christuskoning

Belgische Christadelphians

Christus Koning

JEZUS DE KONING

Als wij beweren christenen te zijn

behoren wij zeker te zijn dat Jezus Christus bij Zijn wederkomst Koning zal zijn over de aarde:

Gabriël

“Deze zal groot zijn en Zoon des Allerhoogsten genoemd worden, en de Here God zal Hem de troon van zijn vader David geven, en Hij zal als koning over het huis van Jakob heersen tot in eeuwigheid, en zijn koningschap

zal geen einde nemen” (Lucas 1:32-33)

Jezus

“Maar Ik zeg u, in het geheel niet te zweren... bij Jeruzalem niet, omdat het de stad van de grote Koning

is” (Mattheüs 5:35)

Jeremia

“Zie, de dagen komen, luidt het woord des Heren, dat Ik aan David een rechtvaardige Spruit zal verwekken; die zal als koning regeren en verstandig handelen, die zal recht en gerechtigheid doen in het land. In zijn dagen zal Juda behouden worden en Israel veilig wonen; en dit is zijn naam, waarmede men hem zal noemen: de Here

onze gerechtigheid” (Jeremia 23:5-6)

Zacharia

“Zijn voeten zullen te dien dage staan op de Olijfberg... En de Here zal koning worden over de gehele aarde; te dien dage zal de Here de enige zijn, en zijn naam de

enige” (Zacharia 14:4,9)

Paulus

“Omdat Hij een dag heeft bepaald, waarop Hij de aard-bodem rechtvaardig zal oordelen door een man die Hij aangewezen heeft, waarvan Hij voor allen het bewijs geleverd heeft door Hem uit de doden op te wekken”

Handelingen 17.31

Alleen door Jezus’ rechtvaardige heerschappij over de aarde zal het voor God mogelijk zijn de aarde van Zijn heerljkheid te vervullen.

#

"Hij zal groot zijn en Zoon van de Allerhoogste genoemd worden. God de Heer zal Hem de troon van zijn vader David schenken en Hij zal in eeuwigheid koning zijn over het huis van Jakob en aan zijn koningschap zal nooit een einde komen.’" (Lucas 1:32-33 WV78)

(Lucas 1:32-33) 32 Deze zal groot zijn en de Zoon van de Allerhoogste worden genoemd; en Jehovah God zal hem de troon van zijn vader David geven, 33 en hij zal voor eeuwig als koning over het huis van Jakob regeren en aan zijn koninkrijk zal geen einde zijn."

(Johannes 1:48-49) 49 Nathanaël antwoordde hem: "Rabbi, gij zijt de Zoon van God, gij zijt Koning van Israël."

(Jesaja 11:1-3) 11 En er moet een rijsje voortkomen uit de tronk van Isaï; en uit zijn wortels zal een spruit vruchtbaar zijn. 2 En op hem moet de geest van Jehovah komen te rusten, de geest van wijsheid en van verstand, de geest van raad en van kracht, de geest van kennis en van de vrees voor Jehovah; 3 en hij zal vreugde scheppen in de vrees voor Jehovah.

(Jesaja 11:10) 10 En het moet geschieden op die dag dat de wortel van Isaï er zal zijn, die daar zal staan tot een signaal voor de volken. Tot hem zullen zelfs de natiën zich vragend wenden, en zijn rustplaats moet heerlijk worden.

(Daniël 2:44) 44 En in de dagen van die koningen zal de God des hemels een koninkrijk oprichten dat nooit te gronde zal worden gericht. En het koninkrijk zelf zal aan geen ander volk worden overgedragen. Het zal al deze koninkrijken verbrijzelen en er een eind aan maken, en zelf zal het tot onbepaalde tijden blijven bestaan,

(Daniël 7:13-14) 14 En hem werd heerschappij en waardigheid en [een] koninkrijk gegeven, opdat de volken, nationale groepen en talen alle hèm zouden dienen. Zijn heerschappij is een heerschappij van onbepaalde duur, die niet zal voorbijgaan, en zijn koninkrijk een dat niet te gronde gericht zal worden.

(Hebreeën 1:7-8) 8 Maar met betrekking tot de Zoon: „God is uw troon in alle eeuwigheid, en [de] scepter van uw koninkrijk is de scepter van recht.

(Phpilipenzen 2:10-11) 10 zodat in de naam van Jezus elke knie zich zou buigen van hen die in de hemel en die op aarde en die onder de grond zijn, 11 en iedere tong openlijk zou erkennen dat Jezus Christus Heer is tot heerlijkheid van God, de Vader.

(1 Timotheus 6:14-16) 15 Deze [manifestatie] zal de gelukkige en enige Machthebber op de daarvoor bestemde tijden tonen, [hij,] de Koning van hen die als koningen regeren en Heer van hen die als heren regeren, 16 die alleen onsterfelijkheid heeft, die in een ontoegankelijk licht woont, die geen der mensen gezien heeft of zien kan.

(2 Samuel 7:11-13) En Jehovah heeft u te kennen gegeven dat Jehovah u een huis zal maken. 12 Wanneer uw dagen hun volle duur bereiken en gij bij uw voorvaders moet neerliggen, dan zal ik stellig uw zaad na u verwekken, dat uit uw inwendige delen zal komen; en ik zal zijn koninkrijk waarlijk stevig bevestigen. 13 Hij is het die mijn naam een huis zal bouwen, en ik zal de troon van zijn koninkrijk stellig tot onbepaalde tijd stevig bevestigen.

(Psalmen 132:11) 11 Jehovah heeft aan David gezworen, Waarlijk, hij zal er niet op terugkomen: "Van de vrucht van uw buik Zal ik op uw troon zetten."

(Jesaja 9:6-7) 7 Aan de overvloed van de vorstelijke heerschappij en aan vrede zal geen einde zijn, op de troon van David en over zijn koninkrijk, om het stevig te bevestigen en om het te schragen door middel van gerechtigheid en door middel van rechtvaardigheid, van nu aan en tot onbepaalde tijd.

#

(Daniël 2:44) 44 En in de dagen van die koningen (*1) zal de God des hemels een koninkrijk (*2) oprichten dat nooit te gronde zal worden gericht. En het koninkrijk zelf zal aan geen ander volk worden overgedragen. Het zal al deze koninkrijken verbrijzelen en er een eind aan maken, en zelf zal het tot onbepaalde tijden blijven bestaan,

*1: Aram.: mal·khai·ja´’, „de koningen". *2: Of: „En het koningschap." Aram.: oe·mal·khoe·thah’.

(Daniël 7:11-12) 12 Maar wat de overige beesten aangaat, hun heerschappij werd weggenomen, en er werd hun een verlenging van leven gegeven voor een tijd en een tijdperk.

(Openbaring 17:12) 12 En de tien horens die gij gezien hebt, betekenen tien koningen, die nog geen koninkrijk hebben ontvangen, maar wel ontvangen zij voor één uur autoriteit als koningen met het wilde beest.

(Genesis 49:9-10) 10 De scepter zal van Juda niet wijken, noch de gebiedersstaf van tussen zijn voeten, totdat Silo komt; en aan hem zal de gehoorzaamheid der volken behoren.

(#Ps 2:4-6) 5 In die tijd zal hij tot hen spreken in zijn toorn, En in zijn brandend misnoegen zal hij hen met ontsteltenis slaan, 6 [Zeggend:] „Ik, ja ik, heb mijn koning geïnstalleerd Op Sion, mijn heilige berg."

(Mattheus 6:9-10) 10 Uw koninkrijk kome.

(2 Samuel 7:12-14) 13 Hij is het die mijn naam een huis zal bouwen, en ik zal de troon van zijn koninkrijk stellig tot onbepaalde tijd stevig bevestigen. 14 Ík zal zijn vader worden, en híj zal mijn zoon worden.

(Jesaja 9:6-7) 7 Aan de overvloed van de vorstelijke heerschappij en aan vrede zal geen einde zijn, op de troon van David en over zijn koninkrijk, om het stevig te bevestigen en om het te schragen door middel van gerechtigheid en door middel van rechtvaardigheid, van nu aan en tot onbepaalde tijd.

(Ezechiël 37:24-25) 25 En zij zullen werkelijk wonen in het land dat ik aan mijn knecht, aan Jakob, heb gegeven, waarin UW voorvaders woonden, en zij zullen er werkelijk in wonen, zij en hun zonen en de zonen van hun zonen tot onbepaalde tijd, en David, mijn knecht, zal tot onbepaalde tijd hun overste zijn.

(Zacharia 14:3-4) 4 En zijn voeten zullen op die dag werkelijk staan op de berg der olijfbomen*, die tegenover Jeruzalem ligt, aan de oostkant; en de berg der olijfbomen* moet middendoor splijten, vanaf de zonsopgang en naar het westen**.

*Of: „de Olijfberg."

**Westen: Lett.: „de zee", d.w.z. de Middellandse Zee in het westen.

(Ezechiël 11:22-23) 23 En de heerlijkheid van Jehovah steeg vervolgens op van boven het midden van de stad en ging staan boven de berg die ten oosten van de stad is.