broersenbroeders

Belgische Christadelphians

of Broeders in Christus

Broers en Broeders

Als navolgers van de Nazareen Jezus Christus of Yeshua, gedoopt in Zijn naam, willen wij het Woord van God verkondigen als Broeders en Zusters in Christus.

“Toen Jezus vernam dat Johannes was gevangen genomen, week Hij uit naar Galilea. Met voorbijgaan echter van Nazareth vestigde Hij zich in Kafarnaum aan de oever van het meer, in het grensgebied van Zebulon en Naftali, opdat in vervulling zou gaan het woord van de profeet Jesaja: Land van Zebulon, land van Naftali, liggend aan de zee, Over Jordanië: Galilea van de heidenen! Het volk dat in de duisternis zat, heeft een groot licht aanschouwd; en over hen die in het land van de schaduw van de dood gezeten waren, over hen is een licht opgegaan. …Eens toen Hij zich bij het meer van Galilea ophield, zag Hij twee broers, Simon die Petrus wordt genoemd en diens broer Andreas, bezig met het net uit te werpen in het meer. Zij waren namelijk vissers. En Hij sprak tot hen: ‘Komt, volgt Mij: Ik zal u vissers van mensen maken. … Iets verder zag Hij nog twee broers, Jakobus en diens broer Johannes; met hun vader Zebedeus waren zij in de boot de netten een het klaarmaken. Hij riep hen, en onmiddellijk lieten zij de boot en hun vader achter en volgden Hem.” (Mt 4: 12-16 , 18-19, 21-22 WV78)

Nadat Jezus de beproevingen van het kwaad had overwonnen in de woestijn hoorde Hij dat Johannes gevangen was genomen. Daarop nam Hij de wijk richting Galilea. In plaats van zich te verschuilen in de stad waar Hij zijn familie had en zijn broers en bloedverwanten die hem konden beschermen en verdedigen, liet hij Nazareth achter en ging wonen in Kafarnaüm ,,bij het meer”. Zo vervulde Hij wat God bij monde van de profeet gezegd had over het land van Zebulon en land van Naftali, aan de weg naar de zee. Galilea van de heidenen. Daar moest het licht opgaan voor het volk dat in duisternis zat.

Als profeten het zwijgen opgelegd wordt moeten ze elders gaan verkondigen waar men wel naar Gods boodschap wil luisteren, in de hoop dat de eersten zich toch ooit nog bekeren.

Galilea was een streek waar naast joden ook vele niet-joden leefden, mensen van andere volkeren. Hier in deze streek met zijn multiculturele en multireligieuze bevolking, begon Jezus de verkondiging van de ‘overgeleverde’ Johannes voort te zetten. Met dezelfde woorden als die van Johannes wordt zijn boodschap door de evangelist samengevat:

,,Bekeer u, want het koninkrijk der hemelen is ophanden”.

Het eerste wat het evangelie daarna vertelt, als illustratie van deze samenvatting van Jezus verkondiging, zijn geen opzienbarende dingen. Geen wonderverhaal, ook geen lange redevoering, maar een ontmoeting. Lopend langs het meer ziet Jezus vissers bezig. Hij nodigt hen uit om met Hem mee te gaan. Jezus was alleen om het werk van Johannes voort te zetten. maar het is niet goed voor een mens om alleen te zijn. Hij roept daarom mensen die zijn leven en zending willen delen. Jezus roept deze vissers om hen tot vissers van mensen” te maken. Ze worden medewerkers in Jezus’ werk. mensen op te vissen uit hun eenzaamheid, uit hun armoede, uit hun ellende. Daarom laten ze de boot achter om Jezus te volgen.

Er staat ook tweemaal uitdrukkelijk dat het broers zijn, die Jezus bezig ziet en roept. “Toen Hij eens langs het meer van Galilea liep, zag Hij Simon en de broer van Simon, Andreas, terwijl zij bezig waren het net uit te werpen in het meer; zij waren namelijk vissers.” (Mr 1:16 WV78)

“Iets verder gaande zag Hij Jacobus, de zoon van Zebedeus en diens broer Johannes; ook zij waren in de boot bezig met hun netten klaar te maken.” (Mr 1:19 WV78)

“Verder Jakobus de zoon van Zebedeus en Johannes de broer van Jakobus, aan wie Hij de naam Boanerges gaf, wat betekent: zonen van de donder;” (Mr 3:17 WV78)

In het Oude Testament werd er al over zoekers van mensen gesproken als vissers, alsook over de jagers en verzamelaars van levende maar ‘innerlijk dode’ wezens. “Maar nu laat Ik vele vissers komen, die u moeten opvissen uit de diepten, waarin u zich hebt verborgen voor mijn toorn. Ik stuur jagers erop uit die u zullen opjagen als herten in de bergen en klipgeiten in onbegaanbare rotskloven.” (Jer 16:16 BOEK)

Jezus zei tegen hen die Hij vroeg om Hem te volgen: "Ga met mij mee. Dan zal ik een ander soort vissers van jullie maken. Vissers die mensen voor Mij vangen."” (Mt 4:19 BOEK) Mensenvissers genoemd, voor zover het hun taak zou zijn, om door hun prediking anderen voor de waarheid te winnen.

“Dit zijn de namen van de twaalf apostelen: als eerste, Simon die Petrus wordt genoemd, met zijn broer Andreas; Jakobus, de zoon van Zebedeus, met zijn broer Johannes;” (Mt 10:2 WV78)

Wij hebben apostelen, discipelen en broers in het evangelie vermeld als navolgers van Christus en als verkondigers van het Goede Nieuws van het Komende Koninkrijk van God.

Naast Jezus Zijn halfbroers Jakobus en Judas vinden wij, Jakobus de zoon van Zebedéüs, een apostel en broer van de apostel Johannes, Andreas broer van Simon Petrus

Zoals Hij van deze vissers een nieuwe soort vissers maakt, zo maakt Hij van deze broers een nieuwe soort broers. Ze worden broers van Jezus. Ze verlaten hun vader, omdat ze deel uitmaken van een nieuwe familie. Het is normaal dat iemand op een bepaald ogenblik vader en moeder verlaat, zoals in het scheppingsverhaal van Genesis staat. Maar deze broers gaan niet weg. omdat ze door huwelijk een eigen gezin stichten. Ze hechten zich aan Jezus en worden zijn volgelingen.

De volgelingen van Jezus zijn nog iets anders dan leerlingen van een gewone meester. Normaal kiest iemand die iets wil leren, zelf de meester bij wie hij in de leer wil gaan of de school waar hij zich inschrijft. Bij Jezus was het de rabbi, rabbijn of meester, die koos wie bij Hem in de leer kon komen. Nochtans volgden vele gewone mensen zo wel Jezus als Zijn aanhangers. Al gauw kwam er een beweging op gang die de Weg werd genoemd. Navolgers van die groep mensen werd er gewaarschuwd dat zij zich op een gevaarlijk pad begaven dat smal was en Christus verzekerde allen dat diegenen die Hem wilden volgen door een nauwe poort heen moesten.

Als Jezus ons vraagt met Hem mee te gaan, aarzelen we. We kunnen denken dat we dat niet waard zijn of dat wij er toch niet in zullen slagen om te volharden. We kunnen menen dat we ertoe niet bekwaam zijn. Maar daarmee laten we Jezus alleen. Zoals Hij alleen was toen Johannes de Doper in de gevangenis zat. Jezus had zijn broers en zussen in Nazareth achtergelaten om de zending die Hij van Zijn Vader had ontvangen te volbrengen. Nu zoekt Hij vrienden die met Hem meewerken om Gods vriendschap voor de mensen zichtbaar te maker

“En toen God mij ver van mijn verwanten liet rondzwerven, heb ik haar gezegd: Wees zo goed om overal waar wij komen te zeggen, dat ik je broer ben.’” (Ge 20:13 WV78)

Jakobus en Johannes hadden Jezus kunnen uitnodigen om als aangenomen zoon van Zebedeus te worden opgenomen in hun familie. Jezus ging steeds op pad en verzocht anderen zich ook verder weg te begeven. Hij vroeg hen niet om uit elkaar te gaan en elkaar te vergeten. Integendeel vroeg Hij hun zich nog meer verbonden te voelen dan gewone buren of vrienden. Hij vroeg hun broeders van elkaar te zijn. Hij droeg hen op elkaar nog als broer en zus te behandelen en lief te hebben als zich zelf.

Jezus’ leerlingen vormen zijn familie, zijn broers en zussen. Je kiest ook niet van wie je de broer of zus wilt zijn. Je kunt natuurlijk er voor kiezen je niet als broer of zuster te gedragen.

Indien Jezus en Zijn volgelingen voor de gemakkelijkste weg zouden kiezen en zich genesteld zouden hebben in de knusheid van een familie, hoe zou het Goede Nieuws zich kunnen verspreid hebben? Wie zou er dan de “mensen vissen”? .Wie zou de kennis van Jehovah ook tot de heidenen brengen en het licht doen stralen over het volk dat in de duisternis is? Hoe zouden de armen dan Jehovah onze God vinden? Simon en Andreas konden zeggen dat ze wel afwisten van stromingen en van vissen, maar niets van hoe mensen zich gedroegen en nog minder hoe deze bij een te krijgen. ‘Mensen vissen’ leek hun helemaal waanzinnig en onhaalbaar. Voor ons lijkt het soms ook onmogelijk om mensen er toe te brengen om te denken over God. Nog moeilijker lijkt het ons om hen er van te kunnen overtuigen dat er slechts één Weg is. Indien wij ons door Christus geroepen voelen, waarom zouden wij ons verhinderd blijven voelen om werkelijk navolgers van onze Messias te worden? Jezus Christus heeft ons uitgenodigd om Zijn broeder of zuster te worden. “Van: Paulus, die door God geroepen is om een apostel, een reizend gezant van Christus Jezus te zijn en van broeder Sosthenes.” (1Co 1:1 BOEK)

Wat houdt ons tegen om ook de andere gelovigen van dé Waarheid zoals de vroege Christenen broeders te noemen? Als wij beseffen wie onze God is en wie wij ten volle horen te eren, waarom zouden wij dan beslissen dat wij geen broeders of zusters van elkaar zouden kunnen zijn in de Liefde van Christus?

“(8-22b) Maar eenmaal zal de nacht verdwijnen, (8-23) Zal er geen donker meer zijn, voor wie nu nog beangst is! Wel heeft Hij smaad gebracht over Zabulons land, Over het land van Neftali in vroegere tijden: Maar in de eindtijd herstelt Hij in ere De weg naar de zee, De overkant van de Jordaan, Het gewest van de heidenen. (9-1) Het volk, dat in duisternis wandelt, Zal dan een helder licht aanschouwen; Die wonen in het dal van de schaduw des doods, Een glans zal over hen stralen! (9-2) Gij zult hun vreugde vermeerderen, hun blijdschap vergroten; Vrolijk zullen ze zijn voor uw aanschijn, Zoals men vrolijk is bij de oogst, Zoals men blij is bij het verdelen van buit!” (Jes 9:1-3 CANIS)

“(9-5) Want een Kind is ons geboren, een Zoon ons geschonken; De heerschappij wordt op zijn schouders gelegd. En zijn naam wordt genoemd: Wonderbaar raadsman, Goddelijke held, Vader voor immer, Vorst van de vrede!” (Jes 9:6 CANIS)

Allen die in Jehovah geloven als onze Vader kunnen roepen: “Genade en vrede voor u vanwege God onze Vader en de Heer Jezus Christus!” (1Co 1:3 WV78). Als kinderen van God zijn zij dan ook broeders en zusters van elkaar en horen er naar te leven. “Want in Christus zijt ge, naarmate zijn getuigenis bij u ingang vond, in ieder opzicht rijk begiftigd met alle gaven van woord en kennis. Op dit punt komt gij niets te kort, terwijl gij vol verwachting uitziet naar de openbaring van onze Heer Jezus Christus. Hij zal u ook doen standhouden tot het einde, zodat u geen blaam treft op de dag van onze Heer Jezus. God is getrouw, die u geroepen heeft tot gemeenschap met zijn Zoon, onze Heer Jezus Christus.

Broeders, ik doe een beroep op u in de naam van onze Heer Jezus Christus: weest allen eensgestemd, laat er geen verdeeldheid onder u zijn; weest volkomen een van zin en een van gevoelen.” (1Co 1:5-10 WV78)

Over heel de wereld zijn er Christenen die elkaar Broeders en zusters, in de naam van onze Heer Jezus Christus noemen en ook daadwerkelijk proberen om allen eensgezind te zijn, om scheuringen te vermijden, om in hun denken en hun overtuiging volkomen één te zijn.

Belgische Christadelphians