levennadedood

Belgische Christadelphians

Leven na de dood

Meerdere Christenen denken dat zij na de dood dadelijk worden opgenomen in de hemel of voorlopig naar het vagevuur gaan of voor goed verdoemd worden en naar de hel gaan om eeuwige marteling te ondergaan.

Wat zegt de Bijbel als Woord van God daar over?

Mits dat de Christadelphians vast houden aan wat er in de Heilige Schrift geschreven staat, kunnen zij niets anders doen dan zich houden aan een andere leerstelling dan vele kerken in het Christendom.

Lees meer over belangrijke verschillen tussen de Christadelphians en andere kerken in het Christendom en vergelijk de Verschillen met wat u kan vinden in uw Bijbelvertaling.

Leven na de dood

wat de bijbel leert.

Waarom is het gezichtspunt van Jezus omtrent het leven na de dood zo belangrijk?

De wereld heeft vele heersers op politiek zo wel als religieus vlak gekend. Van al die leiders, bevelhebbers of aanvoerders, was Jezus de enige die uit de dood is opgestaan. Honderden mensen hebben hem na zijn verrijzenis gezien (1 Korinthiërs 15:3-8) [1]. Jezus is zodoende uniek in zijn genre. Omdat hij de dood en de verrijzenis heeft ondergaan, is hij de meest geschikte persoon om er over te vertellen. Hij kan zich terecht de eerstgeborene uit de doden noemen nadat hij door middel van zijn eigen bloed ons van onze zonden verlost heeft en door zijn Vader uit de dood is opgewekt. (Openbaring 1:5) [2]

Wat is de Bijbelse verwachting voor een toekomstig leven?

Eens was er een soldaat aan het front die, vooraleer ten strijde te trekken, bad: “Oh God, indien U bestaat red mijn ziel indien ik een ziel heb.”

Hoe triestig is het dat die soldaat in oog staande met een eminente dood een toekomstig leven veronachtzaamde. Nochtans delen vandaag velen zijn onwetendheid, niet beseffende aan wat zij zich zouden mogen verwachten na de dood.

De Bijbelse hoop is gefundeerd op drie grote waarheden:

1. de terugkomst van Jezus op aarde,

2. de opstanding der doden,

3. de voltrekking van het Koninkrijk van God hier op aarde door Zijn Zoon Jezus Christus.

Jezus zelf spreekt over drie gebeurtenissen volgens zijn termijn: “Wanneer de zoon van de mensen in zijn glorie zal weerkeren, met al de engelen, zal hij gaan zetelen op de troon van zijn eer.” (Mattheus 25:31) [3]

“Het uur komt dat allen die in de herinneringsgraven zijn, zijn stem zullen horen en er uit zullen stappen.” (Johannes 5:18) [4]

Met die verwachtingen in het achterhoofd begrijpt men gemakkelijk wat de Bijbel leert omtrent het leven na de dood.

Wanneer zullen de uitverkorenen met Jezus Christus zijn?

Jezus spreekt er ons duidelijk over wanneer hij zegt: “Want de mensenzoon moet in de glorie van zijn Vader komen, met zijn engelen; en vervolgens zal hij een ieder naar zijn werken toe bedelen. “ (Mattheus 16:27; Openbaring 20:12) [5]

Merken wij de volgorde van de gebeurtenissen op:

1. Jezus zal in de heerlijkheid terugkeren, en vervolgens

2. zal hij iedereen naar zijn gedrag vergelden.

Eerst zal Jezus Christus komen en vervolgens vergoeden. Jezus is nog steeds niet teruggekomen naar de aarde waardoor ook nog niemand zijn of haar beloning heeft kunnen ontvangen.

Jezus zegt ook: “zij zal u worden gegeven bij de opstanding van de rechtvaardigen. “ Mits de opstanding nog niet heeft plaats gegrepen kan nog niemand loon naar werken hebben verkregen.

De terugkeer van Jezus, de opstanding uit de dood en de gift van het eeuwig leven aan de getrouwen, blijven nog toekomstig te gebeuren evenementen.

Wat is de opstanding der doden?

Toen Jezus over Abraham, Isaak en Jakob sprak vertelde hij ook dat hij hen zou zien in het Koninkrijk van God.

Aldus zou men hen als individuen herkennen. Zij zouden een lichaam kunnen hebben zoals Jezus er een had na zijn opstanding. Wij zullen het kunnen zien en aanraken. Jezus was niet een soort geest ontbloot van een lichaam.

De apostel Paulus zegt ons dat Jezus ons lichaam van vernedering zal omvormen tot een lichaam dat gelijkt op dat van een roemrijk lichaam. (Filippenzen 3:21) [6]

Zo als Jezus zullen zij die eeuwig leven krijgen een lichaam verwerven dat niet meer aan de dood zal onderworpen worden.

De opstanding uit de dood zal plaats grijpen wanneer Jezus zal terugkomen om het Koninkrijk van God op aarde te vestigen.

Paulus bevestigd: “Zoals allen in Adam sterven, zo zullen allen ook in Christus herleven, maar iedereen volgens zijn volgorde, Christus eersteling, dan zij die Christus toebehoren, gedurende zijn aanwezigheid en vervolgens zal het einde komen, wanneer hij het Koninkrijk aan zijn God en vader overdraagt.” (1 Korinthiërs 15:22-24a) [7]

Terwijl de mens wacht op de opstanding zijn de doden als “slapenden” (1 Thessalonicenzen 4:13; Johannes 11:11-14; Psalm 6/5/6) [8]

De tijd telt niet. Doden vergaan gewoon tot stof en as (Genesis 3:19) [9], en het lichaam of de geest zal na het afsterven terug zijn als voor de geboorte. De ziel, de geest (de levensadem) of het leven zelf behoort dan terug tot de maker er van (Prediker 12:7) [10].

Wat zegt de Bijbel omtrent een onsterfelijke ziel?

De Bijbel spreekt niet over een onsterfelijke ziel. Natuurlijk vinden wij er de woorden “ziel” en “onsterfelijk” in. Maar nergens vinden wij ze gekoppeld onder de vorm van een “onsterfelijke ziel”.

Het woord “ziel” wordt gebruikt voor de vertaling van het Hebreeuwse woord “nephesh” uit het Oude Testament en voor het Griekse woord “psuche” uit het Nieuwe Testament.

Die woorden betekenen:

1. Het leven (bijvoorbeeld in 1 Samuël 22:23: “diegene die mijn leven zoekt, zoekt het zijne”) [11] [12]

2. Een levend wezen, mens of dier (bijvoorbeeld Genesis 46:18: “zij baarde Jakob in totaal 16 personen”) [13]

De Bijbel toont ons duidelijk dat de ziel (nephesh) een persoon kan

a. Raken (Leviticus 5:2) [14]

b. Eten (Leviticus 7:20) [15]

c. Zondigen (Leviticus 5:15) [16]

d. Sterven (Joshua 11:11; Ezechiël 18:4) [17]

Het geloof in de onsterfelijkheid van de ziel is nagenoeg universeel in de duizenden godsdiensten en sekten van de christenheid. Ook in het judaïsme is het een officiële leerstelling. In het hindoeïsme ligt dit geloof in feite ten grondslag aan de reïncarnatieleer. Moslims geloven dat de ziel samen met het lichaam tot bestaan komt maar voortleeft nadat het lichaam gestorven is. Andere godsdiensten — het Afrikaanse animisme, het sjintô en zelfs het boeddhisme — leren variaties op ditzelfde thema.

De idee van een onsterfelijke ziel komt van de Griekse filosofen.

De leer der onsterfelijkheid van de ziel maakte ook deel uit van de pre-zoroastrische Iraanse godsdienst. Oude stammen in Iran bijvoorbeeld zorgden voor de zielen van de overledenen door hun voedsel en kleding te schenken die hun in de onderwereld van pas zouden komen. Het geloof in leven na de dood stond centraal in de Egyptische godsdienst. Diverse oude beschavingen hadden dus één leer gemeen — de onsterfelijkheid van de ziel. Maar zij heeft totaal geen Bijbelse bronnen. Het is ongegrond en een valse gedachte.

In zijn onderwijs zegt Jezus steeds dat hij vanuit de hemel zal neerdalen en terug op de aarde zal komen. Noch hij, noch anderen spreken over geestelijke wezens die in de mens zouden verblijven terwijl ze leven om bij de dood naar buiten te treden.

Deze gedachten die ook bij bepaalde Christenen en Moslims hun ingang hebben gevonden zijn niet volgens de Heilige Boeken.

Wij als Christenen moeten zulke filosofische gedachten dan ook verwerpen.

De toestand van de doden wordt duidelijk gemaakt in Prediker 9:5, 10, waar wij lezen: „De doden weten van niets . . . In de dood . . . bestaat geen werk, geen voorbereiding, geen weten en geen begrijpen” (Het Boek) [18]. De dood is dus een toestand van niet-bestaan. De psalmist schreef dat wanneer een mens sterft, „hij [terugkeert] naar zijn grond; waarlijk, op die dag vergaan zijn gedachten”. (Psalm 146:4) [19].

Toen Lazarus stierf, zei Jezus Christus dan ook niet dat hij zich in het vagevuur, het voorgeborchte of enig ander „tussenstadium” bevond. In plaats daarvan zei Jezus eenvoudig: „Lazarus is in slaap gevallen” (Johannes 11:11, Groot Nieuws Bijbel) [20]. Het is duidelijk dat Jezus, die de waarheid wist over wat er bij de dood met de ziel gebeurt, geloofde dat Lazarus buiten bewustzijn, in een toestand van niet-bestaan verkeerde.

Eens dat wij sterven gaat de levensadem [21] uit ons en zijn wij levenloos. In feite verschillen wij op dat vlak niet met de dieren. (Prediker 3:18-20) [22]Dood gaan brengt het afsterven met zich mee en maakt dat het lichaam zal ontbinden om tot stof te worden.

Bij het sterven gaan wij over tot een fase als in een diepe slaap en zullen wij van niets bewust zijn. [23]

Maar zij die gelovig zijn in de positie van Jezus Christus, de Heiland en Messias, hebben een prachtig vooruitzicht. [24] Wij kunnen namelijk uitkijken naar de wederkomst van Christus en naar de opstanding uit de doden in de tijd dat Christus de wil van zijn Vader zal volbrengen. [25]

Hoe kunnen wij tegen de dood opkijken?

Omtrent de dood hoeven wij niet bedroefd te zijn want dan zouden wij zijn als diegenen die geen hoop hebben. [26]

De schriftuurlijke waarheid over de toestand van de doden bevrijdt ons van angst voor de dood en angst voor de doden. Wij moeten ons geen zorgen maken over vervloekingen, voortekens, amuletten en fetisjen en hoeven geen kostbare offers om hun voorouders gunstig te stemmen te brengen en te voorkomen dat zij terugkeren om de levenden lastig te vallen. Ja, omdat de doden „zich van helemaal niets bewust” zijn, zijn zulke gebruiken zinloos. (Prediker 9:5) [27].

Indien wij geloven dat Jezus gestorven is en verrezen hebben wij daarin ook de bewijsvoering voor ons dat ook wij uit de dood kunnen gehaald worden. Want God zal de ontslapenen door Jezus met hem brengen. ( 1 Thessalonicenzen 4: 13-15; 1 Korinthiërs 15:32) [28]

De verwachting naar de opstanding is sterk uitgedrukt door Martha die tot Jezus zei: “Ik weet dat hij zal opstaan op de opstanding bij de laatste dag.” (Johannes 11:24) [29]

Zij die geloven en zich hebben laten dopen nemen aan dat er over hen een nieuw leven is gekomen.

Voor het doopsel kan men zeggen dat allen geestelijk dood waren maar door hun onderwerpingsdaad zijn die Christenen geestelijk levend geworden (Efeziërs 2:1) [30]. Hoewel lichamelijk nog steeds in de wereld, zijn zij er geen deel meer van (Johannes 17:15, 16) [31]. Net als gezalfde christenen, wier ’burgerschap in de hemelen bestaat’, zijn zij gelijk „vreemdelingen en tijdelijke inwoners” van deze wereld geworden. (Filippenzen 3:20; 1 Petrus 2:11) [32]. Wij, als gelovigen, hebben ons leven in overeenstemming gebracht met Gods maatstaven, bovenal gemotiveerd door liefde voor God en liefde voor de naaste (Mattheüs 22:37-39) [33]. Wij streven geen zelfzuchtige, materialistische doeleinden na en denken ook niet dat wij ons in deze wereld zelf moeten ontplooien. In plaats daarvan richten wij onze ogen op de beloofde ’nieuwe hemelen en een nieuwe aarde waarin rechtvaardigheid zal wonen’. (2 Petrus 3:13; 2 Korinthiërs 4:18) [34]. Ook al beseffen wij dat er een einde aan deze tijden zal komen en dat er een oordeel zal plaats grijpen, trachten wij er aan ons zelf te werken zodat wij in Gods ogen aanvaardbaar zullen mogen gerekend worden.

Wat is dat oordeel?

Van bij het begin toont de Bijbel op een duidelijke wijze dat God aan iedereen de vrijheid geeft om voor Zijn Wetten te gaan of om ze te verwerpen.

God heeft ons gezegd wat er ons zal overkomen als wij ze opvolgen en wat er zal gebeuren indien wij weigeren ze te aanvaarden.

Zo zullen zij die God hebben kunnen leren kennen verantwoordelijk gesteld worden voor hem. Zij zullen voor het tribunaal van Christus moeten verschijnen. (2 Korinthiërs 5:10) [35] Aan diegenen die God gediend hebben zal Jezus zeggen: “Komt, gij die de gezegenden van mijn Vader zijd, neemt bezit van het Koninkrijk dat u is voorbereid sinds de grondslag van de wereld.” (Mattheus 25:34) [36] diegenen die rebelleerden tegen de waarheid zullen niet toegelaten worden in het Koninkrijk. (Romeinen 2:8) [37]

De leerstellingen bevestigend waarschuwde Jezus dat wij best de Schriften zouden onderzoeken (Johannes 5:39) [38] en er ons niet over te verwonderen dat het uur zal komen waarin allen die in de herinneringsgraven zijn de Zoon van God zijn stem zullen horen. Dan zullen “diegenen die goed hebben gedaan opstaan voor het leven, maar diegenen die het kwade hebben gedaan zullen een opstanding krijgen voor het oordeel. (Johannes 5:25-29) [39]

Hoe zullen de toekomende gebeurtenissen zich harmoniseren?

De Bijbel stelt de toekomst in het kort voor als:

1. De doden zijn dood. Zij weten van niets. Zij zijn als in een diepe slaap tot

2. Jezus terugkomst op de aarde, en

3. de doden zullen opstaan uit de dood.

Op dat ogenblik

4. zullen de verantwoordelijken (nog levend, of voorheen gestorven) beoordeeld worden; ·en uiteindelijk zal

5. het Koninkrijk van God voltrokken worden op aarde.

De profeet Daniël zegt: “Er zullen er velen zijn van hen die in de stofbodem slapen, die zullen ontwaken, dezen tot leven voor onbepaalde tijd en die tot smaadheden (openbare schande) [en] tot afschuw voor onbepaalde tijd.” (Daniël 12:2) [40]

Als wij de Bijbelse geschiedenis overlopen zullen wij merken dat de Schepper de rechtvaardigen nooit samen met de goddelozen heeft verdolgen (Psalm 145:20) [41]. Evenmin zal Hij dat doen wanneer Hij de aarde zuivert van al wat slecht is. (Vergelijk Genesis 18:22, 23, 26.) [42] In feite spreekt het laatste boek van de bijbel over „een grote schare, die niemand tellen kon, uit alle natiën en stammen en volken en talen” die uit „de grote verdrukking” komt (Openbaring 7:9-14) [43]. Ja, een grote menigte zal de grote verdrukking overleven waarin de huidige goddeloze wereld eindigt en zal Gods nieuwe wereld binnengaan. Daar kan de gehoorzame mensheid ten volle profijt trekken van Gods schitterende voorziening voor bevrijding van de mensheid van zonde en dood (Openbaring 22:1, 2) [44]. De „grote schare” kan een leven verkrijgen om nooit meer te sterven. Wat een uniek vooruitzicht!

Tot welke groep wenst u te behoren?

Bent u bereid Jezus te volgen vanaf nu? Indien Ja, dan kan u verdere stappen ondernemen en maakt u kans op het prachtige vooruitzicht altijd in zijn aanwezigheid te kunnen leven zodra hij terug gekomen zal zijn om het Koninkrijk van God te bevestigen.

Zoals u ziet komt er zeker wel een leven na de dood, maar nu niet meteen.

Hopelijk zal deze mooie boodschap u kunnen raken en u kunnen aanmoedigen om vanaf nu God te dienen.

Want “ zij die inzicht hebben, zullen stralen als de glans van het uitspansel; en degenen die de velen tot rechtvaardigheid brengen, als de sterren tot onbepaalde tijd, ja, voor eeuwig.” (Daniël 12:3 NWV)

[1] “Want vóór alles heb ik u overgeleverd, wat ik zelf had ontvangen: Christus is voor onze zonden gestorven volgens de Schriften; Hij is begraven, de derde dag is Hij verrezen volgens de Schriften; en Hij is verschenen aan Kefas, daarna aan de twaalf. Vervolgens is Hij verschenen aan meer dan vijfhonderd broeders tegelijk, waarvan de meesten thans nog leven, en slechts enkelen zijn ontslapen. Daarna is Hij verschenen aan Jakobus, toen aan alle Apostelen. Het laatst van allen verscheen Hij aan mij als aan de misdracht.” (1Co 15:3-8 CANIS)

[2] “en van Jesus Christus, den waarachtigen Getuige, den Eerstgeborene der doden en den Opperste van de koningen der aarde. Aan Hem, die ons bemint, die ons door zijn Bloed van de zonde verlost heeft,” (Opb 1:5 CANIS)

[3] “Wanneer dan de Mensenzoon in zijn heerlijkheid komt, en alle engelen met Hem, zal Hij plaats nemen op de troon zijner majesteit.” (Mt 25:31 CANIS)

[4] “Verwondert u hierover niet. Want het uur komt, dat allen, die in de grafsteden zijn, zijn stem zullen horen;” (Joh 5:28 CANIS)

[5] “Want de Mensenzoon zal met zijn engelen komen in de heerlijkheid van zijn Vader, en dan zal Hij iedereen volgens zijn werken vergelden.” (Mt 16:27 CANIS)

“Toen zag ik de doden, groten en kleinen, staan voor de Troon. De boeken werden opengeslagen. Nog een ander boek werd geopend: het boek des Levens. En de doden werden naar hun werken geoordeeld, zoals die in de boeken beschreven staan.” (Opb 20:12 CANIS)

[6] “Hij zal ons vernederd lichaam herscheppen, aan zijn verheerlijkt Lichaam gelijk, door de kracht, waarmee Hij alles aan Zich onderwerpen kan.” (Flp 3:21 CANIS)

[7] “Zoals allen immers sterven door hun gemeenschap met Adam, zo zullen ook allen door hun gemeenschap met Christus herleven. Maar iedereen naar eigen rang. Christus als Eersteling; dan zij, die Christus toebehoren bij zijn komst. Daarna komt het einde, als Hij het koningschap aan God en den Vader overdraagt, na alle heerschappij en alle macht en kracht te hebben vernietigd.” (1Co 15:22-24 CANIS)

[8] “Broeders, wij willen u niet in onwetendheid laten over hen die ontslapen zijn, opdat gij niet treurt als de anderen, die geen hoop meer bezitten.” (1Th 4:13 CANIS)

“Zo sprak Hij. Daarna zei Hij tot hen: Onze vriend Lázarus is ingeslapen; maar Ik ga hem wekken. Zijn leerlingen zeiden Hem: Heer, als hij slaapt, zal hij genezen. Maar Jesus had van zijn dood gesproken, terwijl zij meenden, dat Hij van gewoon inslapen sprak. Daarom zei Jesus hun toen ronduit: Lázarus is gestorven.” (Joh 11:11-14 CANIS)

“(6-6) Want in de dood denkt niemand aan U; Wie prijst U nog in het dodenrijk?” (Ps 6:5 CANIS)

[9] “In het zweet van uw aanschijn zult gij uw brood eten, Totdat ge terugkeert tot de grond, waaruit ge genomen zijt. Want ge zijt stof, En tot stof keert ge terug!” (Ge 3:19 CANIS)

[10] “Het stof naar de aarde gaat, waar het vandaan kwam, En de levensgeest terugkeert naar God, die hem gaf.” (Pre 12:7 CANIS)

[11] “Blijf bij mij, en maak u niet ongerust; want wie u naar het leven staat, staat ook mij naar het leven. Bij mij zijt ge veilig.” (1Sa 22:23 CANIS)

[12] Soms heeft het woord „ziel” betrekking op het leven dat een mens of dier geniet. Dat brengt geen verandering in de bijbelse definitie van de ziel als mens of dier. Ter illustratie: Wij zeggen dat iemand in leven is, wat wil zeggen dat hij een levend mens is. Wij zouden ook kunnen zeggen dat hij leven bezit. In dezelfde zin is een levend mens een ziel. Maar terwijl hij in leven is, zou er ook van „ziel” gesproken kunnen worden als iets wat hij bezit.

God zei bijvoorbeeld tegen Mozes: „Alle mannen die uw ziel zochten, zijn dood” (Exodus 4:19). Het is duidelijk dat Mozes’ vijanden hem van het leven trachtten te beroven. Een soortgelijk gebruik van het woord „ziel” doet zich voor in de volgende uitspraken: „Wij werden zeer bevreesd voor onze ziel” (Jozua 9:24). „Zij bleven vluchten voor hun ziel” (2 Koningen 7:7). „De rechtvaardige zorgt voor de ziel van zijn huisdier” (Spreuken 12:10). ’De Zoon des mensen is gekomen om zijn ziel te geven als een losprijs in ruil voor velen’ (Mattheüs 20:28). „Hij [is] de dood zeer nabij geweest, doordat hij zijn ziel aan gevaar heeft blootgesteld” (Filippenzen 2:30). In al deze gevallen betekent het woord „ziel” „leven”.

[13] “Dit waren de zonen van Zilpa, die Laban aan zijn dochter Lea had gegeven; deze zestien had zij Jakob geschonken.” (Ge 46:18 CANIS)

[14] “Of wanneer iemand onbewust iets onreins aanraakt, hetzij het kreng van een onrein wild dier, van een stuk onrein vee of van onrein gedierte, dan is hij toch onrein en laadt hij schuld op zich.” (Le 5:2 CANIS)

[15] “Maar iedereen, die het vlees van het vredeoffer van Jahweh eet, terwijl hij onrein is, zal van zijn volk worden afgesneden.” (Le 7:20 CANIS)

[16] “Wanneer iemand zich vergrijpt en zonder opzet zich iets toeëigent van wat aan Jahweh is gewijd, dan moet hij voor zijn schuld Jahweh de waarde van een gaven ram uit het kleinvee als zijn schuldoffer brengen, geschat in zilveren sikkels volgens het heilige gewicht;” (Le 5:15 CANIS)

[17] “Zij sloegen alle levende wezens, die erin waren, met de ban, en joegen ze over de kling, zodat geen levend wezen ontkwam; Chasor zelf stak hij in brand.” (Joz 11:11 CANIS)

“Zie, alle mensen zijn voor Mij \gelijk\, vader en zoon zijn voor Mij \gelijk\; alleen de mens die zondigt, zal sterven!” (Eze 18:4 CANIS)

[18] “De levenden weten tenminste nog, dat zij eens zullen sterven, Maar de doden weten helemaal niets. Voor hen bestaat er geen loon, Want hun aandenken wordt vergeten;” (Pre 9:5 CANIS)

“Doe al wat uw hand in staat is te doen; Want geen werken of peinzen, Geen kennis of wijsheid is er meer In de onderwereld, waarheen ge gaat. Zevende reeks. IJdel is het talent.” (Pre 9:10 CANIS)

[19] “Is hun adem heen, ze keren terug tot het stof, En het is met hun plannen gedaan.” (Ps 146:4 CANIS)

[20] “Dit sprak Hij; en daarna zeide Hij tot hen: Lazarus, onze vriend, slaapt; maar Ik ga heen, om hem uit den slaap op te wekken.” (Joh 11:11 STV)

[21] 7 En Jehovah God ging ertoe over de mens te vormen uit stof van de aardbodem en in zijn neusgaten de levensadem te blazen, en de mens werd een levende ziel. (Genesis 2:7 NWV)

21 Alle vlees dan dat zich op de aarde bewoog, blies de laatste adem uit, van de vliegende schepselen en van de huisdieren en van het wild gedierte en van al het gewemel dat op de aarde wemelde, benevens alle mensen. 22 Alles waarin de adem van de levenskracht werkzaam was in zijn neusgaten, namelijk alles wat op de droge grond was, stierf. 23 Zo vaagde hij al het bestaande dat op de oppervlakte van de aardbodem was weg, van mens tot viervoetig gedierte, tot het zich bewegende gedierte en tot het vliegende schepsel van de hemel toe, en ze werden van de aarde weggevaagd; en alleen Noach en zij die met hem in de ark waren, bleven over. (Genesis 7:21-23 NWV)

3 Zolang mijn adem nog ten volle in mij is, En de geest van God in mijn neusgaten is, (Job 27:3 NWV)

4 Gods eigen geest heeft mij gemaakt, En de adem van de Almachtige zelf heeft mij voorts tot leven gebracht. (Job 33:3-4 NWV)

[22] 18 Ik, ja ik, heb in mijn hart gezegd met betrekking tot de mensenzonen, dat de [ware] God hen zal selecteren, opdat zij mogen zien dat zij op zichzelf genomen dieren zijn. 19 Want er is een afloop met betrekking tot de mensenzonen en een afloop met betrekking tot de dieren, en zij hebben dezelfde afloop. Zoals de één sterft, zo sterft de ander, en zij allen hebben slechts één geest, zodat er geen superioriteit is van de mens over het dier, want alles is ijdelheid. 20 Allen gaan naar één plaats. Zij zijn allen uit het stof ontstaan, en zij keren allen tot het stof terug. (Prediker 3:18-20 NWV)

[23] 2 En er zullen er velen zijn van hen die in de stofbodem slapen, die zullen ontwaken, dezen tot leven voor onbepaalde tijd en die tot smaadheden [en] tot afschuw voor onbepaalde tijd. (Daniël 12:2 NWV)

[24] 21 Waartoe? Opdat, zoals de zonde als koning heeft geregeerd met de dood, zo ook de onverdiende goedheid als koning zou regeren door middel van rechtvaardigheid met eeuwig leven in het vooruitzicht door bemiddeling van Jezus Christus, onze Heer. (Romeinen 5:21 NWV)

[25] 25 Voorwaar, voorwaar, ik zeg U: Het uur komt, en is nu, waarin de doden de stem van de Zoon van God zullen horen, en zij die er acht op hebben geslagen, zullen leven. 26 Want evenals de Vader leven in zichzelf heeft, zo heeft hij ook de Zoon gegeven leven in zichzelf te hebben. 27 En hij heeft hem macht gegeven om te oordelen, omdat hij de Zoon des mensen is. 28 Verwondert U hierover niet, want het uur komt waarin allen die in de herinneringsgraven zijn, zijn stem zullen horen 29 en te voorschijn zullen komen, zij die goede dingen hebben gedaan, tot een opstanding des levens, zij die verachtelijke dingen hebben beoefend, tot een opstanding des oordeels. 30 Ik kan niets uit mijzelf doen; gelijk ik hoor, oordeel ik; en het oordeel dat ik vel, is rechtvaardig, want ik zoek niet mijn eigen wil, maar de wil van hem die mij heeft gezonden. (Johannes 5:25-30 NWV)

[26] “ maar wie op Jehovah hopen, zullen nieuwe kracht verkrijgen. Zij zullen opvaren met vleugels als arenden. Zij zullen rennen en niet mat worden; zij zullen wandelen en niet moe worden.” (Jesaja 40:31 NWV)

[27] “Want de levenden weten, dat zij sterven zullen, maar de doden weten niet met al; zij hebben ook geen loon meer, maar hun gedachtenis is vergeten.” (Pre 9:5 STV)

[28] “Broeders, wij willen u niet in onwetendheid laten over hen die ontslapen zijn, opdat gij niet treurt als de anderen, die geen hoop meer bezitten. Want zo wij geloven, dat Jesus gestorven is en verrezen, dan \@geloven wij\@ ook, dat God hen, die in Jesus ontsliepen, zal terugvoeren met Hem. Want dit zeggen wij u op ‘s Heren woord: Wij die leven en achter blijven tot ‘s Heren komst, wij zullen de ontslapenen zeer zeker niet vóór gaan.” (1Th 4:13-15 CANIS)

“Als ik te Éfese met wilde dieren had gevochten, zoals de mensen het wilden, wat zou het me hebben gebaat? Wanneer de doden niet verrijzen, laat ons dan maar eten en drinken, want morgen gaan we dood.” (1Co 15:32 CANIS)

[29] “Marta zeide Hem: Ik weet, dat hij verrijzen zal bij de opstanding op de jongste dag.” (Joh 11:24 CANIS) “Marta antwoordde: ‘Ik weet dat hij zal verrijzen bij de verrijzenis op de laatste dag.’” (Joh 11:24 WV78)

[30] “En gij die dood waart door uw afdwalingen en uw zonden,” (Efe 2:1 WV78)

[31] “Ik bid niet, dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor het kwaad. Zij zijn niet van de wereld, zoals Ik niet van de wereld ben.” (Joh 17:15-16 WV78)

[32] “Maar ons vaderland is in de hemel, en uit de hemel verwachten wij onze verlosser, de Heer Jezus Christus.” (Flp 3:20 WV78)

“Dierbare vrienden, ik vraag u als vreemdelingen en ballingen u te onthouden van zondige lusten die strijd voeren tegen de ziel.” (1Pe 2:11 WV78)

[33] “Hij antwoordde hem: ‘Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart, geheel uw ziel en geheel uw verstand. Dit is het voornaamste en eerste gebod. Het tweede, daarmee gelijkwaardig: Gij zult uw naaste beminnen als uzelf.” (Mt 22:37-39 WV78)

[34] “Maar volgens zijn belofte verwachten wij nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid zal wonen.” (2Pe 3:13 WV78)

“Wij houden het oog gericht niet op het zichtbare maar op het onzichtbare; wat wij zien gaat voorbij, de onzichtbare dingen duren eeuwig.” (2Co 4:18 WV78)

[35] “Want allen moeten wij voor Christus’ rechterstoel verschijnen, opdat ieder het loon ontvangt voor wat hij in dit leven heeft gedaan, goed of kwaad.” (2Co 5:10 WV78)

[36] “Dan zal de Koning tot die aan zijn rechterhand zeggen: Komt, gezegenden van mijn Vader, en ontvangt het Rijk dat voor u gereed is vanaf de grondvesting der wereld.” (Mt 25:34 WV78)

[37] “met straf en toorn hen die weerspannig de waarheid verwerpen en de ongerechtigheid omhelzen.” (Ro 2:8 WV78)

[38] “Gij onderzoekt de Schriften in de mening daarin eeuwig leven te vinden, maar juist dezen getuigen over Mij.” (Joh 5:39 WV78)

[39] “Voorwaar, voorwaar, ik zeg u: er zal een uur komen, ja het is er al, waarop de doden de stem van Gods Zoon zullen horen en die haar horen, zullen leven. Zoals de Vader leven heeft in zichzelf, zo gaf Hij ook aan de Zoon leven in zichzelf te hebben. Hij heeft Hem macht gegeven om oordeel te vellen; Hij is immers de Mensenzoon. Verwondert u niet hierover: er zal een uur komen, waarop allen die in de graven zijn, zijn stem zullen horen. Dan zullen zij die het goede deden, er uit te voorschijn komen tot de opstanding ten leven, maar die het kwade deden tot de opstanding ten oordeel.” (Joh 5:25-29 WV78)

[40] “En velen van hen die slapen in het land van het stof, zullen ontwaken, sommigen om eeuwig te leven, anderen om de smaad van een eeuwige schande te ondervinden.” (Da 12:2 WV78)

[41] “Jahweh behoedt wie Hem liefheeft, Maar vernielt alle bozen!” (Ps 145:20 CANIS)

[42] “Maar toen de mannen vandaar de weg naar Sodoma wilden inslaan, bleef Abraham voor Jahweh staan, trad nader, en sprak: Zult Gij nu werkelijk den goede met den kwade verdelgen?” (Ge 18:22-23 CANIS)

“Jahweh sprak: Als Ik vijftig rechtvaardigen in de stad Sodoma vind, dan zal Ik de hele plaats om hunnentwil vergiffenis schenken.” (Ge 18:26 CANIS)

[43] “Zie, daarna zag ik een overgrote menigte, die niemand kon tellen, uit alle volken en stammen, naties en talen. Ze stonden voor de troon en het Lam, in witte klederen gehuld, met palmtakken in hun handen. En ze jubelden met machtige stem, en riepen: Heil onzen God, Die op de troon is gezeten, Heil aan het Lam! En al de engelen waren geschaard rond de troon, rondom de Oudsten en de vier Dieren; ze vielen op hun aangezicht neer voor de troon, aanbaden God, en zeiden: Amen! Lof, glorie, wijsheid en dank, De eer, en de macht en de sterkte Aan onzen God in de eeuwen der eeuwen! Amen! Toen nam één van de Oudsten het woord, en hij sprak tot mij: Die daar, in witte klederen gehuld: wie zijn ze, en vanwaar zijn ze gekomen? Ik antwoordde hem: Gij weet het, mijn heer! En hij sprak tot mij: Zij zijn het, die gekomen zijn uit de grote verdrukking, Hun klederen blank hebben gewassen in het Bloed van het Lam.” (Opb 7:9-14 CANIS)

[44] “Ook toonde hij mij een stroom van het water des Levens, helder als kristal, opbruisend uit de Troon van God en van het Lam. En midden op haar plein, aan beide kanten door de stroom omringd, stond de boom des levens, die twaalf maal vruchten draagt, en elke maand zijn vruchten geeft. De bladeren van de bomen \dienen\ tot genezing der volken,” (Opb 22:1-2 CANIS)