichten op een hem welgevallige wijze, met godvruchtige vrees en ontzag.

Openbaring 1:5-6: Aan hem die ons liefheeft en die ons door middel van zijn eigen bloed van onze zonden verlost heeft — 6 en hij heeft ons gemaakt tot een koninkrijk, tot priesters voor zijn God en Vader — ja, hem zij de heerlijkheid en de macht in eeuwigheid.

Mattheüs 19:27-28: 28 Jezus zei tot hen: „Voorwaar, ik zeg U: In de herschepping, wanneer de Zoon des mensen plaats neemt op zijn glorierijke troon, zult GIJ die mij zijt gevolgd, ook zelf op twaalf tronen zitten en de twaalf stammen van Israël oordelen.

Openbaring 20:4: 4 En ik zag tronen, en er waren er die daarop gingen zitten, en hun werd macht gegeven om te oordelen.

Openbaring 22:4-5: 5 Ook zal er geen nacht meer zijn, en zij hebben geen lamplicht nodig, noch [hebben zij] zonlicht, want Jehovah God zal hen verlichten, en zij zullen als koningen regeren tot in alle eeuwigheid.

[35] Psalm 2:6; Jeremia 3:17.

Psalm 2:5-6: 6 [Zeggend:] „Ik, ja ik, heb mijn koning geïnstalleerd Op Sion, mijn heilige berg.”

Ezechiël 17:22-24: 22 ’Dit heeft de Soevereine Heer Jehovah gezegd: „Ikzelf zal ook stellig iets van de hoge boomtop van de ceder nemen en [dat in de grond] zetten; van de top van zijn loten zal ik een tere [loot] afplukken en ik wil [die] zelf overplanten op een hoge en verheven berg. 23 Op de berg van de hoogte van Israël zal ik hem overplanten, en hij zal stellig grote takken dragen en vrucht voortbrengen en een majestueuze ceder worden. En daaronder zullen werkelijk alle vogels van allerlei vleugel verblijf houden; in de schaduw van zijn loof zullen ze verblijf houden. 24 En al de bomen van het veld zullen moeten weten dat ikzelf, Jehovah, de hoge boom heb vernederd, de lage boom heb verhoogd, de nog vochtige boom heb doen verdorren en de dorre boom heb doen bloeien. Ikzelf, Jehovah, heb gesproken en heb [het] gedaan.”’”

Jeremia 3:17: 17 In die tijd zal men Jeruzalem de troon van Jehovah noemen; en tot haar moeten alle natiën bijeengebracht worden tot de naam van Jehovah te Jeruzalem, en zij zullen niet meer wandelen naar de verstoktheid van hun slechte hart.”

Psalm 87:3: 3 Heerlijke dingen worden over u gesproken, o stad van de [ware] God. Sela.

Ezechiël 43:7-8: Voorts zei Hij tot mij:

„Mensenzoon, [dit is] de plaats van mijn troon en de plaats van mijn voetzolen, waar ik tot onbepaalde tijd te midden van de zonen van Israël zal verblijven; en niet meer zullen zij, het huis van Israël, mijn heilige naam verontreinigen, zij en hun koningen, door hun hoererij en door de lijken van hun koningen bij hun dood, 8 doordat zij hun drempel bij mijn drempel zetten en hun deurpost naast mijn deurpost, met de muur tussen mij en hen.

[36] Jesaja 2:3; Zacharia 14:16; Jesaja 66:23

Jesaja 2:2-4: 3 En vele volken zullen stellig heengaan en zeggen: „Komt, en laten wij opgaan naar de berg van Jehovah, naar het huis van de God van Jakob; en hij zal ons onderrichten omtrent zijn wegen, en wij willen zijn paden bewandelen.” Want uit Sion zal [de] wet uitgaan, en het woord van Jehovah uit Jeruzalem. 4 En hij zal stellig rechtspreken onder de natiën en de zaken rechtzetten met betrekking tot vele volken. En zij zullen hun zwaarden tot ploegscharen moeten smeden en hun speren tot snoeimessen. Natie zal tegen natie geen zwaard opheffen, ook zullen zij de oorlog niet meer leren.

Psalm 25:8: 8 Goed en oprecht is Jehovah. Daarom onderricht hij zondaars in de weg.

Jesaja 54:13-14: 13 En al uw zonen zullen door Jehovah onderwezen personen zijn, en de vrede van uw zonen zal overvloedig zijn. 14 Gij zult stevig bevestigd blijken te zijn in louter rechtvaardigheid. Gij zult verre zijn van onderdrukking — want gij zult niemand vrezen — en van iets schrikaanjagends, want het zal niet tot u genaken.

Micha 4:2-4: 2 En vele natiën zullen stellig heengaan en zeggen: „Komt, en laten wij opgaan naar de berg van Jehovah en naar het huis van de God van Jakob; en hij zal ons onderrichten omtrent zijn wegen, en wij willen zijn paden bewandelen.” Want uit Sion zal [de] wet uitgaan, en het woord van Jehovah uit Jeruzalem. 3 En hij zal stellig rechtspreken onder vele volken en de zaken rechtzetten met betrekking tot verre, machtige natiën. En zij zullen hun zwaarden tot ploegscharen moeten smeden en hun speren tot snoeimessen. Zij zullen, natie tegen natie, geen zwaard opheffen, ook zullen zij de oorlog niet meer leren. 4 En zij zullen werkelijk ieder onder hun wijnstok en onder hun vijgeboom zitten, en er zal niemand zijn die [hen] doet beven; want het is de mond van Jehovah der legerscharen die [het] heeft gesproken.

Psalm 128:5: 5 Jehovah zal u zegenen vanuit Sion. Zie ook het goede van Jeruzalem al de dagen van uw leven,