priesterschapvanchristus

Priesterschap van Christus

Nooit heeft de Nazarener Jezus Christus over zich zelf gezegd dat Hij God is. Ook heeft Hij nooit het hoogste ambt van het priesterschap opgeëist. Hijzelf was er bewust van dat het Jehovah, onze God was die Hem al de mooie eigenschappen gaf. Jezus erkende dat het Zijn Vader was die Hem de kracht gaf om mirakelen te doen, wijs te praten alsook de opdracht om voor ons te sterven. Hij was bereid de wil van Zijn Vader te doen en daarin Zijn taak op te nemen die God Hem had toebedeeld.

“Ook Christus heeft zichzelf niet de eer van het hogepriesterschap toegekend; dat heeft God gedaan, die Hem zei: Gij zijt mijn zoon, Ik heb U heden verwekt.” (Heb 5:5 WV78)

Onschuldig

“Zo’n hogepriester hadden we ook nodig: een die heilig, onschuldig en smetteloos is, iemand die ver weg van de zondaars leeft in de nabijheid van God.” (Heb 7:26 GNB)

Priester

“Jezus daarentegen ontving het mét een dergelijke bekrachtiging, toen tegen hem werd gezegd: ‘De Heer heeft gezworen, en komt op zijn eed niet terug: “Jij bent priester voor eeuwig.”’” (Heb 7:21 NBV)

“Maar Christus, de hemelse priester, heeft een veel belangrijker taak gekregen dan de priesters van Israël. Hij heeft ervoor gezorgd dat God een nieuw verbond met de mensen sloot; een verbond dat op betere beloften steunt.” (Heb 8:6 BOEK)

Priesterschap

“…Degene die met betrekking tot hem zei: „Jehovah heeft gezworen (en hij zal geen spijt gevoelen): ’Gij zijt priester in eeuwigheid’”), 22 in zoverre is Jezus ook degene geworden die als borg van een beter verbond is gegeven. 23 Bovendien moesten velen [achtereenvolgens] priester worden omdat zij door de dood verhinderd werden het te blijven, 24 maar hij, omdat hij tot in eeuwigheid blijft leven, bezit zijn priesterschap zonder enige opvolgers. 25 Dientengevolge is hij ook in staat om degenen die door bemiddeling van hem tot God naderen, volledig te redden, daar hij altijd leeft om voor hen te pleiten.” (Heb 7:21-25 NWV) {priesterschap niet overdraagbaar}

Hogepriester

“U allen, heilige broeders en zusters, die deel hebt aan de hemelse roeping, richt uw aandacht op Jezus, de apostel en hogepriester van het geloof dat wij belijden,” (Heb 3:1 NBV)

“waar terwille van ons onze Voorloper is binnengegaan: Jesus, “Hogepriester voor eeuwig naar de Orde van Melkisedek.”” (Heb 6:20 CANIS)

“Hierom, heilige broeders, een hemelse roeping deelachtig, houdt steeds voor ogen de apostel en hogepriester van onze belijdenis: Jezus,” (Heb 3:1 NB)

“ Daar wij nu een grote Hogepriester hebben, die de hemelen is doorgegaan, Jezus, de Zoon van God, laten wij de belijdenis vasthouden.” (Heb 4:14 VoorhNT4)

“Zo heeft ook de Christus zichzelf niet verheerlijkt door hogepriester te worden, maar [hij werd verheerlijkt door hem] die met betrekking tot hem sprak: „Gij zijt mijn zoon; heden ben ík uw vader geworden.”” (Heb 5:5 NWV)

“waar Jezus als voorloper voor ons is ingegaan, naar de orde van Melchizedek hogepriester geworden tot in eeuwigheid.” (Heb 6:20 TELOSNT)

“maar Hij (Jesus) werd het door een eed van Hem, die tot Hem sprak: “De Heer heeft gezworen, En het zal Hem nimmer berouwen: Gij zijt Priester voor eeuwig!”” (Heb 7:21 CANIS)

“Immers, zulk een hogepriester hadden wij ook nodig: heilig, zonder schuld of smet, gescheiden van de zondaren en boven de hemelen verheven;” (Heb 7:26 NBG51)

“Christus kwam als hogepriester van het nieuwe verbond dat wij nu hebben. Hij is de grotere en meer volmaakte tent in de hemel binnengegaan, die niet door mensen is gemaakt en niet tot deze wereld behoort.” (Heb 9:11 BOEK)

“Waarom Hij in alles den broederen moest gelijk worden, opdat Hij een barmhartig en een getrouw Hogepriester zou zijn, in de dingen, die bij God te doen waren, om de zonden des volks te verzoenen.” (Heb 2:17 STV)