bestaatereengoddiezichomonsbekommert?

Bestaat er een God die zich om ons bekommert?

Is er Eén die verantwoordelijk is voor alles rondom ons?

Bestaat er een God die zich om ons bekommert?

Zo ja—

Waarom heeft hij het kwaad dan toegelaten?

Zal het leven ooit vrij van narigheid zijn?

INDIEN God bestaat, waarom heeft Hij dan toegelaten dat de mensen, de gehele geschiedenis door, zoveel verschrikkelijke dingen hebben meegemaakt? Indien Hij zich werkelijk om ons bekommert, waarom laat Hij dan toe dat kwaad en lijden voortduren?

Doorheen de eeuwen heen hebben mensen zich afgevraagd waarom zij leven, wat het begin en de oorzaak ervan waren en hoe het leven voor alles rondom ons heen zal verlopen.

Overal stellen denkende mensen die vragen. En met reden, want eeuwenlang heeft de menselijke familie zó geleden onder afschuwelijke oorlogen, voedseltekorten, armoede, misdaad en ziekte. Ook onrechtvaardigheid en onderdrukking hebben veel leed veroorzaakt. En rampen zoals overstromingen en aardbevingen al evenzeer. Heel vaak lijden goedwillenden buiten hun schuld. Wordt door dit alles bewezen dat God zich er niet om bekommert wat er met ons gebeurt? Is er enige ware hoop op een betere wereld, een wereld waar wij werkelijk ten volle van het leven op aarde kunnen genieten, vrij van al die narigheid?

Zulke vragen eisen waarheidsgetrouwe, bevredigende antwoorden. Het is echter bezijden de waarheid en onbevredigend als ons wordt gezegd: „Het is Gods wil dat wij lijden”, of: „Dat zijn nu eenmaal dingen die wij niet kunnen begrijpen.” Indien God het ontzag inboezemende universum met zijn wonderbaarlijke orde heeft geschapen, moet hij beslist een goede reden hebben om toe te laten dat mensen zo wanordelijk worden. En zou zo’n Schepper niet voldoende om zijn eigen menselijke schepping geven om ons te vertellen waarom hij het kwaad heeft toegelaten? Zou het niet logisch zijn als hij deze slechte toestanden te zijner tijd zou verbeteren indien hij de macht daartoe bezit? Elke liefdevolle vader zou dat voor zijn kinderen doen indien hij ertoe in staat was. Dan zou een almachtige, alwijze, alles wetende liefdevolle Schepper toch zeker niets minder voor zijn eigen aardse kinderen doen.

WIE KAN DEZE VRAGEN HET BESTE BEANTWOORDEN?

Wie kan de vragen over Gods toelating van het kwaad het beste beantwoorden?

Naar wie wordt meestal een beschuldigende vinger uitgestoken als er iets verkeerds gaat? Nu, als men u van iets zou beschuldigen, zou u dan willen dat men slechts zou luisteren naar wat anderen erover zeiden? Of zou u zelf het woord willen voeren om de zaak op te helderen in de geest van iedereen die oprecht de feiten te weten zou willen komen?

Opvallend is het dat de mensen niet bij zichzelf schuld willen vinden, maar de schuld willen leggen bij een ander. Het is God die schuldig wordt geacht omdat hij het kwaad toelaat. Zou het dan, daar Hij het beste weet waarom Hij het toelaat, niet fair zijn Hem zelf aan het woord te laten? De antwoorden bij mensen zoeken, zal nooit bevredigend zijn, daar zij maar al te vaak strijdige ideeën over deze aangelegenheden hebben.

Waar verschaft God de antwoorden? Er is slechts één bron waarvan de Schepper de auteur beweert te zijn en waarin ons wordt verteld wat er gebeurd is en hoe dit kwam. Die bron is de bijbel, waarin staat: „De gehele Schrift is door God geïnspireerd” (2 Timótheüs 3:16) [1]. Dit behoeft ons niet te verbazen, want als God bij machte was het verbazingwekkende universum te scheppen, kon hij zeker de auteur van een boek worden. Nietige mensen kunnen stemmen en ideeën, zelfs beelden, via onzichtbare luchtgolven op uw radio of televisietoestel overbrengen. Voor de almachtige Schepper zou het daarom niets bijzonders zijn om Zijn gedachten aan getrouwe menselijke schrijvers over te dragen en ervoor te zorgen dat zij die correct zouden optekenen. Daarom kon de apostel Paulus vol vertrouwen zeggen: „Toen gij Gods woord hebt ontvangen, hetwelk gij van ons hebt gehoord, hebt gij het niet als het woord van mensen aangenomen, maar, wat het ook inderdaad is, als het woord van God.” En het Woord over God. — 1 Thessalonicenzen 2:13. [2]

Misschien hebt u de Bijbel of Heilige Schrift nog nooit onderzocht en bent u er nog niet bewust van welke een rijke schatkamer iedereen zou kunnen raadplegen. Toch zal het u wellicht interesseren te weten dat de Bijbel, het Boek der Boeken, het meest volledige, gedateerde historische verslag bevat dat er thans bestaat. Een historicus uit de eerste eeuw, Lukas, een arts, was zelfs in staat de afstammingslijn van Jezus van Nazareth stap voor stap, naam voor naam, door vierduizend jaar geschiedenis heen na te gaan, helemaal terug tot op de eerste mens. Daar het boek de bijbel zelfs teruggaat tot het begin van het menselijk bestaan, kan het ons vertellen wie de schuld is van het kwaad, waarom God het heeft toegelaten en hoe het uit de weg geruimd zal worden.

RUST DE SCHULD OP GOD?

Indien iemand anders een misdaad heeft begaan, hoe zou u zich dan voelen als u ervan werd beticht? U zou dit heel onrechtvaardig vinden. Het recht eist dat de schuldige wordt gestraft en de onschuldige van blaam wordt gezuiverd. Als een automobilist bij een druk kruispunt een stopteken negeert en als gevolg daarvan een ernstig ongeluk krijgt, rust de schuld niet bij de wet. Indien iemand een veelvraat wordt en ziek wordt door zich te overeten, is dat niet de schuld van de boer die het voedsel heeft gekweekt. Als een jongeman, ondanks een goede opvoeding, het huis verlaat, de goede raad van zijn vader in de wind slaat en dan in moeilijkheden raakt, is niet de vader de schuldige. Waarom zou dan wel de hemelse Vader, God, schuldig worden geacht wanneer de mensheid kwaad doet? Dient de schuld niet veeleer te worden gezocht bij de schuldige?

Dan is er nog iets wat wij in aanmerking moeten nemen. Indien wij God de schuld geven van dingen zoals verhongering door voedseltekorten, wie geven wij dan de eer voor de vruchtbare akkers en boomgaarden die in veel landen zo’n overvloedige oogst opleveren? Indien wij God de schuld geven van ziekten, aan wie schrijven wij dan de wonderbaarlijke genezingsmechanismen van het lichaam toe? Indien wij God de schuld geven van sloppenwijken, aan wie geven wij dan de eer voor majestueuze bergen, heldere meren, verrukkelijke bloemen en prachtige bomen? Het is duidelijk dat indien wij God de schuld geven van de narigheid in de wereld en hem vervolgens de eer geven voor de goede dingen der aarde, er iets niet klopt. Een liefdevolle God zou niet tegelijkertijd goed èn kwaad bevorderen.

Door te zeggen dat God niet bestaat, maakt men het probleem alleen maar groter. Te geloven dat deze aarde en haar geweldige levensvormen bij toeval zijn ontstaan, is de feiten negeren. Het is een feit dat de aarde veel beter toegerust is om het leven in stand te houden dan enig huis, en toch heeft elk huis een intelligente ontwerper en bouwer. Hoe staat het dan met deze planeet en haar veel grootsere levenonderhoudende stelsels van lucht, land en water? De Bijbel geeft de logische verklaring: „Natuurlijk wordt elk huis door iemand gebouwd, maar hij die alle dingen heeft gebouwd, is God” (Hebreeën 3:4). [3] Het is waar dat sommige mensen concluderen dat het feit dat mensen slechte dingen doen, betekent dat God niet bestaat. Maar dan zou men ook moeten zeggen dat omdat mensen die in huizen wonen slechte dingen doen, huizen geen ontwerpers of bouwers hebben. Of dat iemand omdat hij iets verkeerds doet, nooit een vader heeft gehad.

Op wie rust dan de schuld voor de verschrikkelijke dingen die de menselijke familie zijn overkomen? Veel van de schuld moet bij de mensen zelf worden gezocht. Menselijke oneerlijkheid en frustratie leiden tot misdaden. Menselijke trots en zelfzucht veroorzaken kapotte huwelijken, haat en rassenvooroordelen. Menselijke fouten en onverschilligheid veroorzaken milieuverontreiniging en vuilheid. Menselijke arrogantie en domheid leiden tot oorlogen; en wanneer hele natiën blindelings politieke leiders in die oorlogen volgen, dan zijn zij medeschuldig aan het lijden. Honger en armoede zijn in de eerste plaats te wijten aan menselijke nalatigheid en hebzucht. Bedenk dit eens: de wereld besteedt nu elk jaar miljarden aan de bewapening. Indien al dit geld op juiste wijze werd besteed aan het verbouwen en gelijkelijk verdelen van voedsel en het verhelpen van slechte huisvesting, wat zou er dan wel niet bereikt kunnen worden!

God is al evenmin schuldig aan het onrecht dat in de naam van religie wordt bedreven. Geestelijken bidden bijvoorbeeld om Gods zegen op de oorlogen van hun natiën. Toch behoren de soldaten die elkaar doden vaak, zij het aan tegenovergestelde zijden, tot hetzelfde geloof! Daarvan kan God niet de schuld worden gegeven, want hij veroordeelt wat zij doen; Hij zegt namelijk dat zij die Hem werkelijk dienen, ’liefde onder elkaar moeten hebben’ (Johannes 13:34, 35) [4]. Hebben zij deze liefde niet, dan zijn zij volgens God „zoals Kaïn, die uit de goddeloze voortsproot en zijn broer vermoordde” (1 Johannes 3:10-12)[5]. Het doden van mensen in de naam van God, hetzij tijdens inquisities of in oorlogen, komt overeen met het oude gebruik kinderen aan valse goden te offeren, iets waarvan de Almachtige God zegt dat hij het ’niet geboden had en dat het in zijn hart niet was opgekomen’. — Jeremia 7:31[6].

De politieke bemoeizucht van de geestelijken, hun ondersteuning van oorlogen, en valse leerstellingen zoals de bewering dat God verantwoordelijk is voor het lijden van deze wereld, of dat hij mensen zelfs voor eeuwig in een letterlijk hellevuur laat branden, zijn weerzinwekkend voor weldenkende mensen, èn voor God. Religieuze leiders die dingen leren en beoefenen welke met God in strijd zijn, worden in Gods Woord „huichelaars” genoemd, waarbij ook nog tot hen wordt gezegd: „Gij gelijkt op witgekalkte graven, die van buiten weliswaar mooi schijnen, maar van binnen vol doodsbeenderen en allerlei onreinheid zijn. Zo schijnt ook gij, van buiten weliswaar, rechtvaardig voor de mensen, maar van binnen zijt gij vol huichelarij en wetteloosheid” (Matthéüs 23:27, 28) [7]. Jezus zei zelfs over huichelachtige religieuze leiders: „Gij zijt uit uw vader de Duivel.” — Johannes 8:44[8] .

Neen, God treft niet de schuld voor de verkeerde dingen die mensen zelf begaan. Evenmin treft hem de schuld voor de onjuiste daden welke worden gezegend door geestelijken die beweren God te dienen maar die niet de waarheid spreken of beoefenen. Welnu, mankeerde er dan iets aan de wijze waarop God de mensheid heeft gemaakt? Heeft hij het mensengeslacht een slecht begin gegeven?

EEN VOLMAAKT BEGIN

Wanneer iemand de eerste twee hoofdstukken van het boek Genesis leest, wordt het hem heel duidelijk dat toen God de man en de vrouw schiep, hij hun een volmaakt begin gaf. Hij schiep hen volmaakt naar lichaam en geest, zodat ziekte en dood hen nooit zouden kwellen. Zij woonden in een lieflijke, parkachtige tuin met verrukkelijke bloemen, een weelderige plantengroei en vruchtdragende bomen. Er was aan niets gebrek. Integendeel, er heerste overvloed. Tevens gaf God onze eerste ouders interessant werk te doen en stelde hij hun stimulerende doeleinden voor ogen. Hij gaf hun de opdracht de parkachtige toestanden van dat paradijs over de gehele aarde uit te breiden. Na verloop van tijd zouden zij hierbij geassisteerd worden door de vele volmaakte kinderen die zij zouden voortbrengen. Zo zou de menselijke familie uiteindelijk een volmaakt mensengeslacht worden, in een aards paradijs wonen, voor eeuwig van het leven genieten en zelfs de dieren in liefdevolle onderworpenheid hebben.

Waarom heeft alles echter zo’n rampzalige wending genomen? Kwam het doordat God de mensen in de eerste plaats niet werkelijk volmaakt heeft geschapen? Neen, dat is niet zo, want in Deuteronomium 32:4 staat over God: „Volmaakt is zijn activiteit.” [9] Menselijke volmaaktheid betekende echter niet dat het eerste mensenpaar alles wist, of alles kon doen, of niet kon doen wat verkeerd is. Zelfs volmaakte schepselen zijn aan beperkingen onderhevig. Zo waren er bijvoorbeeld fysieke beperkingen. Als zij geen voedsel aten, geen water dronken en geen lucht inademden, zouden zij sterven. Ook konden zij geen dingen doen zoals de wet der zwaartekracht overtreden door van een grote hoogte naar beneden te springen en dan verwachten ongedeerd te blijven. Tevens hadden zij verstandelijke beperkingen. Vanzelfsprekend moesten Adam en Eva nog veel leren, want zij hadden geen ervaring. Maar hoeveel zij ook leerden, zij zouden nooit zoveel kunnen weten als hun Schepper. Hoewel zij dus volmaakt waren, waren zij aan beperkingen onderhevig doordat zij tot het mensenrijk behoorden. Volmaaktheid betekende eenvoudig dat zij volkomen waren, dat er niets aan hun lichamelijke en geestelijke gesteldheid mankeerde.

Daarbij komt nog dat God de mensen schiep met een vrije wil; zij zouden zich niet, zoals de dieren, louter door instinct laten leiden. Zo zijn wij ook allemaal vrij om te geloven wat wij zelf willen. Iedereen zal zelf voor zich uit maken welke weg hij wil volgen of welke geloofsleer hij wil aannemen. De genade van God kunnen wij voor niets krijgen.

Stelt u niet uw of een dergelijke vrijheid op prijs? U zou niet willen dat iemand u, elk moment van uw leven, zou voorschrijven wat u moest doen. Die vrijheid zou echter niet absoluut zijn, dat wil zeggen zonder beperkingen, maar zou relatief of betrekkelijk zijn. Ze moest binnen de grenzen van Gods wetten gebruikt worden. Die voortreffelijke wetten zouden weinig in aantal en eenvoudig zijn, ontworpen met het oog op het grootste geluk van de gehele menselijke familie. Gods liefde voor de mensen bleek uit zijn vereiste dat zij zijn wetten zouden gehoorzamen, daar hij wist dat respect voor die wetten hun oneindige voordelen zou schenken. Minachting voor God en zijn wetten zou hun geluk verstoren. Het zou niets goeds brengen. In feite zou het onvermijdelijk tot rampspoed leiden, want God waarschuwde Adam en Eva dat indien zij hem de rug toekeerden, zij ’beslist zouden sterven’ (Genesis 2:17). Om te blijven leven, moesten zij dus niet alleen voedsel eten, water drinken en lucht inademen, maar zich ook door God en zijn wetten laten leiden. De geboden zijn onlosmakelijk verbonden met onze toekomst.

Er is nog een doorslaggevende reden waarom onze eerste ouders zich op God moesten blijven verlaten. Die reden is dat mensen niet geschapen zijn om onafhankelijk van God hunaangelegenheden met succes te besturen. God heeft hun daartoe niet het recht of het vermogen gegeven. Het is zoals de bijbel zegt: „Het [is] niet aan de aardse mens . . . zijn weg te bepalen. Het staat niet aan een man die wandelt, zelfs maar zijn schrede te richten” (Jeremia 10:23)[10]. Daarom verklaart de bijbel: „Hij die op zijn eigen hart vertrouwt, is verstandeloos.” — Spreuken 28:26 [11].

HOE IS HET KWAAD BEGONNEN?

Wat is er, gezien zo’n voortreffelijk begin, fout gegaan? Dit: onze eerste ouders, Adam en Eva, gebruikten hun vrijheid van keuze verkeerd. Zij besloten hun eigen weg te gaan in plaats van zich aan Gods heerschappij te onderwerpen. In feite dacht de vrouw dat zij „als God” konden worden, „kennend goed en kwaad” (Genesis 3:5) [12]. Zij wilden zelf beslissen wat goed en wat fout was, zich op hun eigen denken verlaten. Zij voorzagen niet wat een enorme schade zo’n denkwijze tot gevolg zou hebben. Maar dat gebeurde precies, want ’God kan niet liegen’ (Titus 1:2) [13]. Toen zij zich aan Gods heerschappij onttrokken, was het resultaat in brede trekken te vergelijken met wat er gebeurt wanneer u de stekker van een elektrische ventilator uittrekt. Afgesneden van zijn bron van voedende kracht, gaat de ventilator langzamer lopen en komt uiteindelijk volledig tot stilstand. In overeenkomstige zin geraakte het eerste mensenpaar toen het zich terugtrok van de Bron des levens, Jehovah God, uiteindelijk tot verval en stierf, zoals God had gewaarschuwd.

Daar onze eerste ouders tegen God in opstand kwamen voordat zij kinderen hadden, deed de onvolmaaktheid haar intrede vóór de geboorte van hun eerste kind. Adam en Eva waren nu te vergelijken met een patroon dat gebreken vertoont. Alles wat uit hen voortkwam, vertoonde ook gebreken. Zij konden aan hun kinderen slechts datgene doorgeven wat zij nu zelf bezaten — een onvolmaakt lichaam en een onvolmaakte geest. Zij waren niet langer volmaakt omdat zij zich hadden teruggetrokken van de Bron die volmaaktheid en leven in stand houdt, Jehovah God. In overeenstemming met wat de bijbel in Romeinen 5:12 zegt, is iedereen die sindsdien is geboren, in onvolmaaktheid geboren en onderhevig aan ziekte, ouderdom en de dood. God kan dit echter niet verweten worden [14]. In Deuteronomium 32:5 staat: „Zij hebben van hún zijde verderfelijk gehandeld; zij zijn zijn kinderen niet, het gebrek ligt bij henzelf.”[15] En Prediker 7:29 merkt op dat „de ware God de mensheid oprecht heeft gemaakt, maar zijzelf hebben veel plannen bedacht”[16].

Is het echter redelijk dat de ongehoorzaamheid van slechts twee personen zulke tragische gevolgen voor iedereen moet hebben? Welnu, wij weten dat de menselijke onverschilligheid van slechts één persoon bij het in acht nemen van een kleine veiligheidsmaatregel tijdens het optrekken van een bouwwerk, tot een ramp kan leiden die velen het leven kan kosten. Onachtzaamheid ten aanzien van een soortgelijke maatregel in het geval van een dam zou tot een doorbraak kunnen leiden en een vloedgolf kunnen ontketenen die enorme vernielingen kan aanrichten. Eén enkele corrupte daad van een regeringsleider kan de weg openen voor een kettingreactie van misstappen in een regering, met zeer nadelige gevolgen voor miljoenen mensen. Wanneer in een gezin een vader en moeder een verkeerde keuze doen, kunnen hun kinderen daarvan ernstige gevolgen ondervinden. Onze eerste ouders deden de verkeerde keuze. Ten gevolge daarvan werd de gehele menselijke familie in onvolmaaktheid en rampspoed gedompeld.

Daar Gods wet erbij betrokken was, en tevens zijn onkreukbaarheid, kon hij de overtreding niet ongestraft laten door die wet niet ten uitvoer te leggen. Wat voor eerbied zou men nog voor hem of voor zijn wet hebben als hij er niets aan deed? Hebben wij thans respect voor regeringsleiders die hun eigen wetten niet gehoorzamen, of die toelaten dat sommige mensen ze opzettelijk straffeloos overtreden? Vandaar dus dat God zijn bekendgemaakte straf op ongehoorzaamheid — namelijk de dood — volvoerde. In zijn barmhartigheid liet hij echter toe dat het eerste mensenpaar kinderen kreeg, iets wat wij dienen te waarderen, want anders waren wij nooit geboren. En alhoewel wij onvolmaakt zijn wegens Adam en Eva’s tekortkoming, geven wij toch de voorkeur aan het leven boven de dood, niet waar?

Wil dit zeggen dat het kwaad zijn oorsprong geheel en al bij de mensen vond? Neen, er is meer in het geding. Gods schepping van met verstand begiftigde schepselen was niet tot mensen beperkt. Hij had reeds talloze andere intelligente zonen in de hemel geschapen, geestelijke schepselen. Hoewel ook zij een vrije wil bezaten, zouden zij zich om in leven te blijven, eveneens aan Gods goede en redelijke wetten moeten onderwerpen. Een van deze geestelijke schepselen mediteerde echter over onjuiste denkbeelden. En wanneer iemand over verkeerde dingen mediteert, kan hij geleidelijk aan het punt bereiken dat hij het verkeerde waaraan hij denkt, doet. Dat was ook het geval met dit geestelijke schepsel. Hij bouwde in zichzelf zo’n mate van eerzucht op dat hij ertoe kwam de juistheid van Gods daden te betwisten. Hij vertelde Adams vrouw, Eva, dat zij God ongehoorzaam konden zijn en toch, zo zei hij, ’volstrekt niet zouden sterven’ (Genesis 3:4). Hij trok de noodzaak in twijfel om zich voor blijvend leven en geluk op de Schepper te verlaten[17]. In feite vertelde hij hun dat ongehoorzaamheid de zaak er voor hen in werkelijkheid beter op zou maken, want zij zouden dan als God worden. Zo trok hij de waarheidsgetrouwheid van God in twijfel. En door Gods wetten te betwisten, opperde hij twijfel omtrent Gods wijze van regeren — ja, omtrent Gods recht om te regeren. Daarom werd hij Satan genoemd, wat tegenstrever betekent, en Duivel, wat lasteraar betekent.

WAAROM IS HET ZO LANG TOEGELATEN?

Omdat God zoveel sterker is, had hij deze menselijke en geestelijke opstandelingen in het begin gemakkelijk kunnen wegvagen. Maar dan zou de zaak niet bevredigend zijn opgelost. Waarom niet? Omdat niet Gods kracht in twijfel werd getrokken.

De opgeworpen strijdpunten waren van morele aard. En één uiterst belangrijk strijdpunt was onder andere dit: Zou de weg van opstand succesvol blijken? Kon een heerschappij waarbij God werd genegeerd, blijvende voordelen voor de gehele menselijke familie afwerpen? Zou Gods regering over de mensen beter voor hen zijn, of zou een regering van mensen beter zijn? God wist in zijn wijsheid dat het beslissen van dit en andere opgeworpen strijdpunten tijd zou vergen. En dus liet hij een bepaalde periode toe die mensen ruimschoots de gelegenheid zou geven het hoogtepunt van hun politieke, maatschappelijke, industriële en wetenschappelijke prestaties te bereiken.

Die periode zou niet slechts enkele dagen of enkele jaren kunnen beslaan. Er zouden vele generaties nodig zijn wilde het antwoord onomstotelijk vast komen te staan. Rechtszaken kunnen weken of maanden duren, ook al zijn er slechts twee personen bij betrokken. De grote strijdpunten die in verband met Gods heerschappij in het geding zijn, eisen een volledig antwoord, geen gedeeltelijke oplossing. Op die manier zal de oplossing van deze strijdpunten nooit op enig toekomstig tijdstip herhaald behoeven te worden.

Een liefdevolle God zou niets minder dan een volledige oplossing kunnen accepteren. En wij kunnen blij zijn dat dit zo is, daar alleen zo’n oplossing de weg kan banen voor eeuwige vrede en zekerheid voor Gods gehele universele familie, in de hemel en op aarde.

Er zijn nu zo’n 6000 jaren verstreken sinds de strijdpunten voor het eerst werden opgeworpen. Wat is het resultaat geweest van onafhankelijkheid van Gods heerschappij? Allerlei regeringen, allerlei maatschappelijke orden, allerlei economische stelsels en allerlei sektarische religies zijn uitgeprobeerd. Maar niets heeft ware vrede, zekerheid, blijvende gezondheid en geluk gebracht. Kan men bogen op materiële vooruitgang wanneer alleen al de Tweede Wereldoorlog ruim vijftig miljoen levens heeft gekost? Kan men van vooruitgang spreken als men mensen naar de maan stuurt, terwijl diezelfde raketten uitgerust met atoomkoppen de mensheid kunnen uitroeien, en terwijl honderden miljoenen mensen op aarde honger en armoede leden op hetzelfde moment dat er mannen op de maan liepen? Wat voor nut heeft een huis met veel gemakken wanneer gezinnen door ruzies worden verscheurd, wanneer het aantal echtscheidingen voortdurend toeneemt, wanneer de vrees voor misdaad in de buurt zich verbreidt, wanneer vervuiling en sloppenwijken toenemen, wanneer economische depressies miljoenen werkloos maken, en wanneer relletjes, burgeroorlogen en staatsgrepen jaarlijkse gebeurtenissen zijn die een bedreiging voor iemands huis en levenswijze vormen?

De waarheid wordt treffend door de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, Kurt Waldheim, toegegeven: „Ondanks de materiële vooruitgang heeft het menselijke leven nooit een grotere onzekerheid gekend dan juist in deze tijd.” Het boek Environmental Ethics vermeldt eveneens: „De mens, geschapen om schone lucht in te ademen, om van zuiver water te drinken en te genieten, en zich te verheugen over de opwindende dingen van zijn natuurlijke omgeving, heeft zijn leefmilieu veranderd en komt nu tot de ontdekking dat hij zich niet kan aanpassen. Hij is bezig zijn eigen massa-executie voor te bereiden.” Dat het kwaad zo lang is toegelaten, dient het voor alle redelijk denkende mensen duidelijk te maken dat de mens niet geschapen is met het vermogen zijn aangelegenheden buiten Gods leiding om succesvol te behartigen. En met zesduizend jaar menselijk falen als bewijs, kan niemand God er ooit met recht van beschuldigen dat hij de mensen niet voldoende tijd heeft toegestaan om te experimenteren. De toegestane tijd is voldoende geweest om te bewijzen dat de weg van opstand tegen God absoluut rampzalig is geweest.

ER ZAL SPOEDIG EEN EIND AAN HET KWAAD KOMEN

De menselijke familie heeft wanhopig een verandering ten goede nodig. In feite hebben wij een heel nieuw stelsel nodig. Zoals de socioloog Erich Fromm toegaf, kunnen de euvelen in de maatschappij slechts worden verholpen „indien het hele stelsel zoals het de afgelopen 6000 jaar van de geschiedenis heeft bestaan, vervangen kan worden door een fundamenteel ander stelsel”. Dat is nu precies wat God in gedachten heeft! God heeft de waarborg gegeven dat wanneer zijn toegestane tijdsperiode voorbij is, hij het gehele huidige goddeloze samenstel van dingen zal verpletteren, te samen met degenen die er de voorkeur aan geven. „Alle goddelozen zal hij verdelgen.” — Psalm 145:20[18].

Wanneer zal dit gebeuren? De juiste tijd weten wij niet maar wij kunnen er zeker van zijn dat het niet lang meer zal duren.

Gods Woord toont dat de ongekende moeilijkheden die de menselijke familie sinds het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 getroffen hebben, een teken vormen waardoor de in de bijbel zo genoemde „laatste dagen” worden geïdentificeerd. De bijbel voorzei dat er in deze „laatste dagen” wereldoorlogen zouden zijn, toenemende misdadigheid, honger, epidemische ziekten, een onbeteugeld najagen van genoegens door de meerderheid, een afval van het geloof in God, religieuze huichelarij en verval, en vele andere gebeurtenissen. Die zouden zijn als de lijnen van een vingerafdruk, waardoor onze generatie met zekerheid geïdentificeerd zou worden als de laatste generatie waarin God zulke verschrikkelijke toestanden zou tolereren. Jezus profeteerde dat onze tijd beslist het einde zou zien van het samenstel van dingen dat nu de aarde beheerst.

Jezus zei ook: „Voorwaar, ik zeg u dat dit geslacht geenszins zal voorbijgaan totdat al deze dingen geschieden” (Matthéüs 24:34). De Gezalfde was de dichts bij God staande mens ter wereld. Ook was Hij de enige die zo zuiver kon zijn en geen onrecht heeft gedaan. Door Zijn gehoorzaamheid aan God en door Zijn totale opoffering aan de mensheid heeft Hij de Dood kunnen overwinnen.

Wanneer het einde komt, zal God zijn grote macht ten toon spreiden en rechtstreeks in de menselijke aangelegenheden ingrijpen. Alle tegen hem gekante menselijke stelsels zullen verpletterd worden. De profetie in Daniël hoofdstuk 2, vers 44, zegt hierover: „In de dagen van die koningen zal de God des hemels een koninkrijk oprichten dat nooit verwoest zal worden, noch zal de soevereiniteit ervan aan een ander volk worden overgelaten. Het zal al deze koninkrijken in stukken breken en er een eind aan maken, en het zal voor eeuwig standhouden” (Revised Standard Version). Als dan alle schadelijke menselijke stelsels uit de weg zijn geruimd, zal Gods heerschappij over de aarde de algehele leiding op zich nemen. [19]

Gods heerschappij zal dus worden uitgeoefend door een nieuwe regering, een hemelse regering, door het koninkrijk Gods. Dat is de regering die Jezus Christus tot het hoofdthema van zijn onderwijs maakte. En hij voorzei dat die regering alleen te zijner tijd de gehele aarde zou beheersen. Dankzij Christus, het Lam van God kan dat Koninkrijk nu dichter tot ons komen. Daar het Koninkrijk vanuit de hemel zal regeren, geleid door God, zal er geen kans zijn dat het door zelfzuchtige mensen corrupt wordt gemaakt. Het zal niet iets zijn zoals de nu op aarde zogenaamde democratieën. De regeringsmacht zal zich dus bevinden waar ze in de eerste plaats behoorde te zijn, in de hemel, bij God.

Doorheen de geschiedenis zijn wij ingelicht over de komende gebeurtenissen. Vele voorspellingen zijn tot de mensen gebracht en uitgekomen.Aan onze Aartsvader Abraham werd een Groot Volk, Israël beloofd. Alsook werd er ons een Verlosser beloofd om te bevrijden van het juk van de dood en al het kwaad. Het Plan van God dat Hij bij de aanvang van de wereld had zal in vervulling gaan. Zijn belofte luidt dat wanneer Gods regering de aarde bestuurt, „het rechtvaardigheid [is] wat de bewoners van het productieve land stellig zullen leren” (Jesaja 26:9) [20]. Noch zal iemand door valse religie misleid worden, want die zal er niet zijn. Alle levenden zal de waarheid over God en zijn voornemen worden onderwezen, zodat in de volste zin van het woord „de aarde . . . stellig vervuld [zal] zijn van de kennis van Jehovah zoals de wateren ook de zee bedekken”. — Jesaja 11:9 [21].

EEN RECHTVAARDIGE NIEUWE ORDENING

Onder de heerschappij van Gods koninkrijk zal zich een geheel nieuwe mensenmaatschappij ontwikkelen, een maatschappij samengesteld uit godvruchtige mensen. In die nieuwe ordening zal Gods grote zorg voor ons gedemonstreerd worden door wat hij doet. In de eerste plaats zullen oorlogen nooit meer de vrede en het geluk van de mensen verstoren. Waarom niet? Omdat allen die het einde van de huidige goddeloze wereld zullen hebben overleefd, reeds in de wegen van vrede onderwezen zullen zijn, zodat de nieuwe mensenmaatschappij een vreedzaam begin zal hebben. Bovendien zullen allen die in die nieuwe ordening komen te leven, hetzelfde onderwijs in het doen van Gods wil blijven ontvangen. Daarom zal het zeker zijn dat de bijbelse belofte wordt vervuld dat God „oorlogen [doet] ophouden tot het uiteinde der aarde” (Psalm 46:8, 9) [22]. Hoe volkomen zal die vrede zijn? Gods profetische Woord zegt: „De zachtmoedigen . . . zullen de aarde bezitten, en zij zullen inderdaad hun heerlijke verrukking vinden in de overvloed van vrede.” — Psalm 37:11 [23].

Bovendien zullen degenen die in deze nieuwe ordening leven, de aarde veranderen in het paradijs dat oorspronkelijk Gods bedoeling ervoor was. Wat een voldoening schenkend werk zal dat voor de mensheid zijn! En als het paradijs hersteld is, zal men ten volle kunnen genieten van de meren, rivieren en oceanen; van de heuvels, bergen, vlakten en valleien; van de lieflijke bloemen, planten en bomen, en ook van de interessante dieren. Ook zullen er nooit meer voedseltekorten voorkomen, want „de aarde zelf zal stellig haar opbrengst geven; God, onze God, zal ons zegenen”. Ja, „er zal volop koren op aarde blijken te zijn; op de top der bergen zal overvloed zijn”. — Psalm 67:6; 72:16 [24].

Duurzame vrede en volop voedsel zullen vergezeld gaan van een blakende gezondheid. Daar God de mens heeft geschapen, weet hij beter dan welke arts maar ook, wat precies te doen om de kreupelen te genezen, de blinden ziend en de doven horend te maken, en hoe alle ziekten, ouderdom en de dood uit te bannen. Het vermogen dat God hiertoe bezit, werd door Jezus Christus op symbolische of kleine schaal gedemonstreerd toen hij op aarde was. De bijbel vertelt ons: „Toen kwamen er grote scharen naar hem toe, die kreupelen, verminkten, blinden, stommen en vele anderen bij zich hadden, en zij wierpen hen gewoonweg aan zijn voeten, en hij genas hen, zodat de schare verbaasd stond toen zij zagen dat de stommen spraken en de kreupelen liepen en de blinden konden zien.” — Matthéüs 15:30, 31 [25].

Jezus doelde op dit aardse Paradijs toen hij tot de man die naast hem was gehangen, zei: „Gij zult met mij in het Paradijs zijn” (Lukas 23:43) [26]. Die man is echter gestorven. Hoe zou hij dan in het Paradijs kunnen komen? Door nog een wonderbaarlijke voorziening waaruit blijkt hoezeer God zich om ons bekommert — door middel van de opstanding uit de doden. De bijbel zegt in Handelingen 24:15, „dat er een opstanding zal zijn van zowel de rechtvaardigen als de onrechtvaardigen” [27]. Toen Jezus op aarde was, wekte hij dode mensen op als een bewijs van Gods macht dit onder de heerschappij van zijn koninkrijk te doen.

Vindt u het moeilijk in een opstanding te geloven? Toch kunt u zelfs nu televisieprogramma’s zien waarin mensen voorkomen die allang dood zijn. U hoort hun stemmen, ziet hun handelingen en merkt hun karakteristieke eigenschappen op. Indien louter een mens dergelijke dingen op televisiebanden kan vastleggen, zal het voor de Alwijze God niet moeilijk zijn in zijn geheugen de gedetailleerde impressie te bewaren van de persoonlijkheid en de kenmerken van elke individuele persoon die Hij opnieuw zou willen scheppen. Dit heeft Hij gedaan, en Hij zal zulke doden weer tot leven wekken. Op die manier zullen ook zij de gelegenheid hebben zich in Gods nieuwe ordening in leven te verheugen. En door de graven te legen en mensen te genezen van overgeërfde ziekte, ouderdom en dood, zal God „werkelijk de dood voor eeuwig verzwelgen” (Jesaja 25:8) [28]. Aldus zullen mensen eeuwig kunnen leven!

Door middel van Zijn Koninkrijk zal God een totale ommekeer teweegbrengen in de slechte toestand die reeds zo lang heerst! Tot in alle eeuwigheid zal Hij zijn grote zorgzaamheid voor ons tonen door zegeningen uit te storten die al het leed dat wij in het verleden hebben doorgemaakt, ruimschoots zullen vergoeden. De moeilijkheden die wij voordien in het huidige samenstel hebben meegemaakt, zullen dan vervagen tot een flauwe herinnering, zo wij ze ons al willen herinneren.

Gods belofte luidt: „Ik schep nieuwe hemelen [een nieuwe hemelse regering over de gehele mensheid] en een nieuwe aarde [een rechtvaardige mensenmaatschappij]; en de vroegere dingen zullen niet in de geest worden teruggeroepen, noch zullen ze in het hart opkomen. Maar verheugt u uitbundig en weest blij voor eeuwig over wat ik schep” (Jesaja 65:17, 18) [29]. Met zulke grootse zegeningen vlak voor de deur kunt u begrijpen waarom de bijbel zegt dat God „elke traan uit hun ogen [zal] wegwissen”. En waarom niet? Want, „de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn zal er meer zijn. De vroegere dingen zijn voorbijgegaan”. (Openbaring 21:4) [30].

GOD GEEFT VAN ZIJN ZORG BLIJK — EN WIJ?

Het feit dat God spoedig een eind zal maken aan goddeloosheid en een heerlijke nieuwe ordening zal invoeren, toont dat hij werkelijk om ons geeft. Geven wij echter ook om hem? Zo ja, dan moeten wij dit tonen. Wat moeten wij doen?

De bijbel zegt: „De wereld gaat. . . voorbij en ook haar begeerte, maar wie de wil van God doet, blijft in eeuwigheid” (1 Johannes 2:17) [31]. Het soort van mensen dat God in zijn nieuwe ordening wenst, zijn degenen die zijn wil doen en zich aan zijn rechtvaardige heerschappij onderwerpen. Zij zijn het soort van mensen dat zijn wetten zal gehoorzamen en eraan zal meewerken de „nieuwe aarde” tot een heerlijke plaats te maken om er te wonen. Mensen die Gods heerschappij tegenstaan, zouden slechts moeilijkheden veroorzaken, dus zal het hun niet worden toegestaan daar te leven.

Wilt u in Gods rechtvaardige nieuwe ordening leven? Dan is het eerste wat u moet doen, Gods vereisten voor het leven leren kennen. Is dat zoveel gevraagd? Indien u een prachtig huis in een parkachtige omgeving kosteloos werd aangeboden, zou u er dan niet de tijd voor nemen erachter te komen hoe u ervoor in aanmerking kon komen? Gods Woord biedt veel meer — eeuwig leven op een paradijsaarde — indien wij moeite doen om uit te vinden wat zijn wil voor ons is en die dan doen. De bijbel zegt: „Dit betekent eeuwig leven, dat zij voortdurend kennis in zich opnemen van u, de enige ware God, en van hem die gij hebt uitgezonden, Jezus Christus.” (Johannes 17:3) [32].

Het onderwijs uit de bijbel zal u en uw gezin tevens de praktische leiding geven die zo nodig is voor het dagelijks leven in deze moeilijke tijden. Bovendien verschaft het ware vrede des geestes, daar het ons vertelt waarom de toestanden zo slecht zijn en wat de toekomst biedt. En, wat het allerbelangrijkste is, het zal u in staat stellen een oprechte liefde voor God aan te kweken, daar „hij de beloner wordt van wie hem ernstig zoeken”. (Hebreeën 11:6) [33].

Tracht in uw buurt ernstige Bijbelonderzoekers te vinden waarmee u de Heilige Schrift mee kan studeren.

Wij als Broeders in Christus willen u bij uw bijbelstudie helpen.

Christadelphians of Broeders in Christus zullen graag kosteloos hun tijd geven om u te helpen meer over Gods voorzieningen voor leven in zijn nieuwe ordening te weten te komen. Ongetwijfeld zijn er ook nog andere vragen die u over God en de bijbel hebt.

Eenders welke vertaling hanteert kan u zelf verder op onderzoek gaan. Onze Broeders zullen het een genoegen vinden om indien u wenst bij u thuis, aan de hand van uw eigen bijbel, met u uw vragen te overlopen en deze te bespreken. In plaats dat u dan een onafhankelijke levensweg volgt of vertrouwt op de denkwijze van onvolmaakte mensen, zult u zich laten leiden door de allerbeste informatie die thans beschikbaar is. Vandaar dat u, nu er nog tijd voor is, krachtig wordt aangemoedigd de geïnspireerde raad uit Gods Woord op te volgen: „Vernedert u daarom onder de machtige hand van God, . . . want hij zorgt voor u.” (1 Petrus 5:6, 7) [34].

[Voetnoten]

Tenzij anders vermeld, is de gebruikte bijbelvertaling de moderne Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift.

[1] 2 Timotheüs 3:16-17: 16 De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig om te onderwijzen, terecht te wijzen, dingen recht te zetten, streng te onderrichten in rechtvaardigheid, 17 opdat de mens Gods volkomen bekwaam zij, volledig toegerust voor ieder goed werk.

2 Petrus 1:21: 21 Want nooit werd profetie door de wil van een mens voortgebracht, maar mensen hebben van Godswege gesproken zoals zij door heilige geest werden meegevoerd.

[2] Hebreeën 4:12: 12 Want het woord van God is levend en oefent kracht uit en is scherper dan enig tweesnijdend zwaard, en het dringt zelfs zover door dat het ziel en geest, en gewrichten en [hun] merg scheidt, en het kan gedachten en bedoelingen van [het] hart onderscheiden.

Galaten 1:10-12: 10 Tracht ik nu eigenlijk mensen te overreden of God? Of zoek ik mensen te behagen? Indien ik nog mensen behaagde, zou ik geen slaaf van Christus zijn. 11 Want ik laat U weten, broeders, dat het goede nieuws dat door mij als goed nieuws werd bekendgemaakt, niet iets menselijks is, 12 want ik heb het niet van een mens ontvangen en ook werd [het] mij niet geleerd dan door middel van een openbaring door Jezus Christus.

[3] Efeziërs 3:8-9: 8 Aan mij, de allerminste van alle heiligen, werd deze onverdiende goedheid gegeven, opdat ik het goede nieuws over de onpeilbare rijkdom van de Christus aan de natiën zou bekendmaken 9 en de mensen zou doen zien hoe het heilige geheim volvoerd wordt, dat sinds het onbepaalde verleden verborgen is geweest in God, die alle dingen heeft geschapen.

Jesaja 40:27-29: 28 Zijt gij [het] niet te weten gekomen of hebt gij [het] niet gehoord? Jehovah, de Schepper van de uiteinden der aarde, is een God tot onbepaalde tijd. Hij wordt noch moe noch mat. Er is geen doorgronding van zijn verstand. 29 Hij geeft de vermoeide kracht, en degene zonder dynamische energie schenkt hij volledige sterkte in overvloed.

Kolossenzen 1:16: 16 want door bemiddeling van hem werden alle [andere] dingen in de hemelen en op de aarde geschapen, de zichtbare en de onzichtbare, of het nu tronen of heerschappijen of regeringen of autoriteiten zijn. Alle [andere] dingen zijn door tussenkomst van hem en voor hem geschapen.

[4] Johannes 13:34-35: 34 Ik geef U een nieuw gebod, dat GIJ elkaar liefhebt; net zoals ik U heb liefgehad, dat ook GIJ elkaar liefhebt. 35 Hieraan zullen allen weten dat GIJ mijn discipelen zijt, indien GIJ liefde onder elkaar hebt.”

Leviticus 19:18: 18 Gij moogt geen wraak nemen, noch een wrok koesteren tegen de zonen van uw volk; en gij moet uw naaste liefhebben als uzelf. Ik ben Jehovah.

Johannes 15:11-14: 12 Dit is mijn gebod, dat GIJ elkaar liefhebt net zoals ik U heb liefgehad. 13 Niemand heeft grotere liefde dan deze, dat iemand afstand doet van zijn ziel ten behoeve van zijn vrienden. 14 GIJ zijt mijn vrienden indien GIJ doet wat ik U gebied.

1 Thessalonicenzen 4:9-10: 9 Met betrekking tot de broederlijke liefde behoeven wij U echter niet te schrijven, want GIJ zijt zelf door God onderwezen elkaar lief te hebben, 10 en GIJ doet dat ook jegens alle broeders in heel Macedonië.

[5] 1 Johannes 3:10-12: 10 Hieraan zijn de kinderen van God en de kinderen van de Duivel kenbaar: Een ieder die geen rechtvaardigheid betracht, spruit niet uit God voort, evenmin als hij die zijn broeder niet liefheeft. 11 Want dit is de boodschap die GIJ van [het] begin af hebt gehoord, dat wij liefde voor elkaar moeten hebben; 12 niet zoals Kaïn, die uit de goddeloze voortsproot en zijn broer vermoordde. En waarom vermoordde hij hem? Omdat zijn eigen werken goddeloos waren, maar die van zijn broer rechtvaardig.

Genesis 4:8: 8 Daarna zei Kaïn tot zijn broer Abel: [„Laten wij het veld ingaan.”] Het geschiedde dan toen zij op het veld waren, dat Kaïn voorts zijn broer Abel aanviel en hem doodde.

Johannes 3:10-12: 11 Want dit is de boodschap die GIJ van [het] begin af hebt gehoord, dat wij liefde voor elkaar moeten hebben; 12 niet zoals Kaïn, die uit de goddeloze voortsproot en zijn broer vermoordde. En waarom vermoordde hij hem? Omdat zijn eigen werken goddeloos waren, maar die van zijn broer rechtvaardig.

Judas 11-13: 11 Wee hun, want zij zijn het pad van Kaïn opgegaan en hebben zich voor een beloning hals over kop op de dwaalweg van Bileam begeven en zijn in het opstandige gepraat van Korach vergaan! 12 Deze [mensen] zijn de onder water verborgen klippen op UW liefdemaaltijden, terwijl zij met U feestmaal houden, herders die zonder vrees zichzelf weiden; waterloze wolken, door winden heen en weer gedreven; bomen in de late herfst, [maar] zonder vrucht, tweemaal gestorven, ontworteld; 13 woeste golven van de zee, die hun eigen oorzaken van schande opschuimen; sterren zonder vaste baan, waarvoor de donkerheid van de duisternis voor eeuwig is weggelegd.

[6] Jeremia 7:30-31: 31 En zij hebben de hoge plaatsen van Tofeth gebouwd, dat in het dal van de zoon van Hinnom ligt, om hun zonen en hun dochters in het vuur te verbranden, iets wat ik niet geboden had en wat in mijn hart niet was opgekomen.’

Jeremia 32:35: 35 Voorts bouwden zij de hoge plaatsen van Baäl die in het dal van de zoon van Hinnom zijn, om hun zonen en hun dochters voor Molech door [het vuur] te laten gaan, iets wat ik hun niet heb geboden, noch is het in mijn hart opgekomen dit verfoeilijke te doen, ten einde Juda te doen zondigen.’

1 Koningen 11:32-33: 33 De reden hiervoor is dat zij mij hebben verlaten en zich zijn gaan neerbuigen voor Astoreth, de godin der Sidoniërs, voor Kamos, de god van Moab, en voor Milkom, de god van de zonen van Ammon; en zij hebben niet mijn wegen bewandeld door te doen wat recht is in mijn ogen en mijn inzettingen en mijn rechterlijke beslissingen [te onderhouden], zoals zijn vader David.

[7] Matthéüs 23:27, 28: “Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars! Gij lijkt op gekalkte graven die er van buiten wel mooi uitzien, maar van binnen vol zijn met doodsbeenderen en allerhande onreinheid. Zo ziet ook gij van buiten er voor de mensen wel uit als heiligen, maar van binnen zijt gij vol huichelarij en ongerechtigheid.” (WV78)

Matthéus 12:34: Adderengebroed! hoe zouden er, slecht als gij zijt, uit uw mond goede woorden kunnen komen? Want de mond spreekt waar het hart van overloopt.

Matthéus 12:35: Een goed mens brengt uit zijn schat van goedheid goede dingen te voorschijn, maar een slecht mens uit zijn schat van slechtheid slechte dingen.

Matthéus 15:19: Want uit het hart komen voort boze gedachten, moord, echtbreuk, ontucht, diefstal, valse getuigenis en godslastering.

Mt 15:20: Die dingen zijn het die de mens bezoedelen, maar met ongewassen handen eten bezoedelt de mens niet.’

Markus 7:21: Want uit het binnenste, uit het hart van de mensen, komen boze gedachten, ontucht, diefstal, moord,

Markus 7:22: echtbreuk, hebzucht, kwaadaardigheid, bedrog, losbandigheid, afgunst, godslastering, trots, lichtzinnigheid.

Markus 7:23: Al die slechte dingen komen uit het binnenste en bezoedelen de mens.’

Lukas 16:14-15: 15 Derhalve zei hij tot hen: „GIJ zijt het die UZELF rechtvaardig verklaart voor de mensen, maar God kent UW hart; want wat hoog is onder de mensen, is iets walgelijks in Gods ogen.

Matthéus 23:5: Alles wat zij doen, doen zij om bij de mensen op te vallen; zij maken immers hun gebedsriemen breed en hun kwasten groot,

1Sa 16:7: Maar Jahwe zei tot Samuel: ‘Ga niet af op zijn voorkomen of zijn rijzige gestalte; hem wil ik niet. Want God ziet niet zoals een mens ziet; een mens kijkt naar het uiterlijk, maar Jahwe naar het hart.’

Psalmen 51:6: (51:8) waarheid eist Gij - zie! - tot op de bodem, geeft mij inzicht waar ik mij verberg.

Jeremia 17:9: Niets is zo onbetrouwbaar als het hart, onverbeterlijk is het, wie kan het peilen?

Jeremia 17:10: Ik Jahwe, doorgrond hart en nieren, Ik vergeld ieder naar zijn gedrag. naar de vrucht van zijn werk.

Lucas 16:15: Hij sprak tot hen: ‘Bij de mensen doet gij uzelf als rechtvaardigen voor, maar God kent uw hart. Waar de mensen naar opzien, is in Gods ogen een gruwel.

Heb 4:12: Want het woord van God is levend en krachtig. Het is scherper dan een tweesnijdend zwaard en dringt door tot het raakpunt van ziel en geest, van gewrichten en merg. Het ontleedt de bedoelingen en gedachten van de mens.

Heb 4:13: Geen schepsel is voor Hem verborgen, alles ligt open en bloot voor zijn ogen. Aan Hem hebben wij rekenschap af te leggen.

[8] Johannes 8:44: “De vader uit wie gij zijt is de duivel, en gij verkiest te volbrengen wat uw vader verlangt. Hij was een moordenaar van begin af aan en hij bevindt zich niet in de waarheid, omdat er in hem geen waarheid is. Wanneer hij leugentaal spreekt, spreekt hij uit zijn eigen wezen, want een leugenaar is hij, ja, de aartsleugenaar.” (WV78)

Mattheüs 13:36-39: 37 Hij gaf ten antwoord: „De zaaier van het voortreffelijke zaad is de Zoon des mensen; 38 het veld is de wereld; het voortreffelijke zaad, dat zijn de zonen van het koninkrijk; maar het onkruid zijn de zonen van de goddeloze, 39 en de vijand die het zaaide, is de Duivel. De oogst is een besluit van een samenstel van dingen, en de oogsters zijn engelen.

1 Petrus 5:7-9: 8 Houdt UW zinnen bij elkaar, weest waakzaam. UW tegenstander, de Duivel, gaat rond als een brullende leeuw, op zoek om [iemand] te verslinden. 9 Maar neemt UW standpunt tegen hem in, vast in het geloof, wetend dat dezelfde dingen in de vorm van lijden zich aan de gehele gemeenschap van UW broeders in de wereld voltrekken.

Ge 3:4: Maar de slang zei tot de vrouw:’ U zult helemaal niet sterven!

1Jo 3:8: wie zondigt is een kind van de duivel, want de duivel zondigt vanaf het begin, en de Zoon van God is juist gekomen om het werk van de duivel ongedaan te maken.

1Jo 3:15: Ieder die zijn broeder haat is een moordenaar, en gij weet dat geen moordenaar eeuwig leven in zich heeft.

2 Kronieken 18:20-22: 20 Ten slotte trad er een geest naar voren en ging voor Jehovah staan en zei: ’Ík zal hem misleiden.’ Daarop zei Jehovah tot hem: ’Op welke wijze?’ 21 Hierop zei hij: ’Ik zal heengaan en stellig een bedrieglijke geest worden in de mond van al zijn profeten.’ Hij dan zei: ’Gij zult hem misleiden, en, wat meer is, gij zult als overwinnaar te voorschijn komen. Ga heen en doe zo.’ 22 Nu dan, zie, Jehovah heeft een bedrieglijke geest in de mond van deze profeten van u gelegd; maar Jehovah zelf heeft rampspoed betreffende u gesproken.”

Jesaja 19:14: 14 Jehovah zelf heeft in haar midden de geest van ontsteltenis gemengd; en zij hebben Egypte op een doolweg geleid in al zijn werk, net zoals een beschonkene ertoe wordt gebracht in zijn uitbraaksel om te dolen.

Ezechiël 14:9: 9 ’En wat de profeet betreft, ingeval hij zich laat misleiden en werkelijk een woord spreekt, heb ikzelf, Jehovah, die profeet misleid; en ik zal stellig mijn hand tegen hem uitstrekken en hem uit het midden van mijn volk Israël verdelgen.

[9] Deuteronomium 32:3-4: 4 De Rots, volmaakt is zijn activiteit, Want al zijn wegen zijn gerechtigheid. Een God van getrouwheid, bij wie geen onrecht is; Rechtvaardig en oprecht is hij.

2 Samuël 22:31: 31 Wat de [ware] God betreft, volmaakt is zijn weg; Jehovah’s woord is gelouterd.

Psalm 19:7-8: 7 De wet van Jehovah is volmaakt, de ziel wederbrengend. De vermaning van Jehovah is betrouwbaar, de onervarene wijs makend.

8 De bevelen van Jehovah zijn recht, het hart verheugend; Het gebod van Jehovah is rein, de ogen stralend makend.

Deuteronomium 7:9-10: 9 En gij weet heel goed dat Jehovah, uw God, de [ware] God is, de getrouwe God, die het verbond en de liefderijke goedheid in acht neemt in het geval van hen die hem liefhebben en hen die zijn geboden onderhouden, tot in duizend geslachten, 10 maar die het degene die hem haat, in diens aangezicht vergeldt door hem te verdelgen.

Nehemia 9:3: 33 En gij zijt rechtvaardig met betrekking tot alles wat ons overkomen is, want op een getrouwe wijze hebt gij gehandeld, en wij zijn het die goddeloos hebben gehandeld.

Psalm 98:3: 3 Hij heeft gedacht aan zijn liefderijke goedheid en aan zijn getrouwheid jegens het huis van Israël.

Alle einden der aarde hebben de redding door onze God gezien.

Romeinen 3:5-6: 5 Indien echter onze onrechtvaardigheid Gods rechtvaardigheid op de voorgrond doet treden, wat zullen wij dan zeggen? Is God soms onrechtvaardig wanneer hij zijn gramschap tot uitdrukking brengt? (Ik spreek nu als een mens.) 6 Dat geschiede nooit! Hoe zal God anders de wereld oordelen?

Genesis 18:25: 25 Het is van u niet denkbaar dat gij op deze wijze handelt, om de rechtvaardige met de goddeloze ter dood te brengen, zodat het de rechtvaardige moet vergaan als de goddeloze! Het is van u niet denkbaar. Zal de Rechter van de gehele aarde geen recht doen?”

[10] Jeremia 10:23: “Ik weet het, Jahwe, geen sterveling bepaalt zijn eigen weg, geen mens gaat waar hij wil.” (WV78)

Psalm 17:5: 5 Mogen mijn schreden vasthouden aan uw sporen, [Waarin] mijn voetstappen stellig niet aan het wankelen gebracht zullen worden.

Psalm 37:23: 23 Door Jehovah zijn zelfs de schreden van een fysiek sterke man bereid, En in zijn weg heeft Hij behagen.

Spreuken 16:3: 3 Wentel uw werken op Jehóvah en uw plannen zullen stevig bevestigd worden.

[11] Spreuken 28:26: 26 Hij die op zijn eigen hart vertrouwt, is verstandeloos, maar hij die in wijsheid wandelt, die zal ontkomen.

Spreuken 3:4-6: 5 Vertrouw op Jehovah met heel uw hart en steun niet op uw eigen verstand. 6 Sla in al uw wegen acht op hem, en híj zal uw paden recht maken.

Jeremia 17:9-10: 9 Het hart is verraderlijker dan iets anders en niets ontziend. Wie kan het kennen? 10 Ik, Jehovah, doorvors het hart, onderzoek de nieren, ja, om aan een ieder te geven naar zijn wegen, naar de vrucht van zijn handelingen.

Jeremia 9:23: 23 Dit heeft Jehovah gezegd: „De wijze beroeme zich niet op zijn wijsheid, en de sterke beroeme zich niet op zijn sterkte. De rijke beroeme zich niet op zijn rijkdom.”

Jeremia 10:23-24: 23 Ik weet heel goed, o Jehovah, dat het niet aan de aardse mens is zijn weg [te bepalen]. Het staat niet aan een man die wandelt, zelfs maar zijn schrede te richten. 24 Corrigeer mij, o Jehovah, doch naar recht; niet in uw toorn, opdat gij mij niet tot niets maakt.

[12] Genesis 3:3-5: 4 Hierop zei de slang tot de vrouw: „GIJ zult volstrekt niet sterven. 5 Want God weet dat nog op de dag dat GIJ ervan eet, UW ogen stellig geopend zullen worden en GIJ stellig als God zult zijn, KENNEND goed en kwaad.”

Genesis 3:22-24: 22 Verder zei Jehovah God: „Zie, de mens is als een van ons geworden wat het kennen van goed en kwaad betreft, en nu, opdat hij niet zijn hand uitsteekt en werkelijk ook [van de vrucht] van de boom des levens neemt en eet en leeft tot onbepaalde tijd —” 23 Daarop zette Jehovah God hem uit de tuin van Eden om de aardbodem te bebouwen, waaruit hij genomen was. 24 En aldus dreef hij de mens uit en plaatste aan de oostzijde van de tuin van Eden de cherubs en het vlammende lemmer van een zich voortdurend wentelend zwaard, om de weg naar de boom des levens te bewaken.

[13] Titus 1:2: 2 op basis van hoop op het eeuwige leven, dat God, die niet liegen kan, vóór ver in het verleden liggende tijden heeft beloofd,

Numeri 23:19: 19 God is geen mens, dat hij leugens zou vertellen, Noch een mensenzoon, dat hij spijt zou gevoelen. Heeft hijzelf het gezegd en zal hij het niet doen, En heeft hij gesproken en zal hij het niet volbrengen?

Hebreeën 6:16-18: 17 Op deze manier is God, toen hij zich voornam om aan de erfgenamen van de belofte nog overvloediger de onveranderlijkheid van zijn raad te bewijzen, tussenbeide gekomen met een eed, 18 opdat wij, die naar de veilige plaats zijn gevlucht, door middel van twee onveranderlijke dingen, waarin God onmogelijk kan liegen, een krachtige aanmoediging mogen hebben om de hoop te grijpen die ons in het vooruitzicht is gesteld.

[14] Romeinen 5:12: 12 Daarom, zoals door één mens de zonde de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood, en aldus de dood zich tot alle mensen heeft uitgebreid omdat zij allen gezondigd hadden —

Psalm 51:5: Zie! Met dwaling werd ik met barensweeën voortgebracht, En in zonde heeft mijn moeder mij ontvangen.

Ezechiël 18:4: 4 Ziet! Alle zielen — mij behoren ze toe. Zoals de ziel van de vader zo eveneens de ziel van de zoon — mij behoren ze toe. De ziel die zondigt, díe zal sterven.

Romeinen 3:23-24: 23 Want allen hebben gezondigd en bereiken niet de heerlijkheid Gods, 24 en het is als een vrije gave dat zij door zijn onverdiende goedheid rechtvaardig verklaard worden op grond van de verlossing door de losprijs [die] door Christus Jezus [is betaald].

[15] Deuteronomium 32:5: “Zijn zonen zonder smet, zij vervielen tot zonde, een boos, verdorven geslacht.” (WV78)

Jesaja 1:4: 4 Wee de zondige natie, het volk zwaarbeladen met dwaling, een zaad van boosdoeners, verderfelijke zonen! Zij hebben Jehovah verlaten, zij hebben de Heilige Israëls met minachting bejegend, zij hebben zich achterwaarts gekeerd.

Jeremia 15:6: 6 ’Gijzelf hebt mij in de steek gelaten’, is de uitspraak van Jehovah. ’Gij blijft slechts achterwaarts gaan. En ik zal mijn hand tegen u uitstrekken en u ten verderve brengen. Ik ben het moe geworden, spijt te gevoelen.

Jakobus 1:14: 14 Maar een ieder wordt beproefd doordat hij door zijn eigen begeerte meegetrokken en verlokt wordt.

Handelingen 7:51: 51 Hardnekkigen en onbesnedenen van hart en oren, GIJ weerstaat altijd de heilige geest; zoals UW voorvaders deden, doet ook GIJ.

[16] Prediker 7:29: 29 Zie! Slechts dit heb ik gevonden, dat de [ware] God de mensheid oprecht heeft gemaakt, maar zijzelf hebben veel plannen bedacht.” / “Tenslotte heb ik alleen dit gevonden: naar Gods bedoeling is het leven eenvoudig, maar de mens haalt zich van alles in ‘t hoofd.” (WV78)

Genesis 6:12: 12 God zag de aarde dus en zie! ze was verdorven, want alle vlees had zijn weg op de aarde verdorven.

[17] Genesis 3:4: 4 Hierop zei de slang tot de vrouw: „GIJ zult volstrekt niet sterven. / “"Dat is een leugen," zei de slang, "je zult niet sterven.” (BOEK) (Gewis, geenszins) “Dan zegt de slang tot de vrouw: sterven?– niks sterven zult ge!–” (Ge 3:4 NB)

[18] Psalm 145:20: 20 Jehovah behoedt allen die hem liefhebben, Maar alle goddelozen zal hij verdelgen.

Psalm 31:23: 23 O hebt Jehovah lief, al GIJ zijn loyalen. De getrouwen beveiligt Jehovah, Maar hij vergeldt bovenmate al wie blijk geeft van hoogmoed.

Psalm 37:28: 28 Want Jehovah heeft gerechtigheid lief, En hij zal zijn loyalen niet verlaten.

Psalm 97:10: 10 O GIJ die Jehovah liefhebt, haat het kwade. Hij behoedt de ziel van zijn loyalen; Uit de hand van de goddelozen bevrijdt hij hen.

Psalm 1:5-: 6 Want Jehovah neemt kennis van de weg der rechtvaardigen, Maar het is de weg der goddelozen die zal vergaan.

Spreuken 2:21-22: 22 Wat de goddelozen betreft, zij zullen van de aarde zelf worden afgesneden; en wat de verraderlijken betreft, zij zullen ervan worden weggerukt.

[19] Daniël 2:44-45: 44 En in de dagen van die koningen zal de God des hemels een koninkrijk oprichten dat nooit te gronde zal worden gericht. En het koninkrijk zelf zal aan geen ander volk worden overgedragen. Het zal al deze koninkrijken verbrijzelen en er een eind aan maken, en zelf zal het tot onbepaalde tijden blijven bestaan, 45 aangezien gij aanschouwd hebt dat uit de berg, niet door handen, een steen werd gehouwen, en [dat] die het ijzer, het koper, het gevormde leem, het zilver en het goud verbrijzelde. De grote God zelf heeft aan de koning bekendgemaakt wat er hierna geschieden zal. En de droom is waarachtig, en de uitlegging ervan is betrouwbaar.”

Psalm 2:8-9: 9 Gij zult ze breken met een ijzeren scepter, Alsof ze een pottenbakkersvat waren, zult gij ze stukslaan.”

Psalm 110:4-5: 5 Jehovah zelf aan uw rechterhand Zal stellig koningen verpletteren op de dag van zijn toorn.

Jesaja 60:11-12: 12 Want elke natie en elk koninkrijk die u niet zullen dienen, zullen vergaan; en de natiën zelf zullen zonder mankeren tot verwoesting komen.

Jesaja 41:11-13: 11 Zie! Allen die verhit worden tegen u, zullen beschaamd en te schande worden. De mannen die ruzie met u maken, zullen als niets worden en vergaan. 12 Gij zult hen zoeken, maar gij zult hen niet vinden, de mannen die met u strijden. Zij zullen worden als iets wat niet bestaat en als niets, de mannen die tegen u oorlog voeren. 13 Want ik, Jehovah uw God, grijp uw rechterhand vast, die tot u zegt: ’Wees niet bevreesd. Ikzelf wil u helpen.’

Maar er is hoop voor allen die in de Zoon van God willen geloven en Jezus Christus Offerdood aanvaarden als hun Redding: Psalm 2:12: 12 Kust de zoon, opdat Hij niet vertoornd wordt En GIJ niet [van] de weg vergaat, Want zijn toorn ontvlamt licht. Gelukkig zijn allen die hun toevlucht tot hem nemen.

[20] Jesaja 26:8-9:

9 Met mijn ziel heb ik naar u verlangd in de nacht; ja, met mijn geest in mijn binnenste blijf ik u zoeken; want wanneer er van u afkomstige oordelen voor de aarde zijn, is het rechtvaardigheid wat de bewoners van het productieve land stellig zullen leren.

Psalm 85:11: 11 Louter waarachtigheid zal uit de aarde zelf spruiten, En louter rechtvaardigheid zal uit de hemel zelf neerzien.

Jesaja 61:10-11: 11 Want zoals de áárde haar uitspruitsel voortbrengt, en zoals de túin al het daarin gezaaide doet uitspruiten, zo zal de Soevereine Heer Jehovah rechtvaardigheid en lof doen uitspruiten ten aanschouwen van alle natiën.

[21] Jesaja 11:8-9: 9 Men zal generlei kwaad doen noch enig verderf stichten op heel mijn heilige berg; want de aarde zal stellig vervuld zijn van de kennis van Jehovah, zoals de wateren ook de zee bedekken.

Psalm 22:27: 27 Alle einden der aarde zullen het gedenken en terugkeren tot Jehovah. En alle families der natiën zullen zich voor uw aangezicht neerbuigen.

Habakuk 2:13-14: 14 Want de aarde zal vervuld zijn van het kennen van Jehovah’s heerlijkheid, ja, zoals de wateren [de] zee bedekken.

[22] Psalm 46:8-9: 8 Komt, aanschouwt de activiteiten van Jehovah, Hoe hij verbazingwekkende gebeurtenissen op de aarde heeft gesteld.

9 Hij doet oorlogen ophouden tot het uiteinde der aarde. De boog verbreekt hij en hij slaat de speer werkelijk aan stukken; De wagens verbrandt hij in het vuur.

[23] Psalm 37:11: 11 De zachtmoedigen daarentegen zullen de aarde bezitten, En zij zullen inderdaad hun heerlijke verrukking vinden in de overvloed van vrede.

Jesaja 45:18: 18 Want dit heeft Jehovah gezegd, de Schepper van de hemelen, Hij, de [ware] God, de Formeerder van de aarde en de Maker ervan, Hij, die haar stevig heeft bevestigd, die haar niet louter voor niets heeft geschapen, die haar geformeerd heeft om ook bewoond te worden: „Ik ben Jehovah, en er is geen ander.

Mattheüs 5:5: 5 Gelukkig zijn de zachtaardigen, want zij zullen de aarde beërven.

Openbaring 21:2-4: 3 Toen hoorde ik een luide stem, afkomstig van de troon, zeggen: „Zie! De tent van God is bij de mensen, en hij zal bij hen verblijven, en zij zullen zijn volken zijn. En God zelf zal bij hen zijn. 4 En hij zal elke traan uit hun ogen wegwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn zal er meer zijn. De vroegere dingen zijn voorbijgegaan.

[24] Psalm 67:6-7: “(67:7) De aarde heeft ons gegéven haar gewás, ––zo zegent ons Gód, ónze Gód. (67:8) Gód zal ons zégenen; ––vrezen zullen hem álle éinden der áarde.” (Ps 67:6-7 NB)

Psalm 72:16: 16 Er zal volop koren op aarde blijken te zijn; Op de top der bergen zal overvloed zijn. Zijn vrucht zal zijn als op de Libanon, En zij die uit de stad afkomstig zijn, zullen bloeien als de

Jesaja 29:17: 17 Is het niet nog slechts een zeer korte tijd en de Libanon moet in een boomgaard veranderd worden en de boomgaard zelf zal net als een woud worden geacht?

Jesaja 35:1-2: De wildernis en de waterloze streek zullen zich uitbundig verheugen, en de woestijnvlakte zal blij zijn en bloeien als de saffraan. 2 Ze zal zonder mankeren bloeien, en ze zal werkelijk blij zijn met blijdschap en met vreugdegeroep. De heerlijkheid van de Libanon zelf moet haar gegeven worden, de pracht van de Karmel en van Saron. Er zullen er zijn die de heerlijkheid van Jehovah, de pracht van onze God, zullen zien.

plantengroei van de aarde.

Leviticus 26:3-6: 3 Indien GIJ in mijn inzettingen blijft wandelen en mijn geboden blijft onderhouden en ze werkelijk volbrengt, 4 dan zal ik stellig UW regenbuien op hun juiste tijd geven, en het land zal inderdaad zijn opbrengst geven, en het geboomte van het veld zal zijn vrucht geven. 5 En UW dorsen zal stellig reiken tot UW druivenoogst, en de druivenoogst zal reiken tot het zaaien; en GIJ zult inderdaad UW brood eten tot verzadiging en in zekerheid in UW land wonen. 6 En ik wil vrede brengen in het land, en GIJ zult inderdaad neerliggen, zonder dat iemand [U] doet beven; en ik wil het schadelijk wild gedierte uit het land wegdoen, en geen zwaard zal door UW land trekken.

30:23-26: 23 En hij zal stellig de regen geven voor uw zaad waarmee gij de grond bezaait, en als de opbrengst van de grond, brood, dat vet en olieachtig moet worden. Uw vee zal op die dag op een uitgestrekte weide grazen. 24 En de runderen en de volwassen ezels die de grond bewerken, zullen met zuring gekruid voer eten, dat met de wanschop en met de vork werd gewand. 25 En op elke hoge berg en op elke verheven heuvel moeten stromen, watergreppels, blijken te zijn op de dag van de grote slachting, wanneer de torens vallen. 26 En het licht van de volle maan moet worden als het licht van de gloeiende [zon]; en ook het licht van de gloeiende [zon] zal zevenmaal sterker worden, als het licht van zeven dagen, op de dag dat Jehovah de breuk van zijn volk verbindt en zelfs de zware wonde die het gevolg is van de door hem toegebrachte slag geneest.

[25] Mattheus 15:30-31 “komen talrijke scharen tot hem, met bij zich lammen, kreupelen, blinden, doofstommen en vele anderen, en werpen die hem voor de voeten; en hij geneest hen, zodat de schare zich verwondert als ze aankijken hoe stommen spreken, kreupelen gezond zijn, lammen lopen en blinden kijken; en zij verheerlijken Israëls God.” (NB)

Jesaja 35:5-7: 5 In die tijd zullen de ogen der blinden geopend worden, en zelfs de oren der doven zullen ontsloten worden. 6 In die tijd zal de kreupele klimmen net als een hert, en de tong van de stomme zal een vreugdegeroep aanheffen. Want in de wildernis zullen bruisende wateren zijn opgeweld, en stromen in de woestijnvlakte. 7 En de door de hitte verschroeide bodem zal als een rietpoel zijn geworden, en de dorstige bodem als waterbronnen. In de verblijfplaats van jakhalzen, een rustplaats voor [ze], zal groen gras zijn met riet en papyrusplanten.

Markus 3:9-10: 10 Want hij genas velen, met het gevolg dat allen die ernstige kwalen hadden, zich gewoonweg op hem wierpen om hem aan te raken.

[26] Lukas 23:43: “En hij zegt hem: amen, jou zeg ik, vandaag nog zul je er mét mij zijn, in het paradijs.” (NB)

Johannes 5:28-30: 28 Verwondert U hierover niet, want het uur komt waarin allen die in de herinneringsgraven zijn, zijn stem zullen horen 29 en te voorschijn zullen komen, zij die goede dingen hebben gedaan, tot een opstanding des levens, zij die verachtelijke dingen hebben beoefend, tot een opstanding des oordeels. 30 Ik kan niets uit mijzelf doen; gelijk ik hoor, oordeel ik; en het oordeel dat ik vel, is rechtvaardig, want ik zoek niet mijn eigen wil, maar de wil van hem die mij heeft gezonden.

Handelingen 24:13-15: 14 Dit geef ik u echter toe, dat ik volgens de weg die zij een ’sekte’ noemen, aldus heilige dienst voor de God van mijn voorvaders verricht, aangezien ik alles geloof wat in de Wet is uiteengezet en in de Profeten staat geschreven; 15 en op God heb ik mijn hoop gesteld, welke hoop ook deze [mannen] zelf koesteren, dat er een opstanding zal zijn van zowel de rechtvaardigen als de onrechtvaardigen.

[27] Jesaja 26:19: 19 „Uw doden zullen leven. Een lijk van mij — zij zullen opstaan. Wordt wakker en heft een vreugdegeroep aan, GIJ die in het stof verblijft! Want uw dauw is als de dauw van maluwen, en de aarde zelf zal ook degenen die machteloos zijn in de dood, [als bij een geboorte] uitwerpen.

Daniël 12:1-2: 2 En er zullen er velen zijn van hen die in de stofbodem slapen, die zullen ontwaken, dezen tot leven voor onbepaalde tijd en die tot smaadheden [en] tot afschuw voor onbepaalde tijd.

Mattheüs 22:30-32: 31 Wat de opstanding der doden betreft, hebt GIJ niet gelezen wat door God tot U werd gesproken, toen hij zei: 32 ’Ik ben de God van Abraham en de God van Isaäk en de God van Jakob’?

[28] Jesaja 25:7-8: 8 Hij zal werkelijk de dood voor eeuwig verzwelgen, en de Soevereine Heer Jehovah zal stellig de tranen van alle aangezichten wissen. En de smaad van zijn volk zal hij van de gehele aarde wegnemen, want Jehovah zelf heeft [het] gesproken.

Hosea 13:14: 14 Uit de hand van Sjeool zal ik hen verlossen; uit de dood zal ik hen terughalen.

1 Korinthiërs 15:53-54: 54 Maar wanneer [dit wat verderfelijk is, onverderfelijkheid aandoet en] dit wat sterfelijk is, onsterfelijkheid aandoet, dan zal het woord in vervulling gaan dat geschreven staat: „De dood is voor eeuwig verzwolgen.”

2 Timotheüs 1:9-11: Deze werd ons in verband met Christus Jezus vóór ver in het verleden liggende tijden verleend, 10 maar nu is ze duidelijk zichtbaar gemaakt door de manifestatie van onze Redder, Christus Jezus, die de dood heeft tenietgedaan, maar licht heeft geworpen op leven en onverderfelijkheid, door middel van het goede nieuws, 11 waarvoor ik als prediker en apostel en leraar werd aangesteld.

[29] Jesaja 65:17, 18: “Zie, Ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; en aan wat vroeger is geweest wordt niet meer gedacht, het komt niet meer in de gedachten op: maar vreugde ga Ik voor u scheppen en jubel voor altijd; waarachtig, Jeruzalem wordt door Mij herschapen in een stad vol jubel met een bevolking vol blijdschap.” (WV78)

Jesaja 32:1-2: 32 Zie! Een koning zal regeren voor louter rechtvaardigheid; en wat vorsten betreft, zij zullen als vorsten heersen voor louter gerechtigheid. 2 En een ieder moet als een wijkplaats voor de wind blijken te zijn en een schuilplaats voor de slagregen, als waterstromen in een waterloos land, als de schaduw van een zware, steile rots in een uitgeput land.

Psalm 37:10: “Nog kort - en wie kwaad zaait is heen, zoekt gij naar zijn standplaats - verdwenen!” (WV78)

Openbaring 21:4: “En Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn; geen rouw, geen geween, geen smart zal er zijn, want al het oude is voorbij.’” (WV78)

[30] Openbaring 21 “En de heilige Stad, het Nieuw-Jerusalem, zag ik neerdalen van God uit de hemel, toegerust als een bruid, die voor haar man is getooid. En ik hoorde van de Troon een machtige stem en ze sprak: Zie, de Woonstede Gods bij de mensen: Hij zal zijn Tent bij hen spannen. Zij zullen zijn volk zijn, Hij: God met hen! Elke traan wist Hij weg uit hun ogen; En nooit zal de dood er meer zijn, Geen rouw, geen geween en geen smart; Want het vroegere is voorbij!” (Opb 21:2-4 CANIS)

Jesaja 25:7-8: 8 Hij zal werkelijk de dood voor eeuwig verzwelgen, en de Soevereine Heer Jehovah zal stellig de tranen van alle aangezichten wissen. En de smaad van zijn volk zal hij van de gehele aarde wegnemen, want Jehovah zelf heeft [het] gesproken.

Jesaja 35:10: 10 En het zijn de door Jehovah losgekochten die zullen terugkeren en stellig naar Sion zullen komen met vreugdegeroep, en verheuging tot onbepaalde tijd zal op hun hoofd zijn.

Openbaring 7:15-17: 16 Zij zullen geen honger of dorst meer lijden, ook zal de zon hen niet fel beschijnen noch enige verschroeiende hitte [hen treffen], 17 want het Lam, dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en hen naar bronnen van wateren des levens leiden. En God zal elke traan uit hun ogen wegwissen.”

2 Petrus 3:6-7: 7 Maar door hetzelfde woord zijn de hemelen en de aarde van nu voor het vuur opgespaard en ze worden bewaard voor de dag van het oordeel en van de vernietiging der goddeloze mensen.

[31] 1 Johannes 2:17 ““De wereld met haar begeerte gaat voorbij, maar wie Gods wil doet blijft tot in eeuwigheid.” (1Jo 2:17 NBV)

1Corinthiërs 7:31: “Kortom, zij die met het aardse omgaan, moeten er niet in opgaan; want de wereld die wij zien gaat voorbij.” (WV78)

1Petrus 1:5, 25: 5 “In Gods kracht geborgen door het geloof, wacht gij op het heil, dat al gereed ligt om op het eind van de tijd geopenbaard te worden.” … 25 “maar het woord des Heren blijft in eeuwigheid. En dit woord is de boodschap die u in het evangelie is verkondigd.” (WV78)

[32] Johannes 17:3: “En dit is het eeuwig leven, dat zij U kennen, de enige ware God en Hem die Gij hebt gezonden, Jezus Christus.” (WV78)

Johannes 5:44: “Maar hoe zoudt gij ook kunnen geloven als gij van elkaar eer tracht te verwerven, terwijl gij de eer die van de enige God komt, niet zoekt?” (WV78)

Johannes 3:17: “God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gezonden om de wereld te oordelen, maar opdat de wereld door Hem zou worden gered.” (WV78)

Johannes 17:21, 23, 25: 21 “opdat zij allen een mogen zijn zoals Gij, Vader, in Mij en Ik in U: dat ook zij in Ons mogen zijn opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt.” … 23 “Ik in hen en Gij in Mij, opdat zij volmaakt een zijn en de wereld zal erkennen, dat Gij Mij hebt gezonden en hen hebt liefgehad, zoals Gij Mij hebt liefgehad.” … 25 “Rechtvaardige Vader, al heeft de wereld U niet erkend, Ik heb U erkend, en dezen hier hebben erkend dat Gij Mij gezonden hebt.” (WV78)

[33] Hebreeën 11:6: “en zonder het geloof is het onmogelijk aan God te behagen; wie bij God wil komen, moet geloven dat Hij bestaat en dat Hij beloont allen die Hem zoeken.” (WV78)

1 Kronieken 28:9-10: 9 En gij, mijn zoon Salomo, ken de God van uw vader en dien hem met een onverdeeld hart en met een bereidwillige ziel; want Jehovah doorzoekt alle harten, en elke neiging van de gedachten onderscheidt hij. Indien gij hem zoekt, zal hij zich door u laten vinden; maar indien gij hem verlaat, zal hij u voor eeuwig verstoten. 10 Zie nu, want Jehovah zelf heeft u uitgekozen om een huis als heiligdom te bouwen. Wees moedig en handel.”

2 Kronieken 15:1-2: 2 Dientengevolge ging hij uit [en verscheen] voor Asa en zei tot hem: „Hoort mij, o Asa en heel Juda en Benjamin! Jehovah is met U zolang GIJ met hem bewijst te zijn; en indien GIJ hem zoekt, zal hij zich door U laten vinden, maar indien GIJ hem verlaat, zal hij U verlaten.

Mattheüs 7:7-8: 7 Blijft vragen, en het zal U gegeven worden; blijft zoeken, en GIJ zult vinden; blijft kloppen, en er zal U opengedaan worden. 8 Want al wie vraagt, ontvangt, en al wie zoekt, vindt, en al wie klopt, hem zal opengedaan worden.

Hebreeën 11:5-6: 6 Bovendien is het zonder geloof onmogelijk [hem] welgevallig te zijn, want wie tot God nadert, moet geloven dat hij bestaat en dat hij de beloner wordt van wie hem ernstig zoeken.

[34] 1 Petrus 5:6, 7: “Houdt u dan klein onder de sterke hand van God: Hij zal u te zijner tijd omhoogheffen. Schuift al uw zorgen op Hem af, want Hij heeft zorg voor u.” (WV78)