hemel

Hemel

Het Uitspansel, het Firmanent , de Stoffelijke en geestelijke hemel.

Hier zal u verder nog artikelsvinden rond de Hemel (op aaarde als in de hemel) en het Toekomende Rijk van God (q.v.)

-_-_-

Hemel en hemelen.

Menselijke gedachten.

In de wereld zijn er mensen die hope in een hemel te komen. Maar wat bedoelen zij er mee of waar hopen zij terecht te komen en in welke toestand?

Veel naamchristenen geloven in de hemel en de hel. Hindoes daarentegen geloven in reïncarnatie. De mohammedaanse geloven dat er na de dood een oordeelsdag zal zijn, waarop je voor God, Allah, verschijnt; het zal zijn alsof je een rechtszaal binnenstapt. Volgens het islamitische geloof zal Allah dan ieders levenswandel beschouwen en iemand naar het paradijs of naar het hellevuur verwijzen.

Een van de profetieën in de Injil die nog in vervulling moeten gaan, voorzegt dat mensen zullen beweren „vrede en zekerheid” bereikt te hebben. Maar wanneer zij deze woorden uiten, zal een plotselinge vernietiging hen treffen (1 Thessalonicenzen 5:3). Het koninkrijk van God moet alle menselijke heerschappijen verwijderen, zodat de wereld verenigd kan worden onder goddelijke heerschappij. De profetie in Daniël 2:44 zegt ons: „De God des hemels [zal] [in de hemel] een koninkrijk oprichten dat nooit te gronde zal worden gericht. En het koninkrijk zelf zal aan geen ander volk worden overgedragen [want God zal nooit meer louter menselijke heerschappij toelaten]. Het [Gods koninkrijk] zal al deze koninkrijken verbrijzelen en er een eind aan maken, en zelf zal het tot onbepaalde tijden blijven bestaan.” Reeds van het begin der tijden is Jehovah de Allerhoogste Koning die alle macht bezat om te doen wat Hij wilde doen. [1]

Sommigen mensen zeggen dat de mensen een ziel heeft die voor een periode naar het vagevuur gaat, waar ze van dagelijkse zonden gezuiverd kan worden om geschikt te worden voor de hemel.

Dan zijn er de mensen die geloven in een „opstanding” [2]

Voor sommigen is de hemel dan de plaats waar de persoon in kwestie uit de levenloze doodstoestand wordt gewekt. Zij aanschouwen de hemel als de plaats waar zijn of haar levenspatroon opnieuw wordt geactiveerd.

Omdat Jehovah God oneindig in wijsheid is en een volmaakt geheugen heeft, kan hij iemand gemakkelijk uit de dood opwekken. Zich het levenspatroon van gestorvenen herinneren — hun karaktereigenschappen, hun levensgeschiedenis en alle details van hun identiteit — is voor hem geen probleem (Job 12:13; vergelijk Jesaja 40:26). Bij Jehovah vindt het leven ook zijn oorsprong. Vandaar dat hij dezelfde mens gemakkelijk tot het leven terug kan brengen en hem of haar dezelfde persoonlijkheid in een nieuw lichaam kan geven. Zoals uit de ervaring van Lazarus blijkt, is Jezus Christus bovendien zowel bereid als bij machte de doden op te wekken. (Vergelijk Lukas 7:11-17; 8:40-56).

De Schriftuurlijke leer van de opstanding is echter niet te rijmen met de leer der onsterfelijkheid van de ziel. Zou een onsterfelijke ziel na de dood voortleven, dan zou niemand uit de doden opgewekt of tot leven teruggebracht hoeven te worden. Uit niets bleek dat Martha aan een onsterfelijke ziel dacht die na de dood elders voortleefde. Zij geloofde niet dat Lazarus reeds naar een geestenrijk was gegaan om zijn bestaan daar voort te zetten. Integendeel, zij gaf blijk van haar geloof in Gods voornemen om de gevolgen van de dood ongedaan te maken. Ze zei: „Ik weet dat hij zal opstaan in de opstanding op de laatste dag” (Johannes 11:23, 24). Lazarus zelf vertelde geen belevenissen uit een leven hiernamaals. Er viel niets te vertellen. Trouwens kan men zich afvragen of het dan zo prettig geweest zou zijn voor Lazarus om van de fantastische hemel terug op deze “verschrikkelijke” aarde te moeten terug komen? Zou Jezus hem er een dienst mee geleverd hebben om hem terug tot dit leven te brengen indien hij na zijn dood dadelijk een zalig leven kon genieten in de hemel?

Is er voor de mens die sterft dan geen toekomst? Er is een schitterende toekomst! De bijbel laat zien dat Gods voornemen met betrekking tot een paradijsaarde voor de gehele mensheid, met inbegrip van hen die thans dood zijn, nimmer zal falen. Jehovah zegt: „De hemel is mijn troon en de aarde mijn voetbank.” „De plaats van mijn voeten zal ik heerlijk maken” (Jesaja 66:1; 60:13). Uit de overvloed van zijn liefde zond Jehovah zijn Zoon, het Woord, naar deze aarde opdat de mensenwereld door bemiddeling van hem leven zou kunnen verwerven (Johannes 3:16; 1 Johannes 4:9). Er zijn drie belangrijke dingen die wij nu moeten bespreken en die Jehovah door bemiddeling van zijn Zoon tot stand brengt, namelijk: (1) dat er in bevrijding uit de macht van de dood wordt voorzien; (2) dat de doden werkelijk weer zullen leven; en (3) dat er over de gehele mensheid een volmaakte regering wordt opgericht.

In het begin der mensheid.

In het begin der mensheid heeft Jehovah [3] als de Almachtige Schepper al het gene rondom ons gevormd.[4]

Het was Gods wil dat de eerste mens, Adam, met zijn vrouw, Eva, in het paradijs zou leven.

De man en de vrouw waren omgeven door prachtige struiken en bomen met heerlijke vruchten. De Schepper schonk de mens het vermogen alles om hem heen waar te nemen en ervan te genieten. God plaatste hem dus in de tuin van Eden, waar hij zich in geluk kon verheugen en vrede en voldoening kon genieten.(Genesis 2:15).

God vormde niet een fysieke mens uit het stof der aarde met het doel hem een plaats in de hemel te geven. Ook plantte hij geen bomen in de lucht. Noch liet hij in het luchtruim rivieren stromen. Het paradijs bevond zich op aarde. God maakte alles op aarde gereed met een doel. De schoonheid van de natuur op aarde moest tot vreugde van de mens en tot lof van de Schepper zijn.

De mens werd geschapen om anders te zijn dan de dieren, die instinctmatig handelen. Hij ontving de gave van de vrije wil — het vermogen een vrije keuze te doen. God schonk hem ook het vermogen om na te denken, kwesties te overwegen, beslissingen te nemen en goed en kwaad van elkaar te onderscheiden. Daardoor maakte God de mens superieur aan alle andere schepselen op aarde. De mens werd geschapen met de eigenschappen liefde, wijsheid, gerechtigheid en macht. Hij kon mediteren over datgene wat God tot bestaan had gebracht en kon de betekenis ervan begrijpen. De mens bezat ook het vermogen zijn Schepper te aanbidden.

Alles wat God had voortgebracht, was volmaakt (Deuteronomium 32:4). Er waren geen gebreken. Bijgevolg waren Adam en Eva beiden gezond van geest en lichaam geschapen en waren zij als volmaakte mensen compleet. Zij hadden het voornemen dat God met hen had, volledig ten uitvoer kunnen brengen. Maar wat was dat voornemen?

Hij hoopte dat zijn creatie verder door Zijn Schepsels mee geordend en levend zou gehouden worden. Daarom gaf hij de eerste mens de opdracht zich te vermenigvuldigen en alles rondom hem een naam te geven. [5]

God zei tot Adam en Eva: „Weest vruchtbaar en wordt tot velen en vult de aarde en onderwerpt haar.” Gods voornemen met de mens was dus dat de aarde gevuld zou worden met volmaakte mensen en dat zij de grenzen van hun paradijs over de hele aarde zouden uitbreiden. (Genesis 1:28-30) [6].

God had Adam en Eva niet geschapen om te sterven. Hij plaatste hen in het paradijs, niet opdat het hun begraafplaats zou worden, maar opdat zij er voor altijd zouden leven. Hier waren echter voorwaarden aan verbonden; het was afhankelijk van hun liefde voor God en hun gehoorzaamheid en loyaliteit aan hem. Daarom gaf God Adam dit gebod: „Van elke boom van de tuin moogt gij tot verzadiging eten. Maar wat de boom der kennis van goed en kwaad betreft, gij moogt daarvan niet eten, want op de dag dat gij daarvan eet, zult gij beslist sterven.” (Genesis 2:16, 17).

Met de tijd kwam in de mens de gedachte dat God hen misschien van iets zou onthouden. Adam en Eva gebruikten hun vrije wil om tegen het gebod van God in te gaan. Zij waren God moedwillig ongehoorzaam geweest en waren ingegaan tegen zijn wil voor hen. In plaats van het goddelijke gebod te gehoorzamen, verkozen zij te doen wat God als kwaad had bestempeld en, keerden zich af van Zijn leiding. Zij namen het beslissingsrecht in hun eigen handen en bijgevolg zondigden zij. Zondigen betekent het doel missen — het doel van volmaakte gehoorzaamheid aan God.

God had Adam gewaarschuwd: „Op de dag dat gij daarvan [van de verboden boom] eet, zult gij beslist sterven” (Genesis 2:17). Naderhand sprak God het volgende vonnis over Adam uit: „In het zweet van uw aangezicht zult gij brood eten, totdat gij tot de aardbodem terugkeert, want daaruit werdt gij genomen. Want stof zijt gij en tot stof zult gij terugkeren.” (Genesis 3:19).

Hemelse verbreking en voorziening.

Omdat onze eerste ouders Gods wet verwierpen, kwamen menselijke regeringen onder de heerschappij van Satan te staan. Het is heel toepasselijk dat de bijbel Satan „de god van dit samenstel van dingen” noemt (2 Korinthiërs 4:4) [7]. De oorlogen, de wreedheden, de corruptie en de onbestendigheid van ’s mensen regeringen bewijzen dat hij dat inderdaad is. [8] De Volkenbond en de Verenigde Naties zijn er niet in geslaagd uit de verwarring vrede te scheppen.

De mensheid heeft dringend behoefte aan een regering van vrede. Is het niet redelijk dat de Schepper, die het voornemen heeft het Paradijs op deze aarde te herstellen, eveneens in een volmaakte regering voor dat Paradijs zou voorzien? Dat is nu precies wat Jehovah zich heeft voorgenomen.

Heeft Gods oorspronkelijke voornemen dat mensen voor altijd in het paradijs zouden leven, gefaald? Moge dat nooit van God gezegd worden! Hij zegt: „Míjn raad zal tot stand komen en al mijn welbehagen zal ik doen” (Jesaja 46:10). God faalt dus nooit.

Liefde en gerechtigheid behoren ook tot Gods in het oog springende eigenschappen (Psalm 33:5; 1 Johannes 4:8). Het was liefde die God ertoe bewoog de mens te scheppen en hem in het paradijs te plaatsen met de gelegenheid om voor altijd samen met zijn nageslacht te leven. Zowel Gods gerechtigheid als zijn trouw aan de beginselen van rechtvaardigheid eiste dat hij onze eerste ouders voor hun ongehoorzaamheid strafte. Dus verdreef hij hen uit het paradijs. Zij zouden buiten die mooie tuin oud worden en sterven.

Gods oorspronkelijke voornemen dat de mens eeuwig in het paradijs zou leven, zal niet falen. Daarom heeft Hij onmiddellijk na Adams ongehoorzaamheid leiding verschaft. Het begon met de eerste profetie in de Geschriften, betreffende de komst van een „zaad” dat de mensheid van de gevolgen van zonde zou bevrijden. Dit „zaad” zou de kop van de oorspronkelijke slang, Satan, vermorzelen.(Genesis 3:15).

Het Goddelijke zaad zou tot een maagd komen. Uit het geslacht der mensen zou een nieuwe Goede Leermeester en Leider voorzien worden. Die mens zou als Nieuwe Adam het Kwaad verdelgen aan de kop en het Koninkrijk van God zal herstellen. Door Adam verspeelden wij de kansen in het aardsparadijs te leven. Een hemels leven was door de eerste mens verworpen en beslecht met de dood. Maar die beloofde Messias zou er voor zal zorgen dat iedereen zal erkennen dat Jehovah God de Aller-machtigste Koning der Koningen is.[9]

Meer dan 700 jaar voor Jezus’ geboorte had Jehovah bij monde van de profeet Jesaja over hem gesproken als „mijn knecht”. Hij vergeleek hem met „een schaap [dat] ter slachting [wordt] geleid” en zei dat hij als „een schuldoffer” gegeven zou worden. Vervolgens zou God hem belonen „ten gevolge van het feit dat hij zijn ziel zelfs in de dood heeft uitgestort. . . en hijzelf droeg van velen de zonde, en voor de overtreders ging hij bemiddelen”. (Jesaja 52:13–53:12).

In Daniëls profetie, die de tijd van Christus’ verschijnen onthulde, sprak God eveneens over een ’verzoening voor dwaling’ die de overtreding, of de zonde, zou doen eindigen. God maakte verder bekend dat Christus „afgesneden” (gedood) zou worden en de noodzaak van slachtoffer en offergave zou doen ophouden. (Daniël 9:24-27) [10]. Door Zijn offerdaad zouden de mensen terug het recht verdienen om te kunnen blijven leven. [11]

God is gekend geraakt onder vele titels, maar Zijn naam is door velen vergeten. [12] Zijn naam Jehovah betekent „Hij veroorzaakt te worden”. Hierdoor wordt te kennen gegeven dat hij zich tot de vervuller van beloften maakt, tot degene die altijd zijn voornemens verwezenlijkt. Deze naam, die God zelf heeft aangenomen en aan ons heeft onthuld, is een waarborg dat hij altijd zijn voornemens zal verwezenlijken en zijn beloften zal vervullen.

Een Hemels Koninkrijk.

De profetie in Daniël 2:44 zegt ons: „De God des hemels [zal] [in de hemel] een koninkrijk oprichten dat nooit te gronde zal worden gericht. En het koninkrijk zelf zal aan geen ander volk worden overgedragen [want God zal nooit meer louter menselijke heerschappij toelaten]. Het [Gods koninkrijk] zal al deze koninkrijken verbrijzelen en er een eind aan maken, en zelf zal het tot onbepaalde tijden blijven bestaan.”

Jehovah had reeds koningen voorzien toen mensen er in het verleden achter vroegen. Zo was er David als gezalfde. En uit deze stam zou er nog een hogere gezalfde [13] komen die zo rein was dat hij ons het best kon vertegenwoordigen. De Koning die Hem in deze regering vertegenwoordigt, is zijn „Vredevorst”, Christus Jezus, en „aan de overvloed van de vorstelijke heerschappij en aan vrede zal geen einde zijn”.(Jesaja 9:6, 7).[14]

De bijbel laat zien dat dit een volmaakte regering [15] in de hemel zal zijn. Van dit verheven punt uit zal de Koning Jezus Christus de gehele aarde op doeltreffende wijze in rechtvaardigheid besturen. In die onzichtbare, hemelse regering zal hij bovendien mederegeerders hebben. Dezen worden gekozen uit getrouwe mensen, volgelingen van Jezus, die in allerlei beproevingen bij hem zijn gebleven en tot wie hij zegt: „Ik sluit een verbond met u, evenals mijn Vader een verbond [16] met mij heeft gesloten, voor een koninkrijk” (Lukas 22:28, 29).

Toen Jezus op aarde was, bewees hij dat hij een goede, rechtvaardige en volmaakte Regeerder zou zijn. Toen hij naar de hemel terugkeerde, werd hij niet ogenblikkelijk als Koning van Gods koninkrijk geïnstalleerd (Hebreeën 10:12, 13). Maar Jezus kreeg de autoriteit die Jehovah hem beloofd had. Jezus in de hemel kan zich als enige rechtmatige als Jehovah’s aangestelde Koning uitgeven. (Daniël 7:13, 14).

Slechts enkelen uit de mensheid worden in de hemel opgenomen om samen met Christus Jezus te regeren. Het is precies als bij de hedendaagse natiën — slechts enkelen worden uitgekozen om in de rijksdag of het parlement te regeren. Er zullen dezen zijn die tot Gods hemelse regering zullen behoren om over anderen te regeren (want waarom zouden er anders regeerders nodig zijn?) diegenen die tot het Koninkrijk van God zullen behoren zullen ook de aarde bewonen.

Psalm 45:16 vermeldt dat de Koning „vorsten. . . op de gehele aarde” zal aanstellen. Menselijke „vorsten”, of opzieners in een bestuurspositie, zullen vanuit de hemel worden aangesteld wegens hun innige verknochtheid aan beginselen van rechtvaardigheid. (Vergelijk Jesaja 32:1).[17]

Spoedig zal Jezus mensen gaan oordelen, hen scheidend zoals een herder schapen van bokken scheidt. De „schapen” zijn degenen die zich zijn loyale onderdanen zullen hebben betoond. Zij zullen eeuwig leven op aarde ontvangen. De „bokken” zijn degenen die Gods koninkrijk zullen hebben verworpen (Mattheüs 25:31-34, 46). In de nabije toekomst zal Jezus alle met bokken te vergelijken mensen vernietigen (2 Thessalonicenzen 1:6-9). Als u een van Jezus’ „schapen” wilt zijn, moet u naar de Koninkrijksboodschap luisteren en handelen in overeenstemming met wat u te weten komt. (Mattheüs 24:14).

Nu is de aarde in veel landen verdeeld. Elk heeft zijn eigen regering. Deze naties bestrijden elkaar vaak. Maar Gods koninkrijk zal alle menselijke regeringen vervangen. Het zal als de enige regering over de hele aarde regeren (Daniël 2:44). Dan zal er geen oorlog, geen misdaad en geen geweld meer zijn. Alle mensen zullen in vrede en eenheid met elkaar leven. (Micha 4:3, 4).

Gedurende Jezus’ duizendjarige regering zullen getrouwe mensen volmaakt worden, en de hele aarde zal een paradijs worden. Aan het eind van de duizend jaar zal Jezus alles hebben gedaan wat God hem gevraagd had te doen. Dan zal hij het Koninkrijk weer aan zijn Vader overdragen (1 Korinthiërs 15:24).

Hemel op aarde.

In Gods beloofde nieuwe wereld zal de Koninkrijksheerschappij ziekte en ouderdom doen verdwijnen. Wij worden ervan verzekerd dat „in die tijd. . . de ogen der blinden geopend [zullen] worden, en zelfs de oren der doven zullen ontsloten worden” (Jesaja 35:5, 6). Wij lezen ook: „Hij [God] zal elke traan uit hun ogen wegwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn zal er meer zijn. De vroegere dingen zijn voorbijgegaan.” (Openbaring 21:4).

De hemel kan werkelijk een erfenis van God zijn die tot ons allen toe kan komen. In wezen zullen wij ook niet kunnen zeggen dat wij onze hemel verdiend hebben door onze werken. Want ons leven zal doorspekt zijn met foute acties en door onze verkeerde handelingen zou onze relatie met God zo wie zo geschonden zijn om geen kans te maken in de hemel te komen. De zaligheid of de mogelijkheid om een hemel te verdienen is in geen andere dan Jezus Christus; want er is ook onder de hemel geen andere naam, die onder de mensen gegeven is, door welke wij moeten zalig worden. [18]

De relatie tussen God en mens wordt er door Paulus in zijn teksten diepgaand besproken. Diegene die zich in geloof aan God toevertrouwt, vindt genade in zijn ogen en wordt om niet door Hem geaccepteerd. De rechtvaardiging is de absolute spil waarom Paulus’ evangelie draait [19]. Paulus verwerpt de joodse wet en daarmee elke poging van de mens om zich door het volbrengen van godsdienstige voorschriften aanvaardbaar te maken voor God; pas nadat de zondige mens door God in genade is aanvaard, is hij in staat de vrucht van de geest voort te brengen en kan hij zijn hemel verdienen.

Wij geloven dat God in een ruimte rondom ons heen is en iedereen hun fouten die zich hebben opgestapeld heeft aanschouwd.[20] Maar wij zijn er ons bewust van dat wij mee in het Plan van God mogen passen waarin Hij voorzien heeft dat de Aarde en de hemelen goed zullen zijn. [21]

Voorlopig wordt de lucht nog regelmatig gevuld met de grauwheid van de levensloop, maar God heeft een licht aan de hemel voorzien dat wij kunnen zien stralen en ons doen laten veranderen. Het is die belofte waarin wij geloven en aannemen dat in Jezus Christus het Nieuwe Verbond ons toekomt. [22] In ons geloof houden wij er dan ook aan onze hemel hier op aarde te verdienen door reeds te doen wat God van ons verlangt. Door de Wil van God op te volgen en te geloven in het beloofde Zaad kunnen wij nu reeds de vruchten van dit zaad voelen. [23] Duidelijk trachten wij de wereldse zaken van de hemelse te scheiden. [24]

Door omhoog te kijken kunnen wij in de lucht zien maar ook de heerlijkheden van God ontdekken. [25]

Als wij beweren in de hemel onze hoop te hebben bedoelen wij daarmee dat wij in de Werken van Jehovah geloven en vooruit willen kijken naar de hemel die hij beloofd heeft, ook al is dat een hemel op aarde.[26]

En zeggende: Bekeert u; want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.(Mt 3:2) [27]

Als wij daarom uitkijken naar een hemel, laat het dan de juiste zijn. En laten wij ook durven uitkomen voor wat wij geloven en getuigen zijn onder de hemel en op de aarde. Dat wij het leven kiezen. [28]

En dat wij de juiste handelingen zullen verrichten om deze hemel op aarde te verdienen. [29]

Voor miljoenen die nu in de dood slapen, zal een opstanding leven in een vredige nieuwe wereld betekenen. Wat een geluk zal de aarde vervullen wanneer zij die gestorven zijn, tot leven terugkeren om zich weer bij hun beminden te voegen! Dan zal Christus’ belofte in vervulling gaan: „Het uur komt waarin allen die in de herinneringsgraven zijn, zijn stem zullen horen en te voorschijn zullen komen.” (Johannes 5:28, 29).

Wij zien beslist verlangend uit naar de tijd dat God zijn beloften zal verwezenlijken. Dan zullen wij met vreugde vervuld worden wanneer Christus, het „zaad” van Abraham, zegeningen brengt over mensen van alle natiën. Ja, wij verlangen er vurig naar te zien dat het paradijs over de hele aarde wordt hersteld. Het kennen van de waarheid over de ziel, over wat er bij de dood met ons gebeurt en over de hoop op de opstanding kan ook van grote invloed zijn op de mensen die nu leven. Laten wij daarom de Bijbel [30] onderzoeken en leren wat hemel en aarde werkelijk betekenen voor ons en wat wij moeten doen om onze hemel te verdienen.[31]

Uit de Schrift:

Mt 6:9: Gij dan bidt aldus: Onze Vader, Die in de hemelen zijt! Uw Naam worde geheiligd.

Mt 6:10: Uw Koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in den hemel alzo ook op de aarde.

Mt 6:20: Maar vergadert u schatten in den hemel, waar ze noch mot noch roest verderft, en waar de dieven niet doorgraven noch stelen;

Mt 7:11: Indien dan gij, die boos zijt, weet uw kinderen goede gaven te geven, hoeveel te meer zal uw Vader, Die in de hemelen is, goede gaven geven dengenen, die ze van Hem bidden!

Mt 7:21: Niet een iegelijk, die tot Mij zegt: Heere, Heere! zal ingaan in het Koninkrijk der hemelen, maar die daar doet den wil Mijns Vaders, Die in de hemelen is.

Mt 8:11: Doch Ik zeg u, dat velen zullen komen van oosten en westen en zullen met Abraham, en Izak, en Jakob, aanzitten in het Koninkrijk der hemelen;

Mt 10:7: En heengaande predikt, zeggende: Het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.

Mt 10:32: Een iegelijk dan, die Mij belijden zal voor de mensen, dien zal Ik ook belijden voor Mijn Vader, Die in de hemelen is.

Mt 10:33: Maar zo wie Mij verloochend zal hebben voor de mensen, dien zal Ik ook verloochenen voor Mijn Vader, Die in de hemelen is.

Mt 11:11: Voorwaar zeg Ik u: onder degenen, die van vrouwen geboren zijn, is niemand opgestaan meerder dan Johannes de Doper; doch die de minste is in het Koninkrijk der hemelen, is meerder dan hij.

Mt 11:12: En van de dagen van Johannes den Doper tot nu toe, wordt het Koninkrijk der hemelen geweld aangedaan, en de geweldigers nemen hetzelve met geweld.

Mt 11:23: En gij, Kapernaum! die tot den hemel toe zijt verhoogd, gij zult tot de hel toe nedergestoten worden. Want zo in Sodom die krachten waren geschied, die in u geschied zijn, zij zouden tot op den huidigen dag gebleven zijn.

Mt 11:25: In dienzelfden tijd antwoordde Jezus en zeide: Ik dank U, Vader! Heere des hemels en der aarde! dat Gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt, en hebt dezelve den kinderkens geopenbaard.

Mt 12:50: Want zo wie den wil Mijns Vaders doet, Die in de hemelen is, dezelve is Mijn broeder, en zuster, en moeder.

Mt 13:11: En Hij, antwoordende, zeide tot hen: Omdat het u gegeven is, de verborgenheden van het Koninkrijk der hemelen te weten, maar dien is het niet gegeven.

Mt 13:33: Een andere gelijkenis sprak Hij tot hen, zeggende: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een zuurdesem, welken een vrouw nam en verborg in drie maten meels, totdat het geheel gezuurd was.

Mt 13:44: Wederom is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een schat, in den akker verborgen, welken een mens gevonden hebbende, verborg dien, en van blijdschap over denzelven, gaat hij heen, en verkoopt al wat hij heeft, en koopt dienzelven akker.

Mt 13:45: Wederom is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een koopman, die schone paarlen zoekt;

Mt 13:47: Wederom is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een net, geworpen in de zee, en dat allerlei soorten van vissen samenbrengt;

Mt 13:52: En Hij zeide tot hen: Daarom, een iegelijk Schriftgeleerde, in het Koninkrijk der hemelen onderwezen, is gelijk aan een heer des huizes, die uit zijn schat nieuwe en oude dingen voortbrengt.

Mt 16:19: En Ik zal u geven de sleutelen van het Koninkrijk der hemelen; en zo wat gij zult binden op de aarde, zal in de hemelen gebonden zijn; en zo wat gij ontbinden zult op de aarde, zal in de hemelen ontbonden zijn.

Mt 18:3: En zeide: Voorwaar zeg Ik u: Indien gij u niet verandert, en wordt gelijk de kinderkens, zo zult gij in het Koninkrijk der hemelen geenszins ingaan.

[1] Da 4:34: Ten einde dezer dagen nu, hief ik, Nebukadnezar, mijn ogen op ten hemel, want mijn verstand kwam weer in mij; en ik loofde den Allerhoogste, en ik prees en verheerlijkte den Eeuwiglevende, omdat Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, en Zijn Koninkrijk is van geslacht tot geslacht;

Da 4:37: Nu prijs ik, Nebukadnezar, en verhoog, en verheerlijk den Koning des hemels, omdat al Zijn werken waarheid, en Zijn paden gerichten zijn; en Hij is machtig te vernederen degenen, die in hoogmoed wandelen.

Da 5:21: En hij werd van de kinderen der mensen verstoten, en zijn hart werd den beesten gelijk gemaakt, en zijn woning was bij de woudezelen; men gaf hem gras te smaken gelijk den ossen; en zijn lichaam werd van den dauw des hemels nat gemaakt, totdat hij bekende, dat God, de Allerhoogste, Heerser is over de koninkrijken der mensen, en over dezelve stelt, wien Hij wil.

[2] van het Griekse woord a·na'sta·sis, dat letterlijk „een weer opstaan” betekent. Vertalers die het Grieks in het Hebreeuws hebben vertaald, hebben a·na'sta·sis weergegeven met de Hebreeuwse woorden techi·jath' ham·me·thim', wat „herleving van de doden” betekent

[3] Jes 44:24: Alzo zegt de HEERE, uw Verlosser, en Die u geformeerd heeft van den buik af: Ik ben de HEERE, Die alles doet, Die den hemel uitbreidt, Ik alleen, en Die de aarde uitspant door Mijzelven;

[4] Ge 1:1: In den beginne schiep God den hemel en de aarde.

Ge 1:8: En God noemde het uitspansel hemel. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de tweede dag. (SV)

Ge 1:9: En God zeide: Dat de wateren van onder den hemel in een plaats vergaderd worden, en dat het droge gezien worde! En het was alzo. (SV)

Ge 2:1: Alzo zijn volbracht de hemel en de aarde, en al hun heir. (SV)

Ge 2:4: Dit zijn de geboorten des hemels en der aarde, als zij geschapen werden; ten dage als de HEERE God de aarde en den hemel maakte. (SV)

Ge 6:17: Want Ik, zie, Ik breng een watervloed over de aarde, om alle vlees, waarin een geest des levens is, van onder den hemel te verderven; al wat op de aarde is, zal den geest geven. (SV)

Ge 14:22: Doch Abram zeide tot den koning van Sodom: Ik heb mijn hand opgeheven tot den HEERE, den allerhoogsten God, Die hemel en aarde bezit; (SV)

Joz 2:11: Als wij het hoorden, zo versmolt ons hart, en er bestaat geen moed meer in iemand, vanwege ulieder tegenwoordigheid; want de HEERE, ulieder God, is een God boven in den hemel, en beneden op de aarde.

1Kon 8:23: En hij zeide: HEERE, God van Israel, er is geen God, gelijk Gij, boven in den hemel, noch beneden op de aarde, houdende het verbond en de weldadigheid aan Uw knechten, die voor Uw aangezicht met hun ganse hart wandelen;

1Kon 8:27: Maar waarlijk, zou God op de aarde wonen? Zie, de hemelen, ja, de hemel der hemelen zouden U niet begrijpen, hoeveel te min dit huis, dat ik gebouwd heb!

1Kon 8:32: Hoor Gij dan in den hemel, en doe, en richt Uw knechten, veroordelende den ongerechtige, gevende zijn weg op zijn hoofd, en rechtvaardigende den gerechtige, gevende hem naar zijn gerechtigheid.

1Kon 8:34: Hoor Gij dan in den hemel, en vergeef de zonde van Uw volk Israel, en breng hen weder in het land, dat Gij hun vaderen gegeven hebt.

1Kon 8:36: Hoor Gij dan in den hemel, en vergeef de zonde van Uw knechten en van Uw volk Israel, als Gij hun zult geleerd hebben den goeden weg in denwelken zij wandelen zullen; en geef regen op Uw land, dat Gij Uw volk tot een erfenis gegeven hebt.

1Kon 8:39: Hoor Gij dan in den hemel, de vaste plaats Uwer woning, en vergeef, en doe, en geef een iegelijk naar al zijn wegen, gelijk Gij zijn hart kent; want Gij alleen kent het hart van alle kinderen der mensen;

1Kon 8:43: Hoor Gij in den hemel, de vaste plaats Uwer woning, en doe naar alles, waarom die vreemde tot U roepen zal; opdat alle volken der aarde Uw Naam kennen, om U te vrezen, gelijk Uw volk Israel, en om te weten, dat Uw Naam genoemd wordt over dit huis, hetwelk ik gebouwd heb.

1Kon 8:45: Hoor dan in den hemel hun gebed en hun smeking, en voer hun recht uit.

1Kon 8:49: Hoor dan in den hemel, de vaste plaats Uwer woning, hun gebed en hun smeking en voer hun recht uit;

Ne 9:6: Gij zijt die HEERE alleen, Gij hebt gemaakt den hemel, den hemel der hemelen, en al hun heir, de aarde en al wat daarop is, de zeeen en al wat daarin is, en Gij maakt die allen levend; en het heir der hemelen aanbidt U.

Jes 45:8: Drupt, gij hemelen! van boven af, en dat de wolken vloeien van gerechtigheid; en de aarde opene zich, en dat allerlei heil uitwasse, en gerechtigheid te zamen uitspruiten; Ik, de HEERE, heb ze geschapen.

Jes 45:12: Ik heb de aarde gemaakt, en Ik heb den mens daarop geschapen; Ik ben het! Mijn handen hebben de hemelen uitgebreid, en Ik heb al hun heir bevel gegeven.

Jes 45:18: Want alzo zegt de HEERE, Die de hemelen geschapen heeft, Die God, Die de aarde geformeerd, en Die ze gemaakt heeft; Hij heeft ze bevestigd, Hij heeft ze niet geschapen, dat zij ledig zijn zou, maar heeft ze geformeerd, opdat men daarin wonen zou: Ik ben de HEERE, en niemand meer.

Ne 9:13: En Gij zijt neergedaald op den berg Sinai, en hebt met hen gesproken uit den hemel; en Gij hebt hun gegeven rechtmatige rechten, en getrouwe wetten, goede inzettingen en geboden.

Ne 9:15: En Gij hebt hun brood uit den hemel gegeven voor hun honger, en hun water uit de steenrots voortgebracht voor hun dorst; en Gij hebt tot hen gezegd, dat zij zouden ingaan om te erven het land, waarover Gij Uw hand ophieft, dat Gij het hun zoudt geven.

Ne 9:23: Gij hebt ook hun kinderen vermenigvuldigd, als de sterren des hemels; en Gij hebt hen gebracht in het land, waarvan Gij tot hun vaderen hadt gezegd, dat zij zouden ingaan om het erfelijk te bezitten.

Ne 9:27: Daarom hebt Gij hen gegeven in de hand hunner benauwers, die hen benauwd hebben; maar als zij in den tijd hunner benauwdheid tot U riepen, hebt Gij van den hemel gehoord, en hun naar Uw grote barmhartigheden verlossers gegeven, die hen uit de hand hunner benauwers verlosten.

Ne 9:28: Maar als zij rust hadden, keerden zij weder om kwaad te doen voor Uw aangezicht; zo verliet Gij hen in de hand hunner vijanden, dat zij over hen heersten; als zij zich dan bekeerden, en U aanriepen, zo hebt Gij hen van den hemel gehoord, en hebt hen naar Uw barmhartigheden tot vele tijden uitgerukt.

Job 9:8: Die alleen de hemelen uitbreidt, en treedt op de hoogten der zee;

[5] Ps 115:16: Aangaande den hemel, de hemel is des HEEREN; maar de aarde heeft Hij den mensenkinderen gegeven.

[6] Genesis 1:28-30: 28 Voorts zegende God hen en God zei tot hen: „Weest vruchtbaar en wordt tot velen en vult de aarde en onderwerpt haar, en hebt de vissen der zee en de vliegende schepselen van de hemel en elk levend schepsel dat zich op de aarde beweegt, in onderworpenheid.”

29 Verder zei God: „Ziet, ik heb U alle zaaddragende plantengroei die op de oppervlakte van de gehele aarde is, en elke boom waar zaaddragende boomvrucht aan zit, gegeven. U diene het tot voedsel. 30 En aan al het wild gedierte der aarde en aan elk vliegend schepsel van de hemel en aan alles wat zich op de aarde beweegt, waarin leven als een ziel is, heb ik alle groene plantengroei tot voedsel gegeven.” En het werd zo.

[7] De (Satan)/{Boek})God van deze wereld of diegene die het zand in de ogen van de mensen gooit. De geest van antichristen. 2 Korintiërs 4:4 “voor de ongelovigen, wier geest door de god van deze wereld zozeer is verblind, dat zij de glans niet ontwaren van het evangelie van de heerlijkheid van Christus, die het beeld is van God.” (WV78)

[8] Zie de voorspellingen omtrent het gebeuren van verschrikkelijke dingen en de oplossing er tegen. [8]

Jesaja 61:1-4: 61 De geest van de Soevereine Heer Jehovah is op mij, omdat Jehovah mij heeft gezalfd om de zachtmoedigen goed nieuws te vertellen. Hij heeft mij gezonden om de gebrokenen van hart te verbinden, om vrijheid uit te roepen tot de gevangengenomenen en het wijde openen [van de ogen] zelfs tot de gevangenen; 2 om uit te roepen het jaar van goede wil van de zijde van Jehovah en de dag der wraak van de zijde van onze God; om alle treurenden te troosten; 3 om toe te delen aan hen die treuren over Sion, om hun te geven een hoofdtooisel in plaats van as, de olie van uitbundige vreugde in plaats van rouw, de mantel van lof in plaats van de neerslachtige geest; en zij moeten genoemd worden grote bomen der rechtvaardigheid, de planting van Jehovah, opdat [hem] luister wordt verleend. 4 En zij moeten de sinds lang verwoeste plaatsen herbouwen; zij zullen zelfs de ruïnes uit vroeger tijden oprichten, en zij zullen stellig de verwoeste steden vernieuwen, die ruïnes waren van geslacht op geslacht.

[9] 2Kr 20:6: En hij zeide: O, HEERE, God onzer vaderen, zijt Gij niet de God in den hemel? Ja, Gij zijt de Heerser over alle koninkrijken der heidenen; en in Uw hand is kracht en sterkte, zodat niemand zich tegen U stellen kan.

[10] Daniël 9:24-27: 24 Zeventig weken zijn vastgesteld over uw volk en over uw heilige stad, om de overtreding te doen eindigen en aan zonde een eind te maken en verzoening te doen voor dwaling en om voor onbepaalde tijden rechtvaardigheid in te voeren en een zegel te drukken op visioen en profeet, en om het Heilige der Heiligen te zalven. 25 En gij dient te weten en het inzicht te hebben [dat] er vanaf het uitgaan van [het] woord om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen tot op Messías [de] Leider, zeven weken, alsook tweeënzestig weken, zullen zijn. Ze zal terugkeren en werkelijk herbouwd worden, met een openbaar plein en een gracht, maar in de druk der tijden.

26 En na de tweeënzestig weken zal [de] Messías worden afgesneden, met niets voor zichzelf.

En de stad en de heilige plaats zullen door het volk van een leider die komt, ten verderve worden gebracht. En het einde ervan zal door de vloed zijn. En tot [het] einde zal er oorlog zijn; datgene waartoe besloten is, is verwoestingen.

27 En hij moet [het] verbond voor de velen één week lang van kracht laten blijven; en op de helft van de week zal hij slachtoffer en offergave doen ophouden.

En op de vleugel van walgelijkheden zal degene komen die verwoesting veroorzaakt; en totdat een verdelging [voltrokken is], zal zich dan juist datgene waartoe besloten is, ook over degene die woest ligt, uitstorten.”

[11] 1 Korintiërs 15:20-27: 20 Maar nu is Christus uit de doden opgewekt, de eersteling van hen die ontslapen zijn. 21 Want aangezien de dood door een mens is, is ook de opstanding der doden door een mens. 22 Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in de Christus allen levend gemaakt worden. 23 Maar een ieder in zijn eigen rangorde: Christus, de eersteling, daarna zij die de Christus toebehoren, gedurende zijn tegenwoordigheid. 24 Vervolgens het einde, wanneer hij het koninkrijk aan zijn God en Vader overdraagt, wanneer hij alle regering en alle autoriteit en kracht heeft tenietgedaan. 25 Want hij moet als koning regeren totdat [God] alle vijanden onder zijn voeten heeft gelegd. 26 Als laatste vijand wordt de dood tenietgedaan. 27 Want [God] „heeft alle dingen onder zijn voeten onderworpen”. Maar wanneer hij zegt dat ’alle dingen onderworpen zijn’, is het duidelijk dat dit met uitzondering is van degene die alle dingen aan hem onderwierp.

Romeinen 5:16-17: 17 Want indien door de overtreding van de ene [mens] de dood als koning heeft geregeerd door bemiddeling van die ene, zullen veelmeer zij die de overvloed van de onverdiende goedheid en van de vrije gave van rechtvaardigheid ontvangen, in het leven als koningen regeren door bemiddeling van de ene [persoon], Jezus Christus.

Romeinen 6:22-23: 23 Want het loon dat de zonde betaalt, is de dood, maar de gave die God schenkt, is eeuwig leven door Christus Jezus, onze Heer.

[12] De Heilige Geschriften spreken op vele manieren over God, zoals Heer, Sterke God, Schepper, de Oude van Dagen, de God der waarheid, de levende God, Degene die blijft tot onbepaalde tijden, de Allerhoogste, de Heilige, de Meester (Psalm 97:5; Jesaja 10:21; Prediker 12:1; Daniël 7:9; Psalm 31:5; Daniël 6:26; Psalm 18:13; Jesaja 5:24; Efeziërs 6:9). Elk van deze uitdrukkingen beschrijft God vanuit een ander gezichtspunt. Maar God heeft zelf een persoonlijke naam aangenomen — een unieke naam die al zijn eigenschappen omvat.

Wij zouden er uit onszelf nooit achter kunnen komen wat Gods persoonlijke naam is. Daarom heeft hij hem aan ons onthuld bij monde van zijn dienstknechten, de profeten. Wij lezen bijvoorbeeld in de Thora: „Toen zei God nogmaals tot Mozes: ’Dit dient gij tot de zonen van Israël te zeggen: „Jehovah, de God van uw voorvaders, de God van Abraham, de God van Isaäk en de God van Jakob, heeft mij tot u gezonden.” Dit is mijn naam tot onbepaalde tijd, en dit is de gedachtenis aan mij van geslacht tot geslacht’” (Exodus 3:15). Aldus heeft God zelf ons geleid tot de kennis van zijn onderscheiden naam, die zijn goddelijke persoonlijkheid volledig tot uitdrukking brengt.

[13] Ps 20:6: (20–7) Alsnu weet ik, dat de HEERE Zijn Gezalfde behoudt; Hij zal Hem verhoren uit den hemel Zijner heiligheid; het heil Zijner rechterhand zal zijn met mogendheden.

Ps 89:29: (89–30) En Ik zal zijn zaad in eeuwigheid zetten, en zijn troon als de dagen der hemelen.

Ps 89:37: (89–38) Hij zal eeuwiglijk bevestigd worden, gelijk de maan; en de Getuige in den hemel is getrouw. Sela.

[14] Ps 103:19: De HEERE heeft Zijn troon in de hemelen bevestigd, en Zijn Koninkrijk heerst over alles.

[15] Da 2:44: Doch in de dagen van die koningen zal de God des hemels een Koninkrijk verwekken, dat in der eeuwigheid niet zal verstoord worden; en dat Koninkrijk zal aan geen ander volk overgelaten worden; het zal al die koninkrijken vermalen, en te niet doen, maar zelf zal het in alle eeuwigheid bestaan.

[16] Ge 24:7: De HEERE, de God des hemels, Die mij uit mijns vaders huis en uit het land mijner maagschap genomen heeft, en Die tot mij gesproken heeft, en Die mij gezworen heeft, zeggende: Aan uw zaad zal Ik dit land geven! Die Zelf zal Zijn Engel voor uw aangezicht zenden, dat gij voor mijn zoon van daar een vrouw neemt.

Ge 26:4: En Ik zal uw zaad vermenigvuldigen, als de sterren des hemels, en zal aan uw zaad al deze landen geven; en in uw zaad zullen gezegend worden alle volken der aarde,

Ge 27:28: Zo geve u dan God van den dauw des hemels, en de vettigheid der aarde, en menigte van tarwe en most.

Ge 28:17: En hij vreesde, en zeide: Hoe vreselijk is deze plaats! Dit is niet dan een huis Gods, en dit is de poort des hemels!

Ge 49:25: Van uws vaders God, Die u zal helpen, en van den Almachtige, Die u zal zegenen, met zegeningen des hemels van boven, met zegeningen des afgronds, die daaronder ligt, met zegeningen der borsten en der baarmoeder!

Ex 31:17: Hij zal tussen Mij en tussen de kinderen Israëls een teken in eeuwigheid zijn; dewijl de HEERE, in zes dagen, den hemel en de aarde gemaakt, en op den zevenden dag gerust en Zich verkwikt heeft.

Ex 32:13: Gedenk aan Abraham, aan Izak en aan Israel, Uw knechten, aan welke Gij bij Uzelven gezworen hebt, en hebt tot hen gesproken: Ik zal uw zaad vermenigvuldigen als de sterren des hemels; en dit gehele land, waarvan Ik gezegd heb, zal Ik aan ulieder zaad geven, dat zij het erfelijk bezitten in eeuwigheid.

[17] Jesaja 32:1-2: 32 Zie! Een koning zal regeren voor louter rechtvaardigheid; en wat vorsten betreft, zij zullen als vorsten heersen voor louter gerechtigheid. 2 En een ieder moet als een wijkplaats voor de wind blijken te zijn en een schuilplaats voor de slagregen, als waterstromen in een waterloos land, als de schaduw van een zware, steile rots in een uitgeput land.

[18] Efeziërs 1:8-12: 8 Deze heeft hij overvloedig jegens ons doen zijn in alle wijsheid en gezond verstand, 9 doordat hij ons het heilige geheim van zijn wil heeft bekendgemaakt. Het is overeenkomstig zijn welbehagen, dat hij bij zichzelf had voorgenomen, 10 aan de volledige grens van de bestemde tijden een bestuur te hebben, om namelijk alle dingen weer bijeen te vergaderen in de Christus, de dingen in de hemelen en de dingen op de aarde. [Ja,] in hem, 11 in eendracht met wie wij ook tot erfgenamen werden aangesteld, doordat wij werden voorbestemd overeenkomstig het voornemen van hem die alle dingen werkzaam doet zijn naar het raadsbesluit van zijn wil, 12 opdat wij tot lof van zijn heerlijkheid zouden dienen, wij die de eersten zijn geweest die op de Christus hebben gehoopt.

[19] Galaten 1:15-21.

[20] 3 Ezra 6:13: Maar zij hebben ons geantwoord en gezegd: Wij zijn kinderen des Heren, die de hemel en de aarde heeft geschapen,

3Ezr 8:76: Want onze zonden zijn vermenigvuldigd boven onze hoofden, en onze misdaden zijn verhoogd tot de hemel toe, zelfs van de tijden onzer vaderen.

[21] 4Ezr 6:38: En ik zeide: O Here, Gij hebt in het begin der schepping op de eerste dag gesproken en gezegd: Dat hemel en aarde worde, en uw woord was een volkomen werk,

Jdt 7:17: Wij nemen tegen u tot getuigen de hemel en de aarde, en onze God en Here onzer vaderen, die ons vergeldt naar onze misdaden, en naar de misdaden onzer vaderen, opdat hij niet doe naar deze woorden op de dag van heden.

Jdt 13:24: En geloofd zij de Here God, die de hemel en de aarde geschapen heeft, die u geleid heeft tot verwonding des hoofds van de overste onzer vijanden.

Sir 16:18: Ziet, de hemel, en de de hemel des hemels, de afgrond en de aarde, en hetgeen daarin is, zullen in zijn bezoeking bewogen worden; de ganse wereld die geweest is, en is, die is door zijn wil.

[22] 1Ma 12:15: Want wij hebben hulp uit de hemel, die ons te hulp komt, en wij zijn verlost van onze vijanden, en onze vijanden zijn vernederd.

Sir 45:19: Dit is hem geweest tot een eeuwig verbond, en zijn zaad zolang de hemel dagen zal hebben; om tegelijk zijn dienst waar te nemen, en het priesterschap te bedienen, en het volk in zijn naam te zegenen.

Sir 16:18: Ziet, de hemel, en de de hemel des hemels, de afgrond en de aarde, en hetgeen daarin is, zullen in zijn bezoeking bewogen worden; de ganse wereld die geweest is, en is, die is door zijn wil.

Bar 3:29: Wie is ten hemel opgevaren, en heeft haar gevat, en haar uit de wolken nedergebracht?

Bar 5:3: Want God zal uw heerlijkheid tonen al het volk, dat onder de hemel is.

[23] 2Kr 7:14: En Mijn volk, over dewelken Mijn Naam genoemd wordt, zich verootmoedigt en bidt, en zij Mijn aangezicht zoeken, en zich bekeren van hun boze wegen; zo zal Ik uit den hemel horen, en hun zonden vergeven, en hun land genezen.

Zac 8:12: Want het zaad zal voorspoedig zijn, de wijnstok zal zijn vrucht geven, en de aarde zal haar inkomen geven, en de hemelen zullen hun dauw geven; en Ik zal het overblijfsel dezes volks dit alles doen erven.

[24] Ex 20:4: Gij zult u geen gesneden beeld, noch enige gelijkenis maken, van hetgeen boven in den hemel is, noch van hetgeen onder op de aarde is, noch van hetgeen in de wateren onder de aarde is.

[25] Sir 43:1: En wie kan zich verzadigen met zijne heerlijkheid te beschouwen? Men ziet zijne heerlijkheid aan de machtige, grote hoogte, aan het heldere uitspansel, aan den schonen hemel.

Sir 43:13: Hij heeft den hemel fraai gemaakt en de hand des Hoogsten heeft hem uitgebreid.

Sir 43:14: Door zijn woord valt er veel sneeuw en hij laat het wonderbaar dooreen bliksemen, dat de hemel zich opent, en de wolken zweven,

Sir 46:19: (46-20) En de Heer donderde uit den hemel en liet zich horen in een groot onweder,

Sir 48:3: Want door het woord des Heeren sloot hij den hemel toe, driemaal deed hij vuur nederdalen.

[26] 2Ma 9:21: In de hemel mijn hoop hebbende, gedenk ik goedertieren aan uw eer en aan uw goedgunstigheid.

Wijs 9:16: Wij treffen nauwelijks hetgeen op de aarde is en vinden bezwaarlijk hetgeen voor de hand ligt; wie wil dan nasporen hetgeen in den hemel is?

Wijs 13:2: of den wind, of de snelle lucht, of de sterren, of het machtige water, of de lichten aan den hemel voor goden, die de wereld regeren.

Wijs 16:20: Daarentegen onderhieldt gij uw volk met engelenspijs en zondt hun brood van den hemel bereid, zonder arbeid, hetwelk vermocht allerlei lust te geven, en was gelijkelijk voor een iegelijk naar zijnen smaak;

Wijs 18:15: daalde uw almachtig woord af van den hemel uit den koninklijken troon, als een heftig krijgsman, midden in het land, dat verdorven zou worden; namelijk het scherpe zwaard,

Wijs 18:16: dat een streng gebod bracht, stond en maakte het overal vol doden: en, alhoewel het op de aarde stond, reikte het nochtans tot in den hemel.

Sir 1:3: Wie heeft tevoren gemeten hoe hoog de hemel, hoe breed de aarde, hoe diep de zee zou zijn? Wie heeft God ooit geleerd wat hij zou maken?

De 3:24: Heere HEERE! Gij hebt begonnen Uw knecht te tonen Uw grootheid en Uw sterke hand; want wat God is er in den hemel en op de aarde, die doen kan naar Uw werken, en naar Uw mogendheden!

De 4:36: Van den hemel heeft Hij u Zijn stem laten horen, om u te onderwijzen; en op de aarde heeft Hij u Zijn groot vuur doen zien; en gij hebt Zijn woorden uit het midden des vuurs gehoord.

De 4:39: Zo zult gij heden weten, en in uw hart hervatten, dat de HEERE die God is, boven in den hemel, en onder op de aarde, niemand meer!

De 5:8: Gij zult u geen gesneden beeld maken, noch enige gelijkenis, van hetgeen boven in den hemel, of onder op de aarde is; of in het water onder de aarde is;

De 10:14: Ziet, des HEEREN, uws Gods, is de hemel, en de hemel der hemelen, de aarde, en al wat daarin is.

De 11:21: Opdat uw dagen, en de dagen uwer kinderen, in het land, dat de HEERE uw vaderen gezworen heeft hun te geven, vermenigvuldigen, gelijk de dagen des hemels op de aarde.

De 26:15: Zie nederwaarts van Uw heilige woning, van den hemel, en zegen Uw volk Israel, en het land, dat Gij ons gegeven hebt, gelijk als Gij onzen vaderen gezworen hebt, een land van melk en honig vloeiende.

De 28:12: De HEERE zal u opendoen Zijn goeden schat, den hemel, om aan uw land regen te geven te zijner tijd, en om te zegenen al het werk uwer hand; en gij zult aan vele volken lenen, maar gij zult niet ontlenen.

De 28:23: En uw hemel, die boven uw hoofd is, zal koper zijn, en de aarde, die onder u is, zal ijzer zijn.

De 28:24: De HEERE, uw God, zal pulver en stof tot regen uws lands geven; van den hemel zal het op u nederdalen, totdat gij verdelgd wordt.

[27] Mt 3:16: En Jezus, gedoopt zijnde, is terstond opgeklommen uit het water; en ziet, de hemelen werden Hem geopend, en hij zag den Geest Gods nederdalen, gelijk een duive, en op Hem komen.

Mt 3:17: En ziet, een stem uit de hemelen, zeggende: Deze is Mijn Zoon, Mijn Geliefde, in Denwelken Ik Mijn welbehagen heb!

Mt 4:17: Van toen aan heeft Jezus begonnen te prediken en te zeggen: Bekeert u; want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.

[28] De 30:19: Ik neem heden tegen ulieden tot getuigen den hemel en de aarde; het leven en den dood heb ik u voorgesteld, den zegen en den vloek! Kiest dan het leven, opdat gij levet, gij en uw zaad;

[29] Mt 5:3: Zalig zijn de armen van geest; want hunner is het Koninkrijk der hemelen.

Mt 5:10: Zalig zijn die vervolgd worden om der gerechtigheid wil; want hunner is het Koninkrijk der hemelen.

Mt 5:12: Verblijdt en verheugt u; want uw loon is groot in de hemelen; want alzo hebben zij vervolgd de profeten, die voor u geweest zijn.

Mt 5:16: Laat uw licht alzo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken mogen zien, en uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken.

Mt 5:18: Want voorwaar zeg Ik u: Totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal er niet een jota noch een tittel van de wet voorbijgaan, totdat het alles zal zijn geschied.

Mt 5:19: Zo wie dan een van deze minste geboden zal ontbonden, en de mensen alzo zal geleerd hebben, die zal de minste genaamd worden in het Koninkrijk der hemelen; maar zo wie dezelve zal gedaan en geleerd hebben, die zal groot genaamd worden in het Koninkrijk der hemelen.

Mt 5:20: Want Ik zeg u: Tenzij uw gerechtigheid overvloediger zij, dan der Schriftgeleerden en der Farizeen, dat gij in het Koninkrijk der hemelen geenszins zult ingaan.

Mt 5:34: Maar Ik zeg u: Zweert ganselijk niet, noch bij den hemel, omdat hij is de troon Gods;

Mt 5:45: Opdat gij moogt kinderen zijn uws Vaders, Die in de hemelen is; want Hij doet Zijn zon opgaan over bozen en goeden, en regent over rechtvaardigen en onrechtvaardigen.

[30] De bijbel is geschreven door zo’n veertig verschillende mannen, in de loop van een periode van 1600 jaar die begon in 1513 v.G.T. Hij bestaat uit 66 boekjes. Degenen die de bijbel schreven, werden door God geïnspireerd. Zij schreven zijn gedachten neer en niet die van henzelf. God in de hemel en niet enig mens op aarde is dus de Auteur van de bijbel. (2 Timotheüs 3:16, 17; 2 Petrus 1:20, 21). God heeft ervoor gezorgd dat de bijbel nauwkeurig werd afgeschreven en bewaard. Er zijn meer exemplaren van de bijbel gedrukt dan van enig ander boek.

[31] Niet iedereen zal er gelukkig mee zijn dat u een studie maakt van de bijbel, maar laat dat u niet tegenhouden. Uw eeuwige toekomst hangt ervan af of u ongeacht eventuele tegenstand God zult leren kennen en zijn wil zult doen. (Mattheüs 5:10-12; Johannes 17:3).

>> Stoffelijke tegenover geestelijke hemel

>>> Hemel en hel

>>>> Hellevuur